Een onzichtbare groep ouderen
Er is een toenemende belangstelling van professionals voor de ontwikkeling van, en inzet op, cultuursensitieve zorg voor niet in Nederland geboren ouderen, zoals zij die in Turkije of Marokko zijn geboren. Een groep die minder in de belangstelling staat, zijn ouderen die als kind of als jongvolwassene met hun ouders of als wees na de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende Bersiap – een gewelddadige periode aan het begin van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd – of na de dekolonisatieoorlog vanuit Nederlands-Indië in Nederland zijn komen wonen (Willems, 2004). Met hun ouders en familie werden zij gedwongen naar een land te gaan dat ze alleen van verhalen en uit lesboeken kenden. Kenmerkend voor deze groep ouderen, ruim 80.000 (CBS, z.d.), is dat zij en hun ouders na aankomst zwijgend en afwachtend, min of meer geruisloos, zijn opgegaan in de Nederlandse samenleving.
Stichting Pelita staat al ruim 75 jaar voor dienstverlening aan alle betrokkenen bij de oorlog met Japan en de periode van chaos en geweld erna in voormalig Nederlands-Indië. Sinds een aantal jaren vangt zij signalen van haar vrijwilligers en professionals op dat het aanbod van reguliere professionele zorg voor hun ouderen niet of onvoldoende aansluit bij hun specifieke situatie en achtergrond, dat het bestaande zorg- en welzijnsaanbod onvoldoende wordt gebruikt en dat er bezorgdheid bestaat over de beschikbaarheid en kwaliteit van professionele en informele zorg voor deze eerste en tweede generatie ouderen. Deze signalen waren de aanleiding om met verschillende ouderen in een aantal groepsbijeenkomsten te praten over hun ervaringen met, hun zorgen over en hun hoop op mantelzorg en professionele zorg. We hebben met zestien ouderen (allen zelf mantelzorger) gesproken: zes van hen behoren tot de eerste generatie (vier vrouwen, twee mannen), en tien tot de tweede generatie (vijf mannen en vijf vrouwen).
Een specifieke context
In Indische families is doorgaans veel aandacht en tijd voor samenzijn: samen koken en eten, levensgebeurtenissen vieren en elkaar in praktische zin ondersteunen bij bijvoorbeeld geboortes, overlijdens of verhuizingen. Die praktijk leeft voort tot op de dag van vandaag. Er is in veel families sprake van meervoudige (oorlogs)trauma’s, van verdriet, onmacht en verstoorde gezinsrelaties. De diep doorleefde houding van “Soedah, laat maar…” van veel ouderen, dat te duiden is als ‘we hebben het er niet meer over’, ‘het is niet belangrijk’ en te herkennen is aan het zich groothouden en zwijgen, draagt eraan bij dat verdriet, zorgen en traumatische ervaringen niet of nauwelijks worden uitgesproken en gedeeld. “Mijn ouders hebben nooit verteld over het Jappenkamp. Dat was voor hen te pijnlijk. Maar het was er altijd.” Belangrijke culturele waarden als bescheidenheid, respect en verantwoordelijkheid in combinatie met ervaringen van (oorlogs)trauma’s, verdriet en onmacht, lijken samen te komen in een complex patroon van zwijgen, niet vragen, aanpassen en aan anderen laten zien dat het goed gaat. Als de nood echt aan de man is, pas dan wordt hulp gevraagd en geboden. Dat kan leiden tot uitgestelde zorg aan ouderen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, overbelaste mantelzorgers en spanningen tussen familieleden onderling.
Zorg voor elkaar als liefdevolle plicht
Uit de gesprekken blijkt dat wanneer eigen ouders of andere familieleden er niet, of maar ten dele, in slagen voor zichzelf te zorgen, het meer dan vanzelfsprekend is dat een kind, kleinkind, neef of nicht die zorg biedt. Dat is volgens veel respondenten even vanzelfsprekend voor de betreffende oudere die afhankelijk is van zorg van anderen, als voor diens familielid als mantelzorger. “Dat hoort zo en we doen dat gewoon. Wij kunnen die zorg het beste geven, omdat wij weten wat onze ouderen nodig hebben. Immers, wij kennen de gewoonten, gebruiken, verhalen van vroeger en de specifieke wijze van met elkaar omgaan.”
