Ouderen in het vizier
Toen het Covid-19 virus de Belgische landsgrenzen overstak, was het al pijnlijk duidelijk: hoe ouder, hoe groter de kans op ernstige complicaties bij besmetting door het virus. De data uit China gaven het duidelijk aan en ook de taferelen uit de Italiaanse ziekenhuizen en zorgvoorzieningen stonden intussen scherp op het netvlies gebrand. Bij de eerste lockdown-maatregelen werd meteen in de richting van ouderen gekeken. Woonzorgcentra, dagverzorgingscentra en lokale dienstencentra moesten de deuren sluiten. Ouderenverenigingen moesten eveneens hun activiteiten opschorten. Niet veel later volgde de rest van de samenleving. Het werd de start van een confronterende periode.
Gradueel verloop
Dat Covid-19 ook in België veel slachtoffers maakte onder ouderen, is een open deur intrappen. Internationaal piekt België in de statistieken. Toch is het belangrijk om die kwetsbaarheid genuanceerd te bekijken. De cijfers van Sciensano tonen de volgende evolutie:
Figuur 1. Covid-19 sterfgevallen per leeftijd en geslacht.
Bron: Sciensano.be
De samenhang tussen leeftijd en het risico op overlijden is duidelijk. Maar tegelijk valt op dat die samenhang een gradueel verloop kent. Het gezondheidsrisico begint niet plots op de leeftijd van 65, en ook na die leeftijd zijn er nog grote verschillen.
Het is belangrijk te beseffen dat leeftijd niet op zichzelf het criterium is dat kwetsbaar maakt, wel de combinatie van Covid-19 met gezondheidsaandoeningen die vaak sterk samenhangen met leeftijd. Het verklaart de cijfers, maar doet meteen ook beseffen dat iemand van 35 jaar meer risico kan lopen dan iemand van 65 jaar, afhankelijk van diens gezondheid.
De Vlaamse Ouderenraad is er dan ook van overtuigd dat louter op basis van een enkelvoudige leeftijdsgrens mensen opdelen in ‘kwetsbaar’ en ‘niet kwetsbaar’ een verkeerde insteek is. Er is een enorme diversiteit onder ouderen, ook op vlak van gezondheid. Goed beleid houdt daar rekening mee.
65-plus als criterium in de maatregelen
Die nuance kwam helaas niet terug in de veiligheidsmaatregelen die de Belgische overheid nam bij de eerste versoepelingsmaatregelen in mei. Thuis bezoek ontvangen mocht terug, maar voor risicogroepen was dat nog niet aan de orde. Daarbij werden in één pennentrek alle 65-plussers tot risicogroep geklasseerd.
Voor 65-plussers die in goede gezondheid verkeerden en zich hielden aan de algemene maatregelen om besmetting te voorkomen, kwam die arbitraire leeftijdsgrens van 65 als discriminerend en stigmatiserend over. Op een oppervlakkige manier werden mensen als ‘kwetsbaar’ bestempeld, vanuit een overweging die onvoldoende rekening hield met het graduele en genuanceerde karakter van de samenhang tussen leeftijd en risico.
Dat ene scheidingscriterium had meteen een heel ingrijpende impact op de band met kinderen en kleinkinderen, die voor tal van grootouders centraal staat in hun leven. Maar ook ruimer lieten 65-plussers hun protest horen: zij willen net als andere leeftijdsgroepen aangesproken worden op hun gezond verstand. Zij willen het vertrouwen en het recht om goed geïnformeerd zelf keuzes te kunnen maken op basis van de richtlijnen die gelden voor de algemene bevolking, en rekening houdend met hun persoonlijke gezondheid en levenssituatie. Een algemene leeftijdsgrens ontzegt hen dat recht.
Discriminatie
De Vlaamse Ouderenraad twijfelt er niet aan dat deze maatregel werd ingegeven vanuit de bezorgdheid het leven van ouderen veilig te stellen. Maar die goede bedoelingen maakten de maatregel niet minder stigmatiserend. Daarenboven biedt de discriminatiewetgeving een duidelijk kader voor dit soort situaties: het stelt dat voor het invoeren van een leeftijdsonderscheid meer nodig is dan enkel een legitiem doel. Het leeftijdsonderscheid moet ook proportioneel én noodzakelijk zijn.
Daar was in de ogen van de Vlaamse Ouderenraad niet aan voldaan. Eerst en vooral creëerde de leeftijdsgrens een onderscheid tussen mensen net onder en net boven de 65 dat zich niet verhoudt tot het verschil in gezondheidsrisico maar met grote impact op de maatschappelijke participatie, het sociaal contact en het persoonlijk welzijn van deze mensen. Arbitrair en disproportioneel dus. Bovendien was de grens absoluut niet noodzakelijk. Met de juiste info konden ouderen de gezondheidsrisico’s perfect voor zichzelf afwegen en door middel van afstand en beschermingsmateriaal konden ze hun gezondheid net zozeer als de jongere generaties vrijwaren. Een algemeen verbod was dus niet de enige manier waarop de overheid het vooropgestelde doel kon bereiken, laat staan de meest passende.
