Lees verder

 

Foto interview Floris Alkemade

Floris Alkemade is van origine architect. Met zijn eigen architectenbureau werkte hij veel in Frankrijk voor ondermeer de Franse overheid.

Daarnaast is hij sinds 2015 Rijksbouwmeester, omdat hij het ontwerpvak en de politieke dimensie die daaraan verbonden is dichter bij elkaar wil brengen. Ook werkt hij in het onderwijs. Hij was onder andere negen jaar gastprofessor in Gent.

Sinds 2014 bekleedt hij een positie als lector Architectuur aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Hoe hij al deze taken kan vervullen? “Ik heb het druk omdat ik overal tijd voor heb.”


Lezers van Geron zijn waarschijnlijk heel benieuwd; wat doet een Rijksbouwmeester?

Rijksbouwmeester is een oude titel. Vroeger was het de ‘Architect des Konings’, die zich bezig hield met Koninklijke paleizen. In de loop van de tijd is dit verbreed naar de zorg voor de architectonische kwaliteit van de bouwwerken van het Rijk, waaronder bijvoorbeeld gevangenissen, het Binnenhof, monumenten en ander Rijksvastgoed. Een Rijksbouwmeester heeft het recht om direct aan het kabinet adviezen uit te brengen, gevraagd of ongevraagd. Hij heeft daarbij grote vrijheid om zijn eigen agenda te definiëren.

Maar, ik zie mijn rol breder. Ik probeer nadrukkelijk te kijken naar grote maatschappelijke vragen die leven en hoe daar architectonische ontwerpkracht aan gekoppeld kan worden. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer je niet de goede vragen stelt, je geen goede architectuur als resultaat kunt hebben. Ook al heeft Nederland heel goede architecten, knappe professionals, architectuur gaat verder dan de vraag van de markt; het moet breder verantwoordelijkheid nemen voor maatschappelijke vraagstukken. Daarbij vind ik solidariteit als ontwerpopgave heel belangrijk.

 

Architectuur gaat verder dan de vraag van de markt; het moet breder verantwoordelijkheid nemen voor maatschappelijke vraagstukken

Hoe agendeert u dit?

Ik heb samen met de Rijksadviseurs Berno Strootman en Daan Zandbelt Panorama Nederland uitgebracht, wat een aantal thema’s in samenhang aanpakt. Hoe gaan we om met water, platteland, wijken? En nadrukkelijk ook gekoppeld aan hoe we meer tijd voor elkaar kunnen hebben. Het doel van alles wat we beschrijven in de Panorama is uiteindelijk om na te denken over wat voor maatschappij we willen. En daar hoort een bepaalde infrastructuur en woning-/stedenbouw bij.

Interessante vragen zijn bijvoorbeeld: kun je woningen zo bouwen dat mensen minder noodzaak hebben om veel te reizen? Kun je een verdere overbelasting van infrastructuur voorkomen door woningen op de juiste plekken te bouwen? Kijk, er zijn 7.8 miljoen woningen, en wat we zien is dat er een groei is naar 40% eenpersoonshuishoudens die deze woningen bezetten. In populair stedelijke gebieden is dit zelfs 50%. Eengezinswoningen worden veel en steeds vaker bewoond door één persoon. 27% van de huishoudens is 65+, en als je kijkt naar de komende vergrijzing, dan zijn we er nog lang niet. Het percentage zal toenemen. Dat betekent iets voor de woningvoorraad. Er wordt gezegd dat we de komende decennia 1 miljoen nieuwe woningen moeten bouwen. Gaan we die dan in nieuwe Vinexwijken rondom de stad bouwen, waardoor er bij wijze van spreken 2 miljoen nieuwe auto’s bij komen, of kunnen we de pijl omkeren en bestaande woningen in de stad ombouwen?

Recent onderzoek toont aan dat 42% van de 65+ huishoudens wil verhuizen door (te verwachten) gezondheidsproblemen. Opgeteld betekent dit dat er op dit moment een kleine 1 miljoen woningen zijn met 65+ huishoudens die willen verhuizen, onder de juiste voorwaarden uiteraard. Het sociaal netwerk van veel ouderen erodeert. Zij willen op zich wel verhuizen, maar wel in dezelfde buurt blijven wonen, omdat daar de contacten zijn. En ze willen liever een huurwoning.

Niemand kijkt uit naar de laatste periode van ouder worden: de periode van kwetsbaarheid, van zwakte. Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat kwetsbaarheid en zwakte voor een groot gedeelte ondervangen kan worden door beter na te denken over woning en woonomgeving. En dat is een ontwerpopgave. Het heeft te maken met nadenken over: hoe kunnen we vergrijzing definiëren als een volwaardige fase van onze ontwikkeling? Niet alleen de focus op een onvermijdelijk einde, maar een inhoudsvolle laatste levensfase ontwikkelen. Onderdeel blijven van de samenleving en niet aanvaarden dat je aan de zijkant staat en minder relevant bent.