De zorg voor hun ouders of naaste familie vraagt van de mantelzorgers veel tijd en energie. Het blijkt soms moeilijk om grenzen aan te geven en ouderen doen soms in de beleving van de respondenten een oneindig groot beroep op de mantelzorger. Het is voor verschillende respondenten in hun rol als mantelzorger niet gemakkelijk hulp te vragen. “Ik zie mantelzorg als een liefdevolle verplichting en ik beschouw het zorgen voor mijn moeder die lijdt aan Alzheimer namelijk wel als mijn plicht. Inderdaad heel liefdevol, met compassie voor wat zij heeft meegemaakt, maar ik verlegde steeds mijn grenzen. Je weet, eigenlijk moet je stoppen, maar je gaat gewoon door met zorgen. Je gaat door voor het welbevinden van je familielid.” Tegelijkertijd kan deze vanzelfsprekendheid van mantelzorg als ‘smorende liefde’ worden ervaren door degene die de mantelzorg ontvangt. “Als ik niet mijn grenzen aangeef, kan ik geen kant meer op en dat voelt vreselijk, want ik weet hoe graag mijn dochter voor mij zorgt wanneer ik ziek ben.”
Professionele zorg
Uit de verschillende gesprekken komt duidelijk naar voren dat, anders dan ouderen die bijvoorbeeld in Turkije of Marokko zijn geboren, de ouderen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit de toenmalige kolonie Nederlands-Indië, de Nederlandse taal goed beheersen. In hun geboorteland genoten veel ouderen onderwijs in het Nederlands. “Mijn ouders waren goed opgeleid, en Nederlands was voor hen de eerste taal.” Tegelijkertijd blijken deze ouderen vaak niet goed op de hoogte te zijn van het aanbod van zorg- en welzijnsorganisaties en wanneer ze er wel bekend mee zijn, maken ze er weinig of vaak te laat gebruik van. Leed dat daarmee gepaard gaat, had voorkomen kunnen worden zowel voor de oudere zelf als voor diens naasten. Professionals kunnen daarin van grote betekenis zijn: enerzijds door cultuursensitieve vormen van zorg en welzijn te ontwikkelen en toegankelijk te maken en anderzijds door sensitief te zijn voor een aantal patronen die we menen te zien in deze gemeenschap. Een verzorgende van Indische afkomst vertelt hierover:
“Het is belangrijk dat verzorgenden begrijpen waar deze mensen vandaan komen. Wat ik doe, is naar voren brengen wat deze mensen hebben meegemaakt en waarom ze nu zijn zoals ze zijn. Want het raakt me als ik een collega hoor zeggen: ‘Die Indische meneer is zo eigenwijs, die wil alleen maar ’s nachts in zijn stoel slapen’. Dan vertel ik haar over mijn gesprek met hem, waarin hij vertelde dat hij soms een herbeleving heeft van ervaringen uit de Bersiap en alleen maar naar de voordeur wil kijken –‘ik ben alert als er iemand binnenkomt’ – om te zien of er gevaar dreigt, zodat hij zijn zusjes kan beschermen.”
Ouderen en hun mantelzorgers waarderen in hoge mate zorg- en welzijnsorganisaties die erin slagen hun zorg en ondersteuning in lijn te brengen met die herinneringen en eventuele oorlogstrauma’s. Dit lukt hen bijvoorbeeld door een proactieve houding aan te nemen, door te luisteren naar wat ouderen bezighoudt en de zorg daarop af te stemmen, door inzicht te krijgen in het oorlogs- en migratieverleden en (h)erkenning van het doorstane leed. Zoals een oudere aangeeft: “Wat zo belangrijk is, dat je op een plek wilt zijn waar je je veilig voelt, en waar de verzorgenden willen begrijpen dat je in je stoel wilt slapen.” Dat dit niet voor alle professionals vanzelfsprekend is, laat het volgende voorbeeld zien. De dochter van een oudere dame uit Nederlands-Indië wilde graag dat haar moeder met ‘koffie toebroek’ de dag begon, want dan startte haar dag meteen een stuk beter:
“Koffie toebroek is gemalen koffie, dat doe je met gekookt water in een glas met suiker, dan roer je dat goed door en dan zakt de koffie naar de bodem. Mijn moeder was dat haar hele leven gewend en in het verpleeghuis hebben ze dat voor haar gedaan, totdat een collega uitriep: ‘Gatverjakkie, wat smerig dat u dat opdrinkt!’ Nou, toen hoefde ze nooit meer koffie toebroek. Dat vond ik erg verdrietig want ik wist hoe dol ze erop was.”