Unia, het Belgische gelijkenkansencentrum, volgde de Vlaamse Ouderenraad daarin. De maatregelen doorstonden de toets van de discriminatiewetgeving niet. Een leeftijdsgrens lijkt dan wel een gemakkelijke manier om een grens aan te geven, toch schiet deze grens ook volgens Unia zijn doel voorbij. Unia wees erop dat er voldoende minder verregaande alternatieven mogelijk waren die niet de hele bevolkingsgroep van 65-plus over dezelfde kam scheren, maar wel rekening houden met de reële gezondheidstoestand van burgers.
Kort samengevat: oudere leeftijd mag niet gelijk gesteld worden aan een zwakke gezondheid. Ouderen mogen niet aan strengere regels onderworpen worden dan de rest van de bevolking, louter op basis van hun leeftijd, terwijl er perfect alternatieven mogelijk zijn.
Vrees dat de toon gezet was
Zowel de Vlaamse Ouderenraad als Unia reageerden scherp, zowel naar de pers als naar de GEES, een groep van experten die de exitstrategie van de coronapandemie uitwerken, naar de bevoegde ministers en het parlement. Die reactie was bewust, niet alleen omwille van het onrechtvaardige karakter van de maatregel op zich. Nog veel groter was de vrees voor de precedentwaarde: in andere landen gingen intussen al duidelijke stemmen op om ouderen in lockdown te laten, zodat de samenleving weer in beweging kon komen.
Een veel duidelijkere exclusiegedachte was niet denkbaar. Het zou ook de figuurlijke doodsteek gegeven hebben aan het doorzettingsvermogen en de mentale veerkracht van heel wat ouderen om zich op een positieve manier doorheen deze moeilijke periode te werken. Het was cruciaal om ook ouderen perspectief te blijven bieden.
Samen aan de schrijftafel
De scherpe reacties vonden snel gehoor, zowel bij virologe prof. dr. Erika Vlieghe, die als voorzitter van het expertencomité GEES de overheid bijstond in haar coronabeleid, als bij Wouter Beke, Vlaams minister voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding. Die laatste kreeg op dat moment ook uit een andere hoek een duidelijk signaal: tal van organisaties en voorzieningen konden hun werking niet opstarten zonder hun – hoofdzakelijk gepensioneerde – vrijwilligers. Van de voedselbanken tot de preventiediensten van Kind & Gezin, van de Minder Mobielen Centrales tot lokale dienstencentra, van buddy-initiatieven voor kwetsbare gezinnen tot sociaalculturele ouderenverenigingen. Allemaal gaven ze aan dat hervatten praktisch onmogelijk was met een leeftijdsgrens die alle vrijwilligers ouder dan 65 buitenspel zette.
Als er één lichtpunt doorheen heel de eerste coronagolf was, dan was het wel dit: het vrijwilligerswerk van ouderen was nog nooit zo zichtbaar en zo onmisbaar. Tot op het hoogste niveau werd plots scherp duidelijk hoezeer ouderen onze samenleving draaiende houden.
Zowel ouderen als essentiële voorzieningen in onze samenleving vroegen dus om een alternatief, een kader dat maatwerk en nuance bood, zonder de gezondheidsrisico’s overboord te gooien. Samen met de minister, Erika Vlieghe en het Vlaams Mantelzorgplatform ging de Vlaamse Ouderenraad rond de schrijftafel zitten.
Kernprincipes
Het vertrekpunt was duidelijk: ouderen moeten zelf keuzes kunnen maken. Geef hen de juiste informatie en spreek hen aan op hun gezond verstand. Een logisch uitgangspunt, zeker gezien de meeste ouderen op dat moment al bijzonder voorzichtig waren in hun dagelijks leven.
Tweede principe: centraal in de afweging staan je eigen gezondheid en het risicogehalte van de activiteit die je wil doen. Dat zijn de twee parameters die je als oudere goed tegenover elkaar moet zetten.
Wat het risicogehalte betreft, waren de gesprekspartners eensgezind dat het een illusie was om te denken dat elke situatie ofwel perfect veilig is, ofwel onverantwoord risicovol. Het werken met twee categorieën was niet zinvol. Onvermijdelijk is er een gradatie: de afstand die bewaard kan worden, de duur van het samenzijn, de ventilatie in de ruimte, enzovoort. Daarom werd besloten te werken met een aantal knipperlichten: groen, oranje of rood. Hoe meer oranje of rode knipperlichten, hoe risicovoller de activiteit.
Dat kader met knipperlichten biedt ook voor organisaties een handige leidraad. Het geeft een overzichtelijke checklist om na te gaan welke aspecten van hun werking of activiteit ze kunnen aanpassen om de lichten van rood naar oranje te krijgen, of van oranje naar groen.
