Lees verder
De komende jaren neemt het aantal ouderen toe. Omdat zij steeds vaker en langer zelfstandig blijven wonen, ook met complexe gezondheidsproblemen, zullen er meer ouderen zijn die ondersteuning van hun (schoon)zonen en (schoon)dochters kunnen gebruiken. Zij combineren het geven van hulp vaak met een baan. Wat is bekend over deze werkende mantelzorgers die voor hun (oude) ouders zorgen?

Werkende mantelzorgers helpen vaak een (schoon)ouder

Bij mantelzorg, of wel de hulp aan zieke naasten, denken mensen vaak aan volwassen kinderen met een betaalde baan die hulp aan hun oude ouders geven. Uit vragenlijstonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat dit beeld klopt (De Boer et al. 2019a).  Ruim de helft van de werkende mantelzorgers helpt een ouder, schoonouder of stiefouder (De Boer et al. 2019b). Het gaat dan om ongeveer een miljoen mensen. Vaak delen mantelzorgers de hulp met andere mantelzorgers, zoals broers, zwagers en (schoon)zussen. De verwachting is dat in de toekomst (schoon)kinderen die hulp steeds minder makkelijk kunnen gaan delen, onder andere doordat jongere generaties kleinere gezinnen hebben. Recente ramingen ondersteunen dit: het aantal potentiële mantelzorgers op wie ouderen een beroep zouden kunnen doen, neemt de komende jaren, tot 2040, fors af (De Jong & Kooiker 2018). Dat betekent dat de druk op kinderen om mantelzorg te verlenen aan hun hulpbehoevende ouders zal toenemen. Daarom is het belangrijk om goed zicht te hebben op mantelzorgers die werken en hulp bieden aan hun (schoon)ouders: wie zijn zij, wat doen zij, welke ondersteuning gebruiken zij daarbij?

Hulp aan (schoon)ouders meestal niet heel intensief

De grootste groep werkende mantelzorgers die hun (schoon)ouders helpen is tussen de 45 en 65 jaar, de leeftijd waarop de kans groot is dat mensen hulpbehoevende (schoon)ouders hebben. Mannen en vrouwen helpen bijna even vaak: 47% is man en 53% is vrouw. Vrouwen die mantelzorg en werk combineren hebben een baan van gemiddeld 28 uur per week; mannen in een vergelijkbare situatie hebben een fulltime baan (38 uur per week). Vrouwen helpen hun (schoon)ouders gemiddeld vier uur per week, mannen drie uur.

Een op de tien werkenden helpt hun ouders intensief, dat wil zeggen, meer dan acht uur per week. Van hen is tweederde vrouw. Bij intensieve hulp werken vrouwen vier uur minder (24 uur), mannen 1 uur minder (37 uur). Het is mogelijk dat vrouwen hun ouders vaker intensief helpen dan mannen omdat zij kleinere banen hebben, maar het zou ook kunnen dat vrouwen hun werkuren verminderen zodat zij (meer) kunnen gaan helpen. Dit is uit ons onderzoek niet op te maken.

Mantelzorgers doen scala aan taken

Werkende mantelzorgers helpen hun (schoon)ouders vaak met meerdere dingen. Drie kwart geeft emotionele steun of gezelschap, twee derde biedt ondersteuning bij vervoer, ongeveer de helft gaat mee met doktersbezoek, helpt bij administratie of huishoudelijk werk en een kwart bij regelzaken. Een op de tien (vooral vrouwen) biedt ondersteuning bij persoonlijke verzorging en verpleegkundige taken. Deze hulp bieden kinderen minder vaak dan andere helpers; dit is te begrijpen als je je realiseert dat het nabijheid vereist; je moet dichtbij wonen om hierbij hulp te kunnen bieden. Gemiddeld hebben werkenden 40 minuten reistijd om bij hun hulpbehoevende (schoon) ouders te komen.

