Lees verder
Sinds 2015 worden zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid voor elkaar door beleidsmakers sterk benadrukt. Avans Hogeschool in Den Bosch onderzocht door middel van semigestructureerde interviews, welke factoren van invloed zijn op de maatschappelijke betrokkenheid van zelfstandig wonende 75-plussers.

Vraagstelling

Vanwege de haalbaarheid van dit kwalitatieve onderzoek is gekozen voor een gemeente waar sprake is van (dubbele) vergrijzing,  de gemeente Sint-Michielsgestel. De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt: Welke factoren ervaren zelfstandig wonende 75-plussers als van invloed op hun maatschappelijke betrokkenheid?

Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag is literatuuronderzoek gedaan en zijn interviews afgenomen onder elf zelfstandig wonende 75-plussers. Voor de interviews is gebruik gemaakt van een semigestructureerd interviewschema. Om het interviewschema te ontwikkelen zijn de begrippen ‘belemmerende factoren’, ‘bevorderende factoren’ en ‘maatschappelijke betrokkenheid’ door middel van een operationalisatie meetbaar gemaakt. Dit heeft geleid tot een aantal dimensies en indicatoren waaruit interviewvragen zijn voortgekomen. De respondenten (zes vrouwen en vijf mannen) zijn met hulp van KBO Brabant geworven. De leeftijd van de respondenten varieert tussen de 75 en 90 jaar.

Beïnvloedende factoren bij ouderen volgens de literatuur

Uit diverse onderzoeken zijn factoren naar voren gekomen die van invloed zijn op de maatschappelijke betrokkenheid van ouderen in zijn algemeenheid, te weten individuele karakteristieken, middelen, sociaal contact, sociale integratie en sociale rollen zoals  beschreven in de Hybrid Theory van Einolf en Chambre (2011). Gezondheidsproblemen zijn een frequent genoemde barrière, evenals financiële beperkingen. Bijkomende kosten van maatschappelijke participatie kunnen een belangrijke belemmering zijn (Warburton e.a., 2007). Tevens blijkt uit onderzoek dat vrijwilligers veelal geworven worden door vrienden, kennissen en buren. Het ‘via via’ gevraagd worden voor vrijwilligerswerk kwam uit onderzoek van Warburton et al. (2007) als meest belangrijke stimulans tot vrijwilligerswerk naar voren.

Een interne factor die volgens de literatuur van invloed is, betreft de mate waarin een oudere de waarde altruïsme/wederkerigheid in het vaandel heeft staan (Perry e.a., 2008; Souza & Dhami, 2008; Dury e.a., 2015).

Religiositeit blijkt uit onderzoek van Dury e.a.een significant positieve relatie te hebben met het doen van vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk kan worden gezien als een manier om contact te houden met anderen en verloren rollen te vervangen (Musick & Wilson, 2008). Scheiden heeft volgens onderzoek van Dury e.a. een significant negatieve relatie met vrijwilligerswerk. Redenen die hieraan ten grondslag kunnen liggen zijn emotionele en financiële stress en verhoogde negatieve sociale uitwisseling ten gevolge van een scheiding.

Ook de buurt waar mensen wonen lijkt van invloed. Onderzoek van Ahn e.a. (2011) laat zien dat oudere vrijwilligers de betrokkenheid bij de gemeenschap als zeer belangrijk ervaren. Ouderen die woonachtig zijn in flats en portiekwoningen gelegen in een multiculturele woonomgeving in steden zijn doorgaans minder maatschappelijk betrokken. De oorzaak is dat er minder contacten zijn in deze buurten (Thomèse, 2007). Tot slot blijkt uit diverse onderzoeken dat een hoger opleidingsniveau een significante voorspeller van maatschappelijke betrokkenheid is (Musick & Wilson, 2008; Tang, 2008; Dury e.a., 2015; Hoeymans, 2009; Adler e.a., 2008).