De knipperlichten weeg je vervolgens af tegen je eigen gezondheid. In mei-juni 2020 was er al duidelijk zicht op een aantal medische risicogroepen, waaronder mensen met ernstige obesitas, met type 2 diabetes, met chronische hart-, vaat- long- of nieraandoeningen, met een gedaalde immuniteit of met kanker. Ouderen met dit risicoprofiel, maar ook met ruimere gezondheidsklachten, zouden bijzonder voorzichtig moeten zijn.
Het laatste principe dat we centraal stelden was het overleg met de huisarts. Het inschatten van je eigen gezondheidsrisico is soms moeilijk. Jezelf goed en vitaal voelen, betekent niet dat je geen risico kan lopen. Het advies is dus om bij twijfel – en zeker bij rode of verschillende oranje knipperlichten – te overleggen met de huisarts.
Met die principes als leidraad was het concept van het charter geboren. De uitwerking werd nauw doorgesproken met de sector: waaronder mantelzorgorganisaties, ouderenverenigingen, geriaters en gerontologen, het Expertisecentrum Dementie en het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk.
In samenspraak met de Vlaamse Ouderenraad en het kabinet van de minister werd het charter intussen al meermaals geüpdatete door het Agentschap Zorg en Gezondheid, telkens om het aan te passen aan de nieuwe veiligheidsrichtlijnen.
Impact
Terugblikkend is natuurlijk de grote vraag welke impact het charter heeft gehad. De Vlaamse Ouderenraad heeft niet de mogelijkheden om daar een wetenschappelijk antwoord op te geven. Toch kan op basis van de reacties van verschillende actoren op het terrein de volgende balans opgemaakt worden.
Startend met de beperkingen is het ongetwijfeld zo dat het charter, ondanks de media-aandacht en de brede verspreiding, niet elke individuele oudere bereikt zal hebben. Lang niet elke oudere bevindt zich in het netwerk van een organisatie of lokaal dienstencentrum, en lang niet iedereen volgt de nieuws- en informatiekanalen waarlangs de berichten over het charter zijn verspreid.
Een tweede beperking is de vorm. Hoe laagdrempelig ook, niet iedere burger heeft het geduld of de geletterdheid om zich doorheen het charter te lezen, noch om de oefening in het charter met het oog op de eigen situatie in detail te maken. Laat ons hopen dat de kernboodschap voor hen alsnog voldoende duidelijk was, en dat de organisaties waarbinnen ze participeren het charter en de sectorspecifieke protocollen goed hebben nageleefd.
Een laatste punt van kritiek is dat het charter op zich geen antwoord bood op hoe ouderen met een echt uitgesproken risicoprofiel nu de draad van hun maatschappelijk leven moeten oppikken. Wat als te veel knipperlichten op rood staan, en je omwille van chronische ziekte extra risico loopt? Het klopt dat die beperking in het charter zit. Het charter heeft een genuanceerd alternatief willen bieden waaruit duidelijk bleek dat lang niet elke 65-plusser zich moest terugtrekken uit het maatschappelijk leven. Dat neemt niet weg dat bepaalde mensen – ook jonger dan 65 – medisch een hoog risico lopen. Die realiteit kan geen enkel charter wegnemen. Het charter kan enkel aangeven wat meer of minder veilig is, en mensen op het hart drukken voorzichtig te zijn en te overleggen met hun arts.
Toch is de balans van het charter uitgesproken positief. Eerst en vooral heeft het charter duidelijk een andere toon gezet binnen de veiligheidsrichtlijnen: op geen enkel moment is de leeftijdsgrens van 65 jaar nog een criterium geweest binnen de richtlijnen. Er is uiteraard wel tot voorzichtigheid aangemaand richting ouderen, maar dat neemt niet weg dat men ouderen en hun omgeving vrij liet om dienaangaande hun gezond verstand te gebruiken.
Ook op ruimere schaal lijkt het charter de stereotyperende beeldvorming te doorbreken, en vooral, het heeft rust gebracht. Vóór het charter er was, namen pers en media gretig stemmen over uit binnen- en buitenland die bepleitten om iedereen boven een bepaalde leeftijd ‘in hun kot’ te houden, zodat de rest van de samenleving terug normaal verder zou kunnen. Met het charter maakte de overheid duidelijk dat daarvan in Vlaanderen geen sprake zou zijn. Het signaal was duidelijk: ouderen hebben een plaats in de samenleving, en de samenleving kan niet zonder ouderen. Ook in coronatijden.
Dat laatste bood ouderen perspectief en gemoedsrust. Er is allicht nog een lange weg te gaan vooraleer dit virus verdwenen zal zijn, maar tegelijk geeft de Vlaamse Ouderenraad en de Overheid niemand op of laat niemand vallen.
Tot slot: Tal van organisaties en ouderen laten horen dat het charter hen een dankbaar en werkbaar kader heeft gegeven om na de eerste golf de draad weer op te pikken en samen de handen uit de mouwen te steken. Op een aangepaste en veilige manier, weliswaar, maar toch: samen aan de slag voor wat ertoe doet.
Dat alleen al maakt het charter wat de Vlaamse Ouderenraad betreft meer dan de moeite waard.