Ondersteuning in soorten en maten

De meeste mantelzorgers van (schoon)ouders helpen meestal niet op een werkdag, maar op hun vrije dag of in het weekend. Driekwart van deze mantelzorgers vindt dan ook dat zij de hulp goed kunnen combineren met hun werk. Een op de vijftien werkenden die een (schoon)ouder helpt voelt zich echter overbelast.

Werkende mantelzorgers die problemen ervaren met het combineren van werk en hulp aan (schoon)ouders, kunnen van verschillende vormen van ondersteuning gebruik maken. Zo is er de Wet op flexibel werken die in 2016 werd ingevoerd, waardoor een werknemer een verzoek kan doen om werktijden aan te passen of thuis te werken. Er zijn ook verschillende mogelijkheden voor verlof, bijvoorbeeld kortdurend of langdurend (doorgaans onbetaald) zorgverlof. Om van deze regelingen gebruik te kunnen maken is het eerst nodig om een leidinggevende op de hoogte te stellen van de mantelzorgsituatie. De helft van de werkende mantelzorgers die hun (schoon)ouders helpen doet dat. Vervolgens kunnen mantelzorgers afspraken maken over flexibel werken of het opnemen van verlof, of andere afspraken over bijvoorbeeld bellen tijdens werkuren met de hulpbehoevende of met andere hulpverleners. Een op de acht mantelzorgers van (schoon)ouders die met hun leidinggevende spreken over de mantelzorg, maakt zulke afspraken. Een derde maakt gebruik van kortdurend (zorg)verlof. Vaak spreken zij daarvoor vakantiedagen aan in plaats van de daarvoor bedoelde vormen van zorgverlof (De Boer et al 2019b, Oldenkamp 2018). Waarom zij dat doen is niet bekend, maar een rol kan spelen dat voor zorgverlof toestemming van de werkgever nodig is en dat het ook (deels) onbetaald kan zijn. Werkende mantelzorgers kunnen ook hun werkuren reduceren, al dan niet op tijdelijke basis, en dat doet een op de tien. Helpers van (schoon)ouders reduceren hun werkuren minder vaak dan mantelzorgers van andere naasten, zoals een partner of kind, en maken ook minder vaak andere afspraken over aanpassing van hun werk met hun leidinggevende. Dit is waarschijnlijk ook niet altijd nodig omdat zij doorgaans minder intensief helpen en de hulp ook vaak met anderen delen.

Door het delen van de hulp met anderen, zoals de thuiszorg of andere mantelzorgers, kunnen mantelzorgers zich ook gesteund voelen. Ruim driekwart helpt samen met andere mantelzorgers, en een op drie (ook) met professionals van bijvoorbeeld de thuiszorg. 14% helpt een (schoon)ouder die in een zorginstelling verblijft. In het algemeen zijn mantelzorgers tevreden over de mogelijkheden om de zorg af te stemmen met andere mantelzorgers of met bijvoorbeeld de thuiszorg. Wel zegt bijna een op de drie weleens een meningsverschil met andere mantelzorgers te hebben en zegt bijna de helft niet met de thuiszorg mee te kunnen beslissen over de zorg. Ruim een derde van de mantelzorgers die de hulp met de thuiszorg deelt geeft ook aan dat medewerkers zelden of nooit oog voor hen hebben.

Het delen van hulp met anderen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Sommige werkende mantelzorgers die hun (schoon)ouder helpen zijn hieraan begonnen omdat er niemand anders beschikbaar was (15%), of omdat deze (schoon)ouder alleen door hen geholpen wilde worden (25%).

Er zijn ook andere vormen van ondersteuning waar werkende mantelzorgers baat bij kunnen hebben, zoals advies, respijtzorg (de mogelijkheid zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen), cursussen, financiële tegemoetkomingen en materiele hulp. Daarvoor kunnen mantelzorgers bij hun gemeente terecht. Een minderheid van werkende mantelzorgers (ongeveer een op drie) klopt bij de gemeente aan. Mantelzorgers van (schoon)ouders doen dat niet vaker of minder vaak dan werkende mantelzorgers van andere naasten. Ongeveer een op de zes vindt het moeilijk om ondersteuning te vragen.