Het belang van cultuursensitieve zorg
De gesprekken met ouderen en hun kinderen waren voor henzelf van grote waarde. Meermaals kregen de onderzoekers tijdens of na de bijeenkomst te horen: “Wat fijn om zo met elkaar te praten”, of “Ik heb dit nog nooit verteld aan mijn eigen familie”, en “Nu begrijp ik iets meer waarom het zo in mijn familie gaat”. Deze bijeenkomsten werden geleid door een ‘buitenstaander’, een onderzoeker die niet bekend was met de Indische gemeenschap. Volgens één van de andere onderzoekers droeg deze neutrale positie eraan bij dat er een sfeer van vertrouwen en openheid ontstond, mede omdat de gespreksleider met oprechte belangstelling vragen stelde, ruimte liet voor emoties en geen aarzeling had om door te vragen. Vanuit deze gesprekken, de analyses en reflecties, pleiten wij voor de verdere ontwikkeling van cultuursensitieve zorg voor deze groep ouderen: een zorg waarin de professional afstemt op de culturele achtergrond van de cliënt. Dit vraagt van de professional een gevoeligheid voor de invloed van cultuur op het leven en de gewoonten van de cliënt en bovenal een openstaan voor andere normen van wat goede zorg is (Pharos, z.d.). Kennis helpt om die gevoeligheid te vergroten.
Professionals die zorgdragen voor ouderen uit de Indische gemeenschap kunnen hun expertise vergroten door zich te verdiepen in het verleden van deze ouderen. Bijzondere aandacht verdient de tijd van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Bersiap, de dekolonisatieoorlog en het noodgedwongen vertrek naar Nederland en de betekenis daarvan voor het wonen in Nederland. Deze kennis zal helpen om beter aan te sluiten bij de gewoonten, het specifieke gedrag en de houding van de ouderen en biedt mogelijkheden om proactief datgene te doen wat overeenkomt met de normen van de oudere zelf. Deze normen kunnen verschillen met die van de zorgprofessional, denk bijvoorbeeld aan het slapen in de stoel in plaats van op bed. Dat is niet altijd gemakkelijk, mede omdat zorgprofessionals ook drager zijn van een cultuur waarin sterke opvattingen heersen over wat goede zorg is. Onderzoekers kunnen helpen kennis te ontwikkelen over goede zorg aan deze specifieke groep burgers, en handelingsperspectieven bieden in co-creatie met ouderen, hun naasten en zorgprofessionals. Daarom is het van belang om de invloed van oorlog- en migratietrauma’s op zorg in het onderwijs en in de na- en bijscholing van professionals centraal te stellen en te verhelderen hoe deze trauma’s doorwerkten in de verschillende generaties.
Referenties
CBS (2022). Migrantenouderen in Nederland 2. Herkomst migrantenouderen. Geraadpleegd op 30 augustus 2023, https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2022/migrantenouderen-in-nederland/2-herkomst-migrantenouderen
Goorts, I. & Kolste, R. (2023). Cultuursensitief werken. Wat vraagt cultuursensitief werken van jou? Utrecht: PHAROS.
Pharos (z.d.). Cultuursensitief werken: handvatten voor professionals in de zorg en het sociaal domein. Geraadpleegd op 1 september 2023, https://www.pharos.nl/cultuursensitief-werken-zorg-sociaal-domein-handvatten/
Willems, W. (2004). De uittocht uit Indië, 1945-1995. Amsterdam: Bert Bakker