Zin ervaren: een leven lang?
We kunnen zin ervaren zonder dat we er bewust bij stilstaan. Als we kunnen doen wat we graag willen doen, het leven kunnen leiden zoals we dat het liefste doen, denken we meestal niet na over de zin van het leven. Datzelfde geldt ook voor veel ouderen. Zolang de beperkingen van het ouder worden acceptabel zijn en passen bij wie we willen zijn, kunnen we een zinvol leven hebben, zonder dat we op zoek hoeven gaan naar ondersteuning bij zingeving. Die behoefte aan ondersteuning gaat wel een grotere rol spelen wanneer de balans tussen positieve en negatieve ervaringen verstoord wordt, door uitval van fysieke of cognitieve functies of door verlies van dierbaren. Ingrijpende levensgebeurtenissen kunnen aanleiding zijn tot het opmaken van de levensbalans en een bewuste heroriëntatie op wat zin aan het leven geeft (Westerhof, 2014).
Zingeving als proces
Vooral als we geen grote problemen ervaren, is zingeving iets dat vaak impliciet gebeurt en daarom moeilijk te beschrijven is. Er is ook geen noodzaak om erbij stil te staan als het leven over het algemeen naar tevredenheid verloopt. In andere gevallen kan het ervaren van zin een gevolg zijn van een bewuste zoektocht naar wat zin aan het leven geeft. Een oudere die altijd graag op de fiets in de buitenlucht was, kan door een handicap veel verlies ervaren als hij niet meer zelfstandig naar buiten kan. De duofiets, bijvoorbeeld, doet mensen dan weer iets van die zin ervaren, vaak na een bewust zoeken hoe het leven zin te geven met de ontstane beperkingen.
Uit tal van psychologische studies blijkt dat zingeving een proces is waarin we drie aspecten kunnen onderscheiden: coherentie, doel en betekenis (Martela & Steger, 2016). Het eerste aspect (coherentie) gaat over de behoefte het eigen leven te kunnen begrijpen. We willen kunnen verklaren wat er gebeurt en zo een samenhang zien in onze ervaringen. Het tweede aspect (doel) richt zich op het streven naar doelen die voor iemand de moeite waard zijn. We willen iets kunnen bereiken dat ons een gevoel van richting geeft. Doelen motiveren tot het maken van plannen en het ondernemen van acties om die doelen te bereiken. Het derde aspect (betekenis) is de waarde die iemand aan zijn leven toekent. We evalueren ons leven vanuit de waarden die voor ons belangrijk zijn. Marcoen (2006) maakt een onderscheid tussen creatieve, experiëntiële (receptief) en houdingswaarden (attitudineel). Een mens kan vanuit creatieve waarden vormgeven aan zijn leven, maar ook receptief door het kunnen ontvangen van het goede (experiëntieel). Wanneer dat niet meer lukt, spreekt hij over de mogelijkheid om in vrijheid een houding te bepalen tegenover verlies, lijden en dood. Het gaat hier om het gevoel dat ons leven waardevol en de moeite waard is, wat er ook gebeurd is.
Het proces van (opnieuw) zin vinden is aldus cognitief, motivationeel en affectief geladen. We denken na over ons leven, we willen iets met ons leven en we voelen/waarderen er iets bij. Wanneer de ervaring van zin stagneert, kunnen één of meerdere van deze aspecten in het geding zijn. Deze zinervaring wordt vaak bedreigd, wanneer ouderen moeten verhuizen naar een zorgcentrum (Westerhof & Kuin, 2007). Maar ook ouderen thuis kunnen die zin verliezen als ze hun doelen niet meer kunnen realiseren, of als ze bijvoorbeeld een toenemend gebrek aan coherentie ervaren. De confrontatie met lijden en dood, met verlies van dierbaren, met fysieke en psychische achteruitgang, het blijvend gemis van geliefden bedreigt de ervaring van zin en vraagt om (opnieuw) zin te gaan geven aan de veranderde situatie. Voor sommigen blijkt dit een te grote opgave te zijn. Zij gaan zelf niet in op het appel om zin te blijven zien en te zoeken in hun leven (Marcoen, 2006). Zij hebben niets om ’s ochtends voor uit bed te komen en beleven hun dagen als zinloos. Mogelijk kan dan met behulp van anderen toch nog iets van zin ervaren worden. De ontmoeting met de zorgverlener kan een sociaal contact zijn dat hierbij kan ondersteunen.