Onze observatie is dat het veel logischer is om een miljoen bestaande huizen vrij te maken door de ouderen die daar nu liever uit willen verhuizen een goed alternatief te bieden. Dus kunnen we beter in bestaand bebouwd gebied nieuwe kleinere huurappartementen bouwen, geschikt gemaakt voor een ouder wordende bevolking. En voor oudere mensen is het daarbij belangrijk dat zij meer zaken kunnen delen maar nadrukkelijk daar wel zelf de regie op kunnen houden. Een mooi voorbeeld is het ‘hofjeswonen’. Daar hebben mensen wel hun eigen woning, maar delen zij een gemeenschappelijke tuin met andere hofjesbewoners. Zo kunnen ze elkaar vinden en met elkaar betrokken zijn. Een sterk sociaal netwerk is net zo belangrijk als een dak dat niet lekt. In een vorm van woningbouw waarbij je andere samenlevingsvormen mogelijk maakt, is alles te combineren, prachtig te integreren.

Het is daarom belangrijk om te kijken waar de groei en de echte vraag zit. Als je mensen een aantrekkelijk alternatief geeft, speel je een miljoen woningen vrij waar nu vanuit andere groepen in de samenleving vraag naar is. Ook moeten we de uitgestelde vergrijzing in de gaten houden; over 20 jaar komen er weer miljoenen woningen vrij. Ik ben ervan overtuigd dat bestaande woonwijken interessanter en leefbaarder worden als de ouder wordende bevolking juist dáár, in hun eigen omgeving goed wordt gehuisvest. Dit voorkomt dat we ouderen als aparte groep wegzetten; maak ouderen en vergrijzing deel van de veranderende woonwijk die juist daardoor meer kwaliteit krijgt.

 

Ik ben ervan overtuigd dat bestaande woonwijken interessanter en leefbaarder worden als de ouder wordende bevolking dáár goed wordt gehuisvest. Maak ouderen en vergrijzing deel van de veranderende woonwijk die juist daardoor meer kwaliteit krijgt

U schetst hier uw visie. Wat voor handvatten heeft u om uw visie in de praktijk te krijgen?

Niet heel veel. Ik heb wel invloed, maar geen directe macht. Wat ik probeer is om een beweging in gang te zetten via het uitschrijven van ontwerpprijsvragen. Jaarlijks schrijf ik een ontwerpprijsvraag uit. In 2015 hadden we Home away from home, in 2017 Who Cares en in 2019 Panorama Lokaal. De aanleiding van de eerste was de vluchtelingencrisis, maar het ging in feite om een huisvestingscrisis. De urgentie die we voelen om daar iets mee te doen stimuleert om na te denken over slimmere en flexibelere vormen van woningbouw. Die uitkomst is voor heel veel Nederlanders, naast de vluchtelingen, ontzettend waardevol.

Who Cares was gericht op het nadenken over veranderingen in zorg en langer thuis wonen en wat dit betekent voor veranderingen die nodig zijn in woonwijken. Aan de prijsvraag mochten alleen teams meedoen die tenminste bestonden uit architecten en zorgprofessionals. Zo konden we twee heel verschillende domeinen koppelen, die door hun samenwerking heel anders gingen denken en werken. Met uiteindelijk betere en intelligentere plannen.

De laatste prijsvraag, Panorama Lokaal, schrijven we als College van Rijksadviseurs uit in samenwerking met een groot aantal partijen. Deze prijsvraag sluit aan op de Panorama Nederland. We zetten deze in twee rondes uit. In de eerste ronde kunnen coalities gesloten tussen gemeentes, woningcorporaties, burgers, et cetera, zich aanmelden. Doel is om de transformatie van woonwijken in randen van steden te laten samenkomen met het buitengebied, zodat verbindingen worden gelegd tussen stad en buitengebied en het groen in de steden wordt gehaald in plaats van andersom. Gemeentes die inschrijven committeren zich om een maximale inspanning te verrichten om de plannen ook daadwerkelijk uit te voeren. In de tweede ronde worden plannen geselecteerd, de vraagstelling aangescherpt en gekoppeld aan meerdere ontwerpers. Ook hier is het weer belangrijk om via het formuleren van de juiste vraag te kijken wat mogelijk is. (Noot: het interview vond plaats in april 2019.)

Worden bewoners daarin ook betrokken?

Jazeker, nadrukkelijk. Een belangrijk selectiecriterium is: hoe betrek je burgers? Zij moeten onderdeel uitmaken van de coalities die in kunnen schrijven. Plannen worden beoordeeld op de kracht van hoe je dát doet; goede burgerbetrokkenheid is namelijk verre van eenvoudig om goed te organiseren.