Beïnvloedende factoren volgens de respondenten, 75-plussers

Het grootste deel van de factoren zoals beschreven in de literatuur wordt herkend door de respondenten. Een aantal van hen ervaart de invloed ervan op hun maatschappelijke betrokkenheid. Het gaat om de volgende factoren:

  • Burgerlijke staat
  • Netwerk
  • Waarde maatschappelijke betrokkenheid
  • Opleiding
  • Gezondheid
  • Waardering en dankbaarheid
  • Leeftijd
  • Religiositeit
  • Financiële situatie
  • Gemeenschap
  • Wederkerigheid
  • Zelfgerichte motieven
  • Sociale rollen

Het netwerk lijkt een belangrijke factor te zijn voor de bevraagde 75-plussers, omdat zij op deze manier meer maatschappelijk betrokken zijn. “Ja door de contacten en door de uitwisseling van gedachten, je praat ergens over, over maatschappelijke dingen maar ook over het dorp”. Dit belang lijkt vooral te zitten in het hebben van contacten die de ouderen kunnen leiden naar een vorm van maatschappelijke betrokkenheid. Alle respondenten ervaren de invloed van het netwerk op hun maatschappelijke betrokkenheid. Acht personen zijn of worden regelmatig gevraagd om vrijwilligerswerk te doen of ergens/iemand te helpen. Een respondent zegt hierover: “Ja dat is bij alle vrijwilligerswerk, ja dat heb ik wel ervaren. Dat je eigenlijk van het ene in het andere rolt”.

Meer dan de helft van de respondenten ervaart en benoemt het belang van waardering en dankbaarheid met betrekking tot maatschappelijke betrokkenheid. Een respondent zegt hierover: “Je krijgt er toch veel dankbaarheid door en veel waardering. Want je kunt wel zeggen, ja je doet het als vrijwilligers, je doet dat ook deels voor jezelf. Je doet dat ook omdat je vindt dat je daar een inbreng in moet hebben, maar ook omdat je toch wel die respons wil hebben”.
Ook de behoefte aan contact en plezier worden meermaals genoemd. “Als ze je kennen gaan ze vragen stellen of ze maken een praatje en daar is het om te doen hé. Voor mij dan”.

Een respondent geeft aan geen verplichtingen meer te willen dragen. Een andere respondent: “Ik hoef niet de uiterste verantwoordelijkheid, dat hoeft niet, dat heb ik genoeg gehad”.

Een aantal respondenten zegt dat de ‘soort samenleving’ van invloed kan zijn op hun maatschappelijke betrokkenheid. “Ik denk dat als ik in een grote stad zou wonen dat het minder zou zijn. Niet nul, want God, ja je hebt een bepaalde instelling en karakter, maar dat zou zeker minder zijn”. Twee respondenten geven aan dat de buurt veranderd is; er is minder contact. Zij ervaren dit echter niet als een belemmering voor hun maatschappelijke betrokkenheid. “Het is zoals het is, dus dat laten we verder zo”. Volgens een van de respondenten geeft de buurt kader en sfeer. Hij benoemt dit als een bevorderende factor voor zijn maatschappelijke betrokkenheid. Volgens een andere respondent is het ‘elkaar kennen’ van belang. “Dat je elkaar niet als wildvreemde tegenkomt”. Ook een andere respondent benoemt dit als bevorderend.

Vier respondenten die tevens (ex-)mantelzorger zijn, geven aan dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in hun maatschappelijke betrokkenheid. Ten gevolge van de mantelzorgtaken wordt minder hulp aan anderen gegeven. “Want ik ben zowat twee jaar eigenlijk niet het huis uit geweest omdat ik ze niet alleen kon laten, dus daardoor neem je ook minder deel aan het maatschappelijk leven”. Drie respondenten ervaren hun partner als bevorderend voor hun maatschappelijke betrokkenheid. “Nou die heb ik niet kunnen missen zeg maar met al die dingen kunnen en mogen doen”. Van drie respondenten doet de partner ook aan vrijwilligerswerk. Een respondent is na het overlijden van zijn partner vrijwilligerswerk gaan doen. “Als je alleen komt te staan is het wel prettig om in een groep mensen te kunnen werken”.