Bron van zingeving: verbondenheid
Mensen maken gebruik van bronnen als zij (opnieuw) zin willen ervaren in hun leven. Er zijn verschillende zingevingsbronnen, die we kunnen onderbrengen in vier levensgebieden: fysiek, psychisch, sociaal en transcendent (Leijssen, 2004). Elk levensgebied kan helpen bij het vinden van zin zoals gezondheid, persoonlijke ontwikkeling en de eigen plek in de samenleving. Het transcendente omvat het spirituele leven, zoals het zijn uitdrukking kan vinden in geestelijke waarden, religie of ultieme betekenissen. Als op deze levensgebieden ouderen beperkingen gaan ervaren, wordt onder andere het contact met vertrouwde mensen om hen heen belangrijker. Familie speelt een belangrijke rol in de zinervaring van ouderen. Maar ook anderen, zoals zorgverleners, krijgen meer betekenis, wanneer het sociale netwerk afneemt.
Dat verlies aan contacten is een bedreiging voor de zinervaring van ouderen. Zij kunnen steeds minder uit deze bron putten wanneer zij geliefden verliezen of om andere redenen hun sociale contacten niet meer kunnen onderhouden. Het wordt moeilijker om dan iemand te vinden voor praktische en emotionele ondersteuning. Zij missen verbondenheid met anderen, maar vinden het tegelijk moeilijker om daar opnieuw in te investeren. Vooral voor ouderen die thuis wonen, kan dat leiden tot verlies van zin. De dagen zijn lang en op sommige dagen zie je niemand anders dan jezelf in de spiegel of hoor je alleen je eigen stem. Tijdens de cCorona-crisis is duidelijk geworden hoe schrijnend eenzaamheid soms kan zijn en hoe sterk de behoefte aan nabijheid en contact.
Het belang van wederkerigheid in de zorgrelatie
Een zorgverlener kan aan dit gevoel van verbondenheid en zo aan de zinervaring van ouderen bijdragen. Belangrijk voor zorgverleners is dat zij zich daarvan bewust zijn, wanneer zij ouderen thuis ondersteunen. Door het regelmatige contact met de oudere zorgvrager kunnen zij vanzelf al een belangrijke bron van zinervaring worden. Maar ook kunnen zij bewust begeleiden bij de behoefte aan zinervaring door de wijze waarop zij de zorgvrager benaderen. Dat vraagt van hen een afstemming op wat de zorgvrager nodig heeft.
De deelnemers aan een onderzoek van Hupkens e.a. (2020) over de verwachtingen van ouderen ten aanzien van ondersteuning bij zingeving, benadrukken het belang van wederkerigheid bij deze ondersteuning door de zorgverlener. Zij willen als persoon gezien worden en niet als patiënt. Deze afstemming op de persoon van de zorgvrager heeft invloed op hoe de zorgverlener zou moeten handelen. De zorg moet ingebed zijn in een relatie van vertrouwen, waarin de zorgvrager zichzelf als waardevol mens voor deze zorgverlener kan ervaren. In de zorgethiek is er vanaf het begin veel aandacht geweest voor deze wederkerigheid. Een professioneel contact tussen een zorgvrager en een zorgverlener wordt een zorgrelatie wanneer de wederzijdse behoeftigheid wordt erkend. Ouderen zijn vaak afhankelijk van de hulp van een ander. Maar samen met de zorgverlener delen zij de behoefte aan nabijheid, erkenning, waardering en liefde. De zorgverlener is daarin ook afhankelijk van de zorgvrager, waardoor er wederkerigheid in de relatie ontstaat.