Ondersteuning op het werk en in de zorg van belang

De komende jaren zal het beroep op zonen en dochters om hun (schoon)ouders te gaan helpen als zij gezondheidsproblemen krijgen toenemen. Dit hoeft geen probleem te zijn omdat mantelzorgers die hulp aan (schoon)ouders bieden dit over het algemeen goed lijken te kunnen combineren met een betaalde baan. Het risico op overbelasting lijkt voor deze mantelzorgers dan ook kleiner dan bijvoorbeeld helpers van een partner of een kind, die vaker intensief helpen, en dat ook vaak op of na een werkdag doen. Maar de zorg voor een (schoon)ouder is voor een op de tien van deze werkende mantelzorgers wel intensief. Deze helpers zijn vooral vrouwen die dat combineren met een baan van drie dagen in de week. Ondersteuning om de combinatie werk en mantelzorg te verbeteren, is vaak gericht op het aanpassen van het werk, zoals flexibel werken, verlof nemen of aanpassen van de werkuren. Het is de vraag of dit voor vrouwen die al relatief weinig uren werken wel passende oplossingen zijn. Van de bestaande regelingen wordt maar beperkt gebruik gemaakt. De meesten zeggen daar ook geen behoefte aan te hebben, maar willen vooral begrip van hun leidinggevende (De Boer et al. 2019b). Ruim de helft van de werknemers die mantelzorgen, heeft aan zijn of haar leidinggevende verteld over de zorgtaak. Driekwart van degenen die met hun leidinggevende over hun mantelzorgactiviteiten sprak, ervaart begrip. Ook ervaren zij minder tijdsdruk.

Niet uitgesloten is dat de lage gebruikscijfers van de Wet op flexibel werk en zorgverlofmogelijkheden, te maken hebben met de regelingen zelf. Het gebruik daarvan zou bijvoorbeeld effecten op het werk kunnen hebben die mantelzorgers misschien niet willen, zoals minder inkomsten, of het mislopen van een promotie of een opdracht. Oplossingen buiten het werk, bijvoorbeeld voldoende thuiszorg, respijtzorg zoals dagopvang of hulp van andere mantelzorgers kunnen mantelzorgers, ook de werkenden onder hen, eveneens ontlasten.

Enigszins ontnuchterend moeten we vaststellen dat een goede combinatie van werk en hulp aan ouders en schoonouders niet alleen een tijdsprobleem is dat afhangt van verlof, flexibele werktijden en begrip van leidinggevenden. Ook oplossingen in de zorg, zoals het verdelen van de hulp met andere mantelzorgers, inzet van voldoende thuiszorg en gebruik van respijtzorg bepalen mede of de combinatie behapbaar is en blijft.

Literatuurlijst

  1. Boer, A. de, I. Plaisier & M.M.Y. de Klerk (2019a). Mantelzorgers in het vizier. Beleidssignalement mantelzorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
  2. Boer, A. de, I. Plaisier & M.M.Y. de Klerk (2019b). Werk en Mantelzorg. Kwaliteit van leven en het gebruik van ondersteuning op het werk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
  3. Jong, A.H. de & S. Kooiker (2018). Regionale ontwikkelingen in het aantal potentiele helpers van oudere ouderen tussen 1975-2040.  Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  4. Klerk, M.M.Y. de, A. de Boer, I. Plaisier & P. Schyns (2017). Voor Elkaar? Stand van de mantelzorg in 2016. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
  5. Oldenkamp, M. (2018). Caregiving experiences of informal caregivers. The importance of characteristics of the informal caregiver, care recipient, and care situation (proefschrift). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.