Verschillende respondenten geven aan dat ‘de jaren gaan tellen’, zij ervaren wel de invloed van hun leeftijd maar zien dit niet als belemmering. Door twee van hen wordt levenservaring  als bevorderend ervaren. “Door al die ervaring die je opdoet en waar je tegen aanloopt, de ervaring en dat verrijkt je leven heel erg”.
Slechts twee respondenten ervaren hun gezondheid als een belemmering voor hun maatschappelijke betrokkenheid. “Anders zou ik daar best nog meer in doen ja. Als ik nog vlot vooruit kon. Ik ben nou te afhankelijk van, ik kan toch niet wat ik wil. En dat is voor mij het probleem”.

Zes respondenten ervaren hun opleiding als bevorderlijk voor hun maatschappelijke betrokkenheid. “Je doet ontzaglijke vakkennis op en van die vakkennis maak je nu gebruik”. Twee respondenten hadden graag meer talenkennis opgedaan.  “Ik heb soms wel eens op vergaderingen en bij discussies geweest dat ik moest eh toch merkte als ik iets meer ja, gestudeerd had dat ik toch makkelijker aan de discussie had kunnen deelnemen.”

Niet alle factoren uit de literatuur worden door de respondenten in dit onderzoek herkend. Met name de invloed van religiositeit en de financiële situatie worden door weinig respondenten ervaren. “Dat doe ik toch wel, ben ik niet katholiek voor. Nee dat heeft niks met geloof te maken”, aldus een van de respondenten.

Ook zijn er twee factoren genoemd die niet uit de geraadpleegde literatuur naar voren zijn gekomen, namelijk opvoeding en karakter. Hieruit kan worden afgeleid dat er nog steeds nieuwe informatie te ontdekken is met betrekking tot dit onderwerp.

Bevindingen

Uit de interviews is gebleken dat de ervaring van 75-plussers omtrent factoren die van invloed zijn op maatschappelijke betrokkenheid gedeeltelijk overeenkomen met de factoren uit de geraadpleegde literatuur. Tussen de ouderen onderling zijn er wel verschillen. Uit zowel de literatuur als de interviews komt naar voren dat het netwerk een belangrijke factor lijkt te zijn voor deze groep ouderen met betrekking tot maatschappelijke betrokkenheid.

 

Foto cover Geron 2019-1: Claudia Kamergorodski in: ‘100 % leven. Levenslessen van honderdplussers’ (2018) van Yvonne Witter. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Literatuurlijst

  1. Ahn, S., Phillips, K.L., Smith, M.L., & Ory, M.G. (2011). Correlates of volunteering among aging Texans: The roles of health indicators, spirituality, and social engagement. Maturitas, 69257-262. doi:10.1016/j.maturitas.2011.04.002
  2. Einolf, C. & Chambré, S. (2011). Who volunteers? Constructing a hybrid theory. International Journal of Nonprofit and Voluntary Sector Marketing, 16, 298-310.
  3. Gerritsen, M. (2015). Basiswerk maatschappelijk werk en dienstverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  4. Hoeymans, N. (2009). Maatschappelijke participatie bij ouderen. TPEdigitaal 3(2) 53-66.
  5. Musick, M. & Wilson, J. (2008). Volunteers: A social profile. Bloomington: Indiana University Press.
  6. Perry, J., Brudney, J., Coursey, D. & Littlepage, L. (2008). What drives morally committed citizens? A study of the antecedents of public service motivation. Public Administration Review, 68, 445-458.
  7. Souza, K.A. & Dhami, M.K. (2008). A study of volunteers in community-based restorative justice programs. Canadian Journal of Criminology and Criminal Justice, 50, 31–57. doi:10.3138/cjccj.50.1.31.
  8. Tang, F. (2008). Socioeconomic disparities in voluntary organization involvement among older adults. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 37, 57-75.
  9. Thomése, F. (2007). Woonomgeving. In: Van Tilburg, T. en Jong Gierveld, J. de (red.). Zicht op eenzaamheid. Achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum.
  10. Warburton, J., Paynter, J. & Petriwskyj, A. (2007). Volunteering as a productive aging activity: incentives and barriers to volunteering by Australian seniors. Journal Of Applied Gerontology, 26(4), 333-354.