De praktijk van de thuiszorg
In de thuiszorg liggen veel kansen voor een zorgrelatie die bijdraagt aan de zinervaring van ouderen. Zorgverleners komen bij de ouderen thuis en zien vaak aan de inrichting van het huis hoe de persoonlijke levenssfeer is. Zij komen ook meestal alleen, zodat zij alle aandacht kunnen geven aan het contact dat er op dat moment is, zonder afgeleid te worden door anderen.
Tegelijkertijd wordt dit contact bedreigd door een toenemende nadruk op kwantiteit (onder andere prestatiedruk) in de thuiszorg. In het kader van efficiënte zorgverlening en financiële haalbaarheid moeten zorgverleners vele zorgvragers in een dagdeel bezoeken. Meer en meer wordt deze nadruk op de kwantiteit in de dienstverlening ervaren als in tegenspraak met de kwaliteit van de thuiszorg. Ouderen durven soms niet eens om aandacht te vragen, omdat zij zien hoe druk de zorgverlener is. Zorgverleners voelen zich regelmatig schuldig dat zij niet even doorgevraagd hebben naar hoe het ging, omdat zij bang waren dat het dan te veel tijd van hen zou vragen.
Aandacht
Deze ontwikkeling vraagt enerzijds om een maatschappelijke bezinning op de betekenis van de thuiszorg. Behoort het persoonlijke contact tussen de oudere en de zorgverlener niet bij de kwaliteit van deze zorg? Juist de informele gesprekken tijdens de zorgverlening kunnen ouderen een gevoel geven dat zij ertoe doen, zoals uit het onderzoek van Hupkens e.a. (2020) blijkt. Ook kunnen deze contacten voorkoómen dat interventies van andere hulpverleners nodig zijn om zinverlies en gevoelens van eenzaamheid te verhelpen. Kwalitatieve contacten tussen de oudere en de zorgverlener kunnen daarmee preventief werken. Daarom is deze bezinning nodig op het beroep van de zorgverlener. Zorgverleners geven vaak aan dat zij juist vanwege het persoonlijke contact in de thuiszorg zijn gaan werken. Zij zien dat als een essentieel onderdeel van hun werk en vragen zich af of zij dit werk nog wel willen doen als hiervoor steeds minder ruimte is.
Anderzijds vraagt deze ontwikkeling om professionaliteit in het geven van aandacht. Een zorgvrager geeft aan dat haar hulpvraag niet wordt opgemerkt: “They do not see anything when I sit there ill, they do not look at me and discover what I need” (Moe e.a., 2013, 740). Terwijl een andere zorgvrager vertelt hoe zij door de zorgverlener als gelijkwaardig wordt gezien: “They (nurses) are coming every morning . . . I have two human beings coming, one in the morning and one in the evening” (Moe e.a., 2013, 743). Zij voelt zich ondanks haar hoge leeftijd en ziekte gezien en gewaardeerd als mens.
Aandacht voor zingeving hoeft ook niet noodzakelijk veel tijd te kosten. Zorgverleners kunnen ook tijdens korte zorgmomenten leren hoe aandacht te geven aan de oudere die zij zorg verlenen. Dat doet een oudere goed en doet hem zin ervaren door het gezien en gewaardeerd worden om wie hij is in plaats van aandacht te moeten vragen. Aandacht geven vraagt om een attitude die Baldacchino (2015, 597) omschrijft als: ‘being in doing, not simply doing’. Hierdoor wordt de thuiszorg een kwalitatieve ontmoeting, waarin de zorgverlener expliciet of impliciet bijdraagt aan wat de oudere aan zin kan ervaren.