Beeldvorming en zingeving
Zingeving – wat een individu ervaart als betekenisvol – wordt gezien als een centraal aspect van welbevinden. Bij ouderen komen zingevingsvragen meer onder de aandacht. Het lectoraat Zorg rond het Levenseinde van de Avans Hogeschool is geïnteresseerd in de vraag hoe ouderen de herfst van hun leven beleven. De achtergrond van een stijgende levensverwachting en een daarbij toenemend aantal ouderdomsgerelateerde gezondheidsproblemen vergroot het belang van deze vraag. Ook willen we weten welke lessen we van ouderen kunnen leren voor een goede oude dag. Voor dit doel voeren we diepgaande gesprekken met ouderen. De gesprekken waren open van karakter en alleen op hoofdlijnen gestuurd door een vooraf opgestelde onderwerpenlijst.
Kijkrichting
Het gehanteerde perspectief bij de interviews is bepaald door de centrale eis die aan burgers gesteld wordt in de participatiesamenleving: zoveel mogelijk zelf doen met het steunnetwerk en dan pas professionele ondersteuning. Voeren van eigen regie en aanpassen aan verminderend vermogen zijn daarbij belangrijk. Hierbij is een aantal theorieën ondersteunend. In de eerste plaats de Self Determination Theorie (SDT; Ryan, 2000) die autonomie, het verbonden en competent zijn centraal stelt. Voorts het model van positieve gezondheid (Huber, 2014), waarin het vermogen van mensen zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen passend is bij de genoemde kenmerken van de participatiesamenleving en de SDT. Het aanpassen, tenslotte, is in beeld gebracht vanuit het diamantmodel van Leget en anderen waar innerlijke ruimte plaats biedt voor bezinning op de vijf schijnbaar tegenstelde facetten: doen-laten, vasthouden-loslaten, vergeven-vergeten, geloven-weten en ik-de ander (van Leeuwen, Leget & Vosselman 2016).
Positieve waardering ondanks …
Jan (95, weduwnaar), Ben (93, weduwnaar), Christ (87, weduwnaar), Charlotte (89, weduwe), Aleid (88, alleenstaand), Fenna (82, gescheiden), Tineke (79, weduwe en gescheiden) en Riet (78, weduwe), zijn geïnterviewd. De respondenten zijn via het netwerk gekozen op leeftijd (ouder dan 75) en bekend met lichamelijke, sociale, cognitieve en/of praktische tegenslagen. Allen – behalve Jan die sinds een half jaar in een verzorgingshuis verblijft – wonen thuis en hebben kinderen, behalve Christ. Ondanks de tegenslagen die hen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied treffen, vinden ze zichzelf gezond en scoren hun kwaliteit van leven meestal hoog. Hun vermogen zich aan te passen aan wat hen overkomt en hierin een eigen weg te vinden past goed bij het moderne concept van positieve gezondheid. Ondanks de positieve score op gezondheid en levenskwaliteit is Tineke eenzaam, voelt Riet zich alleen, zeggen zowel Charlotte en Fenna het niet te betreuren als ze morgen niet meer wakker worden. Bijna iedereen geeft aan waar de verwachte grenzen liggen van hun wil om te leven.
‘Er nog toe doen’, verwacht worden door anderen
Actief en betekenisvol zijn is belangrijk. Over het algemeen gebruiken ze eerder opgedane beroepscompetenties. Zo verzorgt huisvrouw Riet als vrijwilligster bijeenkomsten met zieken, is antropoloog Christ gids in een bekende kerk, is docente Aleid secretaris van een geloofsgemeenschap en kan Fenna haar onderwijskwaliteiten kwijt bij de introductie van beginnende bridgers. Directeur Ben gebruikt zijn overstijgende blik om te reflecteren op het leven en hier columns over te schrijven en boer Jan laat zich verzorgen en geniet van de bomen en de planten die hij vanuit zijn kamer kan zien. Maatschappelijk werkster Tineke begeleidt oudere dakloze verslaafde vrouwen. Charlotte, huisvrouw en opgeleid als maatschappelijk werkster, ten slotte, “heeft er geen zin meer in, de fut is er uit.”