Hoe kijkt u tot nu toe aan tegen het instrument ‘ontwerpprijsvraag’? Wat heeft het u/ons tot noch toe geleerd?

Wat we merken is dat ontwerpkracht veel kan betekenen in alle nieuwe en grote vraagstukken die op ons afkomen. En dan bedoel ik met name in het verbeelden van toekomstige veranderingen in de samenleving en te laten zien welke kansen en mogelijkheden er zijn om daarmee om te gaan. Complexe vragen hebben geen enkelvoudig antwoord, in onze prijsvragen selecteren we vele winnende plannen die we naar uitvoering begeleiden. En kijk maar eens, 2050 is even ver van ons af als 1990. Die andere toekomst waarop we ons in ons Panorama op richten is dus niet zo ver als het lijkt. In zo’n periode is zoveel winst te behalen, en verbeeldingskracht is daarin heel belangrijk om vanuit een gedeeld verlangen aan te zetten tot actie.

Een ander punt dat we geleerd hebben is dat het belangrijk is om multidisciplinaire teams te vormen, architecten ontwerpen beter als ze meer kennis aan boord halen. We vragen vernieuwing en dat brengt lastig te overwinnen barrières met zich mee, maar daar waar het moeilijk wordt, ligt de essentie. Door die barrières te beslechten kan echt verder gegaan worden. Het is daarom belangrijk om de teams te blijven begeleiden. Wij hebben de multidisciplinaire teams bijvoorbeeld een coach meegegeven die kan helpen bij de omgang met bestaande regelgeving of het vergaren van nog ontbrekende kennis op ander gebieden. Een koppeling maken tussen sectoren is voor iedereen leuk en het klinkt als vanzelfsprekend, maar het moet wel georganiseerd worden. Ik zie voor mezelf een rol in het bij elkaar brengen van die kennis en creativiteit.

 

Een koppeling maken tussen sectoren is voor iedereen leuk en het klinkt als vanzelfsprekend, maar het moet wel georganiseerd worden

De vier grote opgaven in Panorama Nederland zijn verwoord als ‘Water verbindt ons’, ‘Rijk boerenland’, ‘Meer tijd voor elkaar’, en ‘Nieuwe Energie’. Denkt u dat, naast in ‘meer tijd voor elkaar’, in de andere 3 elementen ook de rol van vergrijzing zit?

Ja, wat ik vaak heb gezegd is dat we vergrijzing niet continu moeten definiëren als een probleem om op te lossen. Vergrijzing is een vorm van luxe, een teken van welvaart. We krijgen er een extra levensfase bij. Dat is een cadeau, ook aan de maatschappij. Veel mensen hoeven niet meer voor het geld te werken, en kunnen nog jaren actief leven na hun pensioen. In die tijd kunnen zij op een prachtige manier bijdragen met hun kennis en ervaring. Daar kunnen zij en wij veel plezier van hebben. Vrijwilligerswerk gaat veel meer inhoud krijgen, veel meer een maatschappelijke betekenis, buiten het dominante marktdenken wacht een wereld van verwondering en relevantie. Dan gaat vergrijzing ook winst opleveren. Ik vind het belangrijk om niet voortdurend te focussen op het laatste halve levensjaar met problemen, maar om ook de focus te leggen op de waarde van de periode ervóór. Hoe geef je ouderen een zinvolle betekenis in de maatschappij, met de kennis en tijd die ze tot hun beschikking hebben?  We moeten het niet alleen over de zorgvraag hebben maar ook over ontwikkelingskansen van ouderen.

Ik ben er bijvoorbeeld van overtuigd dat sterkere stad-land relaties prachtig kunnen zijn. Bijvoorbeeld door boeren en burgers meer met elkaar te verbinden waardoor boeren ontsnappen aan de voortdurend opgelegde schaalvergroting en een stabiel inkomen verdienen en duurzaam kunnen telen. Hierdoor kan een prachtige sociale functie hersteld worden waarin samengewerkt wordt aan een duurzame gezonde voedselproductie, gekoppeld aan woonkwaliteit. Door dergelijke verbindingen blijven mensen actief en betrokken en zullen (zorg)kosten lager zijn. Door een betere woonomgeving zijn mensen eerder geneigd naar buiten te gaan, waardoor zij meer sociale contacten kunnen aangaan, en minder of later een beroep hoeven te doen op zorg- en welzijnsvoorzieningen. Door koppelingen te maken en preventief te investeren kan voor iedereen winst behaald worden. Natuurlijk is de vraag of we hierin optimistisch kunnen zijn zonder naïef te zijn, maar ik zie zeker mogelijkheden.

