Ageisme: what’s in a name?
Ageisme is een ‘umbrella begrip’ en heeft zowel te maken met stereotypieën (cognitieve dimensie), vooroordelen (affectieve dimensie) als met een bepaald gedrag (discrimineren, achteruitstellen van mensen op basis van hun leeftijd).
Ageisme is een fenomeen dat zowel naar onszelf als naar anderen gericht is: hoe we denken over anderen in termen van clichés: bijvoorbeeld grijs of oubollig. De negatieve maatschappelijke beeldvorming kan als een self-fulfilling prophecy werken: men neemt dit negatieve beeld over en gaat er zich naar gedragen (‘dat is toch niks meer voor mijn leeftijd’) (Marques e.a., 2020). Deze negatieve stereotypen tasten ook het gevoel van zelfwaarde aan. Oudere mensen zullen zich bij wijze van zelfbescherming onttrekken aan de negatieve beeldvorming door zich te distantiëren van hun leeftijdsgroep.
Een goed ouderenbeleid heeft oog voor ageisme
Een goed ouderenbeleid moet inzetten op activerende en leeftijdsvriendelijke omgevingen, met veel aandacht voor een toegankelijke en goede zorg. Maar het tegengaan van leeftijdsdiscriminatie, -vooroordelen en -stereotypering (ageisme) op alle domeinen van het maatschappelijk leven lijkt daarbij toch een absolute basisvoorwaarde.
Het succesvol interveniëren in ageisme-processen vereist uiteraard een goed inzicht in de determinanten, de oorzaken van ageisme. Vanuit wetenschappelijk onderzoek is er vooralsnog geen sprake van een evidence-based geïntegreerd inzicht (Marques e.a., 2020). Analyses vanuit een socio-ecologisch perspectief op gedrag, tonen aan dat de invloeden zich op meerdere niveaus afspelen: zowel intra- als interpersoonlijk. Ook de samenleving waarbinnen je ouder wordt is cruciaal. Veroudering wordt in onze cultuur toch nog altijd geassocieerd met verlies, achteruitgang en eindigheid. Terecht kan hier de bemerking gemaakt worden dat men met de toename van ouderen ergens zou mogen veronderstellen dat dit negatieve beeld toch gecounterd wordt. Dit blijkt evenwel niet het geval te zijn.
Ageisme in de gezondheidszorg
In recent onderzoek lezen we volgende passage: ‘Deze review vond een zorgwekkende trend van toenemende leeftijdsdiscriminatie in de loop van de carrière van medewerkers in de gezondheidszorg. Dit patroon komt overeen met andere reviews waarin een groeiende leeftijdsdiscriminatie door medewerkers in de gezondheidszorg aan het licht wordt gebracht. Zo tonen twee recente systematische reviews aan dat zowel de houding van verpleegkundigen als verpleegkundigen in opleiding t.o.v. ouderen de afgelopen 10 jaar negatiever is geworden.’ (Chang e.a., 2020).
Hoe valt dit te begrijpen en te verklaren? Er zijn geen sluitende verklaringen voor deze bevindingen. Vaak wordt in de literatuur wel gewezen op het feit dat ook hulpverleners kinderen van hun tijd zijn en de negatieve beeldvorming als het ware mee-erven. Ook
wordt vaak gewezen naar de toenemende tijdsdruk in het zorgproces. Men dient zoveel te registreren (bijvoorbeeld klinische informatie in het elektronisch medisch dossier) waardoor – contradictorisch genoeg – er geen tijd is voor echte contacten en ontmoetingen. Dit is een merkwaardige redenering vermits we er zouden van mogen uitgaan dat al deze elektronische registratiesystemen tijdsbesparend zouden moeten zijn. Terecht wordt hier ook opgemerkt dat ook het opleidingssysteem zich vragen moet durven stellen.
Onderzoek bij Vlaamse hulpverleners
In eerste instantie legden we deze bevindingen voor aan 114 verpleegkundigen op een algemene vormingsdag van een Vlaamse beroepsorganisatie voor verpleegkundigen. Tijdens een interactieve voordracht omtrent ageisme werd hen via een Mentimeter (presentatie met realtime feedback via GSM van de deelnemers) een aantal stellingen en vragen voorgelegd. De resultaten waren niet echt bemoedigend.