Betekenisvol zijn betekent dingen doen die je kunt, die aansluiten bij wie je bent en gewaardeerd worden door anderen. Terecht merkt Aleid (herstellende van kanker) op “dat je het wel op moet kunnen brengen.”
Verbondenheid
Ouder worden gaat vaak gepaard met het wegvallen of niet beschikbaar zijn van naasten en veroorzaakt soms verminderde aansluiting. “Alle vrienden en familie zijn dood” (Charlotte). Jan, Ben, Riet, Tineke en Charlotte ondervinden juist heel veel steun van de kinderen en familie is steeds belangrijker voor hen. Christ weet zich omringd door naasten. De aanwezigheid van anderen is echter een onvoldoende voorwaarde voor verbinding. Tineke mist de borging bij een partner, ‘die een arm om haar heen kan slaan’, waardoor ze zich eenzaam voelt ondanks de vele contacten die ze heeft. Fenna verwoordt dit verlangen naar borging als “het leven zou betekenisvol zijn als ik een liefdevolle relatie zou hebben, om samen dingen te kunnen doen.” Christ, Aleid, en Ben laten enkele belangrijke factoren voor succesvolle binding zien: open staan voor anderen, nieuwsgierige betrokkenheid op de ander en de wereld, het verlangen om deelgenoot te zijn van de omgeving. “Je moet er wel iets voor doen” zegt Riet, “het komt niet zo maar op je af”.
Voeren van eigen regie
Voeren van eigen regie is voor allen belangrijk: Charlotte: “ik wil het op mijn eigen manier kunnen doen”. Tineke: “eigen regie voeren is als een baken voor me.”
Binnen hun krimpende wereld en verminderende mogelijkheden verandert de aard van de eigen regie. Deze verandering kost moeite, maar het zoeken van passende ondersteuning gaat de meesten verrassend soepel af. Allen zien dat je nooit precies kunt zeggen hoe het zal zijn als je overkomt wat je vreest.
Verschillende respondenten noemden de zelf gekozen dood als voorbeeld om regie te voeren in hun leven. Dit uit zich in opgestelde euthanasieverklaringen (Fenna, Tineke, Charlotte, Aleid). “Eruit kunnen stappen als ik dat zelf wil, dat geregeld hebben is belangrijk“ (Tineke, die lid is van de Coöperatie Laatste Wil).
Hulp van anderen
Er zijn vele vormen van ondersteuning zichtbaar zoals de masseur, pedicure en de belastingadviseur. Voor klussen en vervoer zijn er kinderen, kleinkinderen, vrienden en bedrijven waar ze duurzaam aan verbonden zijn. Voor het huishouden, boodschappen en koken is er hulp uit het grijze of zwarte circuit. Voor multi-mediale hulp is er een student aan huis of kleinkind. Deze ondersteuning is gebaseerd op duurzame relaties die gebaseerd zijn op vertrouwen en is sterk informeel van karakter, niet gefragmenteerd of bureaucratisch.
De geïnterviewde ouderen zijn zich bewust van de zich terugtrekkende overheid en de toenemende druk op hen als individu en hun netwerk. Er was weinig geld en veel sociale (gezins-) steun. Ben: “vroeger hadden ze meer kinderen dan koeien”. Nu is dat andersom: er wordt veel eigen kracht geëist en de sociale steun is maatschappelijk een schaars goed.
Aanvaarden, aanpassen
Eigen regie voeren veronderstelt ook het vermogen te aanvaarden wat op je pad komt en je hieraan aan te passen. Dat blijkt over het algemeen goed te gaan. Het levensverhaal wordt passend gemaakt bij de veranderende omstandigheden.
Allen hebben een leven waarin ze getekend zijn door tegenslagen of ziekte. Behalve Geert hebben ze allen, meestal na een lijdensweg, hun partner en een of meerdere kinderen (Ben en Fenna ieder een zoon en Jan drie zonen) verloren. Allen hebben één of meerdere chronische ziekten. En ondanks dit alles zeggen ze dat ze gezond zijn en dat ze hun kwaliteit van leven waarderen. Jan neemt wat er komt: “wat is geweest is niet meer en wat komt daar zijn we nog niet, je moet het doen met wat er nu is.” Zijn reactie naar de door spijt gekwelde veroorzaker van de dood van zijn tragisch verongelukte zoon is een voorbeeld van aanvaarding: “je kon er niets aan doen, jij en wij moeten immers door met het leven.”