U heeft het over een combinatie van het ruimtelijke met het sociale. Dat is ook herkenbaar in het concept ‘Age-friendly cities’ van de WHO. Laat u zich daardoor inspireren?

Zeker, het mooie van deze tijd is dat de steden veel meer geïntegreerd worden. Voorheen was er een duidelijke scheiding tussen wonen, werk en recreëren. Tegenwoordig is veel werk van achter een beeldscherm. Dat biedt mogelijkheden om wonen, werken en recreëren mooier te integreren in de woonomgeving. Onze woningen gaan eigenlijk alle functies verenigen. Met de e-commerce zijn ze in feite al winkels geworden. Steeds meer mensen beginnen een bedrijf vanaf huis maar daarnaast hebben ook steeds meer mensen in loondienst thuiswerkdagen. Met de vergrijzing wordt de woning deels ook een verpleeghuis of ziekenhuis. Die menging op allerlei gebieden maakt de woonomgeving interessant, van monocultuur naar rijkere cultuur. De inrichting van de gedeelde openbare ruimte is daarbij van groot belang. Als mensen meer hebben met hun woonomgeving ontstaan ook sociale contacten eenvoudiger. Veel mensen in de ouderenzorg geven aan dat er veel vrijwilligers zijn die wel willen helpen, maar dat veel ouderen angstig zijn om onbekenden binnen te laten. Door andere woonmodellen wordt dit meer laagdrempelig en wordt het meer vanzelfsprekend elkaar te leren kennen. Iedereen is eigenlijk wel bereid iets te doen voor een ander zodra je elkaar leert kennen; mensen zijn veel aardiger dan vaak wordt gedacht. Daar moeten onze steden op ingericht worden. De urgentie die we voelen vormt een prachtige motor om onze steden te verbeteren, te vernieuwen, socialer te maken en uiteindelijk ook minder saai te maken. Hier is nog veel winst te behalen.

In uw werk als Rijksbouwmeester organiseert u uiteraard vanuit het ruimtelijke. U roept echter ook op tot multidisciplinariteit met andere professionals. Wat zou uw oproep zijn aan sociale professional?

Doe mee aan het inrichten van onze woonomgeving en het ontwikkelen van andere woonvormen! Zie het als ieders taak. Alles draait uiteindelijk om het sociale leven. Dat is waar het uiteindelijk om gaat. Professionals uit het ruimtelijke domein moeten de juiste vragen stellen aan het sociale domein. De sociale professionals hebben een unieke kennis vanuit het inzicht in de problematieken die ze dag in dag uit tegenkomen. Aanvaard niet dat je in een passieve houding wordt gedrukt, maar maak gebruik van jouw inzicht en kennis om te kijken hoe het anders kan. Onze prijsvraag Panorama Lokaal biedt een prachtig vehikel om met elkaar in gesprek te gaan en de krachten te bundelen in reële projecten. Zorgprofessionals samen met gemeentes, verenigd met wooncorporaties en een goede vertegenwoordiging van bewoners, precies het soort coalities waar we naar op zoek zijn.

Een vraag, die we altijd stellen: Wat zijn uw verwachtingen bij oud worden? Hoe zou u oud willen worden?

Ik hoop lang thuis te blijven wonen. Ik woon in een oud familiehuis. Het is lang een driegeneratiehuis geweest. Dat was fantastisch, maar niet altijd eenvoudig. Ik vond het een rijkdom dat mijn ouders tot het eind bij ons konden blijven wonen. Mijn vader had de laatste jaren zware dementie, dat maakten we met z’n allen mee, ook mijn kinderen. Door zo samen te leven doorgrond je beter hoe het leven een cyclus is, met in alle fases een andere maar volwaardige rol. Ik weet niet of het voor mij ook het driegeneratiehuis gaat worden wanneer ik oud word, maar het idee dat je op je plek kunt blijven en dat je in een omgeving zit die daarop aangepast is spreekt mij erg aan.

Nu zijn veel ouderen gebonden aan ééngezinswoningen waar zich een groot deel van hun leven heeft afgespeeld. Dat is op zich prachtig, maar we zien dat een groot deel van de ouderen daar eigenlijk niet meer in past, weg wil maar geen alternatief heeft. Aan dat alternatief wil ik graag werken. Woningbouw is geen doel maar een middel, het gaat allereerst over het sociale domein. Dat kun je mede vormgeven via de manier waarop je woningen bouwt.

 

Nu zijn veel ouderen gebonden aan ééngezinswoningen waar zich een groot deel van hun leven heeft afgespeeld. Dat is op zich prachtig, maar we zien dat een groot deel van de ouderen daar eigenlijk niet meer in past, weg wil maar geen alternatief heeft. Aan dat alternatief wil ik graag werken