We vroegen eerst welke kenmerken de deelnemers met ‘ouder worden’ associëren. 77 personen gaven een antwoord, 60 deelnemers verwezen duidelijk naar negatieve associaties (multipathologie, zorgafhankelijkheid en kwetsbaarheid), terwijl slechts 17 deelnemers expliciet positieve kenmerken naar voor schuiven (wijsheid, dankbaarheid, ervaring).
Van de 114 personen hebben 64 personen geantwoord op de vraag of ze vinden dat er sprake is van ageisme binnen de gezondheidszorg: 60 personen antwoordden ‘ja’ terwijl slechts 4 personen aangaven geen idee te hebben. Niemand gaf ‘nee’ aan als antwoord.
Uit internationaal onderzoek met betrekking tot ageisme, en mede op basis van onze bevraging, komen de volgende drie elementen naar voor: 1) een ontoereikende communicatie met ouderen door zorg-en hulpverleners, 2) te veel focus op achteruitgang en 3) onvoldoende doordrongen zijn van een activerende houding en/of een betuttelende houding aannemen. (Chang e.a., 2020).
Leeftijdsdiscriminatie leidt tot onderbehandeling, klachten worden soms onterecht toegeschreven aan iemands leeftijd. Ook onze deelnemers gaven aan: ‘Ouderen niet meer te behandelen omdat ze toch al een bepaalde leeftijd hebben’. Deze leeftijdsdiscriminatie begint eigenlijk al bij de preventieve screenings: de campagne rond bijvoorbeeld dikkedarmkanker richt zich tot personen tot 74 jaar en de oproep tot screening voor borstkanker loopt bij vrouwen tot de leeftijd van 69 jaar. Ook wordt vastgesteld dat men zorg voor oudere patiënten als ‘niet prestigieus’ ervaart. Sommigen van de deelnemers wezen op de leeftijdsdiscriminatie in de aanwerving van personeel.
In onderstaande kaders geven we bij elk van de drie hierboven vermelde dimensies een aantal voorbeelden, die terug te vinden zijn in de literatuur en die ook uit ons onderzoek zijn gebleken. (Chang e.a., 2020).
Ontoereikend communiceren met ouderen
– Informatie vragen over de oudere aan familieleden in plaats van aan de patiënt.
– Bedlegerige personen benaderen vanuit routine, zonder rekening te houden met hun individuele behoeften.
– Neiging om informatie voor de patiënt achter te houden.
– Patiënt op een betuttelende manier aanspreken.
– Systematisch verkleinwoorden gebruiken.
– Minder humor gebruiken en minder snel de namen van oudere patiënten onthouden in vergelijking met jongere patiënten.
Focus op achteruitgang en onder behandeling
– Het merendeel van artsen verpleegkundigen meent dat het mentale vermogen, de leervaardigheden en het geheugen afnemen bij ouderen.
– Deze negatieve houding weerspiegelt een lage verwachting voor revalidatie en een meer afstandelijke behandeling.
– Zorgmedewerkers komen bijna uitsluitend in contact met ouderen met gezondheidsproblemen. Dit kan onterecht het beeld scheppen dat alle ouderen kwetsbaar zijn en hulp nodig hebben.
Gebrek aan activerende visie
Vaak wordt ook gewezen op een gebrek aan ‘zorg op maat’. We noteren ook bij onze deelnemers van de hierboven vermelde Mentimeter bevraging de volgende voorbeelden:
– Overnemen van zorg in plaats van stimuleren, want dat gaat veel vlugger.
– Zaken uit handen nemen zonder de oudere tijd te geven.
– Boterhammen smeren terwijl bewoners dit zelf kunnen.
– Vervoeren in bed, ook als een oudere zelf nog mobiel is.
– Verplichte middagrust voor alle bewonders.
– Toiletgang op vaste tijden.
– De spoeddienst is onvoldoende aangepast aan de behoeften de oudere patiënt. De aandacht ligt op levensreddende handelingen, er is onvoldoende aandacht voor psychosociale hulp die sommige oudere patiënten nodig hebben.
Uit het leven gegrepen
We herkennen bepaalde zaken vanuit onze eigen praktijk, genaamd: de Chartoloog. We geven hierbij een aantal voorbeelden die tot nadenken stemmen.