Veerkracht
Allen vinden op de een of de andere manier de kracht om zich bij tegenslagen weer op te richten. Behulpzaam daarbij zijn de waardevolle sociale contacten met familie en vrienden. ‘Verwacht worden door anderen’, helpt. De tijd is ook een bondgenoot zoals Christ, nu zo’n tien jaar na de dood van zijn vrouw, zegt: “de aanvankelijke leegte vult zich met herinnering”. Riet zegt: “De glans is er af maar ik doe het ermee en maak er iets van.”
Aanpassen aan achteruitgang is gemakkelijker door te focussen op wat nog kan in plaats van wat niet meer kan. ‘Tellen van je zegeningen’, ‘zien van het geluk in de kleine dingen’, ‘niet in het vooruit tobben’ en ‘relativeren’ zijn enkele sleutelwoorden.
Zowel religie als opvoeding bieden steun. De geloofsovertuigingen van weleer zijn weliswaar veranderd maar de spiritualiteit krijgt vaak een andere vorm. Jan is Rooms-Katholiek en bidt nog dagelijks. Charlotte en Fenna keerden God de rug toe. Tineke, ‘vrolijk Hervormd’, ziet God als een goudklompje of een licht in zichzelf dat haar helpt. Ben is Rooms-Katholiek en vindt dat God door de mens geschapen is. Aleid: “Het geloof of god is als een schaduw die met je meeloopt, het geloof blijft altijd bij je.”
De genoten opvoeding is voor Charlotte, Fenna, Jan, Christ en Ben een houvast: “wat je van huis meekrijgt daar moet je het je hele leven mee doen.”
Grenzen
De grenzen van hun vermogen om mee te veren komt op verschillende manieren in beeld. Vermoeidheid speelt een rol bij de meesten, soms door het belaste leven (Tineke “ik heb al zo veel meegemaakt” en Fenna “ik moet alles zelf doen, ben teleurgesteld in mijn kinderen: de tuin ligt vol met dode mussen”), door het gevoel van nutteloosheid (Charlotte “wie zit er op mij te wachten, iedereen is dood”, Fenna: “ik ben vervangbaar”), soms door verdwijnende vitaliteit (Charlotte, Ben, Christ en Jan) of door chemobehandeling (Aleid). Door meer te rusten passen ze zich aan de mogelijkheden aan. Gevoel van eenzaamheid hangt vaak samen met het missen van een partner.
Allen geven aan wanneer het leven niet meer wenselijk zal zijn. Dat zit in het krijgen van een ongeneeslijke ziekte, het verlies van geestelijke vermogens, te grote afhankelijkheid of los komen staan van anderen, er niet meer toe doen. Enkelen zouden niet meer willen leven als ze bijvoorbeeld door cognitieve achteruitgang (Charlotte, Fenna, Tineke, Riet, Aleid) of door het onvermogen te communiceren (Jan), of door overgeleverd te zijn aan de zorg door anderen, geen eigen regie meer kunnen voeren (Aleid).
Zin in leven én verlangen naar het einde?
De zin die de geïnterviewden in hun leven ervaren is gelaagd en verandert met de wisselende omstandigheden en mogelijkheden. Dit vermogen tot herdefiniëring wordt in de ouderdom sterk aangesproken. Deelname aan de samenleving is belangrijk en vergt inspanningen van zowel het individu als de samenleving. De ouderdom brengt uitdagingen die een zinvol bestaan bedreigen, zeker gezien de teruglopende mogelijkheden. Maar de zin in leven kan ook hand in hand gaan met een verlangen naar het einde ervan.
Foto cover Geron 2019-1: Claudia Kamergorodski in: ‘100 % leven. Levenslessen van honderdplussers’ (2018) van Yvonne Witter. Amsterdam: Uitgeverij SWP.