Verhalen van cliënten van Charlotte:
– Cliënt (tussen 70-75 jaar) is oud-leerkracht. Ze gaf tot vorig jaar bijles aan leerlingen met leesproblemen. Bij een controle van inspectie op school werd de directie aangesproken op het feit dat er nog zo een ‘oude’ vrijwilliger aan de slag is. De school besloot om het vrijwilligerswerk stop te zetten na advies van de inspectie. De cliënt werd hierover niet gehoord: Hoe ziet zij het vrijwilligerswerk? Wat wenst zij? De stopzetting heeft er bij de persoon zwaar op ingehakt. Ze mist een doel in het leven en mist contact met jongeren. Zelf heeft ze geen kinderen.
– Cliënt (tussen 75-80 jaar) verloor haar man en blijft nu alleen achter. Ze heeft heel haar leven voor iemand gezorgd: haar kinderen, kleinkinderen en echtgenoot. Haar grote droom is om zich te verdiepen in kunstgeschiedenis. Ze stelt zich de vraag of dit nog wel kan, ‘op hare leeftijd’.
– Cliënt (tussen 80-85 jaar) geeft aan dat ze ervaart te veel ‘gepamperd’ te worden. Zorgmedewerkers nemen te veel uit handen en spreken cliënt toe alsof ze een kind is.
Wat te doen?
Opstaan tegen ageisme in de gezondheidszorg is in de eerste instantie opstaan tegen ageisme in de samenleving in het algemeen. Verder kunnen we een aantal specifieke zaken aanreiken om het ageisme in de gezondheidszorg te tackelen:
In de (zorg)opleidingen moet meer ingezet worden op dit onderwerp, waarbij we af moeten van het beeld dat werken met ouderen ‘tweederangs’ is. De toekomstige professionals moeten eigen gevoelens (angst voor aftakeling en verlies van autonomie) en gedrag bespreekbaar leren maken. Dit blijft ook voor de voortgezette opleidingen een belangrijk element. In zorgopleidingen komt er relatief weinig aan bod over de psycho-sociale aspecten van het ouder worden en ouderen in het algemeen. Het is goed om aangeleerd te krijgen dat ouderen een zeer diverse groep zijn, met elk hun eigen verhaal. Deze algemene kennis over de doelgroep moet het ook mogelijk maken om een meer accepterende houding aan te nemen tegenover het ouder worden. Probeer de mens te zien, en vertaal ouder worden niet naar gezondheidsproblemen of ziekte/stoornis. Stel de oudere centraal, met zijn of haar dromen, passies, talenten, wensen en mogelijkheden. Dat is een startpunt voor begeleiding. Uiteraard is communicatie daarbij cruciaal. Praat mét ouderen, niet over ouderen. Toon interesse, maak echt contact, sta op ooghoogte van een persoon als je met hem of haar praat én praat motiverend. Het is belangrijk voor alle professionals om deze skills en attitude goed te beheersen. Zowel voor het welzijn van de ouderen, maar ook voor het welzijn en de jobsatisfactie van de hulpverleners is de kwaliteit van de onderlinge contacten van groot belang.
Conclusie
Ageisme is een sluipend gif. Het tast de zelfwaarde van mensen aan. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) besteedt terecht veel aandacht aan ageisme. Zij geven aan dat ageisme in de samenleving kan tegengegaan worden aan de hand van de volgende drie strategieën (WHO, 2021).
- Op het beleidsmatige niveau vragen de WHO het nodige te doen: inzetten op gezond verouderen en de samenleving laten inzien dat ageisme talrijke negatieve gevolgen kent.
- De WHO pleit voor een doorgedreven inzet op educatie. Huidige en toekomstige professionals moeten leren inzien dat dé oudere niet bestaat. Een chronologische leeftijd zegt niet veel. We hebben nood aan meer kennis en inzichten over ageisme in de samenleving, maar ook in de gezondheidszorgsector. Er is nood aan meer aandacht voor persoonsgerichte zorg met afwezigheid van negatieve percepties rond ouderdom!
- De WHO gelooft en promoot sterk het intergenerationeel contact. Een wederzijds contact kan een realistische beeldvorming helpen. We hopen dat al deze principes nog beter doordringen in de zorg.
Tot slot dienen we te erkennen dat ook enige hoop is gevestigd op een toenemend ‘ouderenactivisme’, dat vanuit ervaring en met de kracht van het getal meer inspraak zal afdwingen in de samenleving en in de gezondheidszorg.