1976 Weergaven
9 Downloads
Lees verder
Ik behoor tot de ‘babyboomgeneratie’ van 65-plussers. Het betreft een omvangrijke generatie die niet hoog oploopt met de manier waarop de ouderenzorg in Vlaanderen is georganiseerd. Vandaar een ‘wake-up call’, een pleidooi voor een systeemverandering. Niet de zorg, maar de woonkwaliteit moet het uitgangspunt zijn.

‘Residenten’

Enkele maanden geleden overleed mijn moeder op 93-jarige leeftijd. Ze verbleef al drie jaar in een woonzorgcentrum (WZC). Ik schrijf bewust ‘verbleef’, omdat ze er niet echt woonde, ondanks de zeer goede zorgen van attente en bekwame verpleegkundigen en zorgmedewerkers.

In die jaren ging ik vaak bij haar langs, maar had niet het gevoel daar thuis te komen. Ook mijn moeder keek verbaasd op als ik haar vroeg of ze daar woonde. Haar thuis was daar waar ze vroeger haar kroost bemoederde en haar domicilie had. Waar ze nadien terechtkwam, daar verbleef ze, net als de 59 andere ‘residenten’ in haar unit. Voor mijn moeder was het thuisgevoel ver weg. Ze kon niet meer kiezen wat en wanneer ze at, wanneer ze ging slapen en opstaan, met wie ze aan tafel zat. In ruil voor veel zorg moest ze veel van haar autonomie opgeven. In de buurt gingen we vaak wandelen. Mantelzorg is wandelzorg, in lanen en dreven, parkjes en pleintjes, maar dat leverde weinig contacten op met mensen in de residentiële wijk, niet direct een zorgzame buurt. Na de wandeling kon ik haar niet zeggen dat we ‘terug thuis’ waren. Zo gaat dat nu eenmaal, denken we dan. De zorg was prima, maar toch was moeder een beetje thuisloos.

De WZC’s bevonden zich de jongste jaren geregeld in het oog van de storm, niet alleen door het tekort aan personeel of een sluiting. Het recente debat over de overmatige toediening van medicatie zoals insuline of antipsychotica, toonde ons het WZC als een soort ziekenhuis. De coronacrisis drukte ons daarenboven met de neus op zowel de kwetsbaarheid van grootschalig opgezette instellingen, als op het fenomeen van de eenzaamheid voor wie nog thuis woont. Het debat over de ouderenzorg gaat nog te weinig over de woonkwaliteit.

Kloof tussen ‘thuis’ en ‘woonzorgcentrum’

De Adviesraad Ouderen (2022) van de Koning Boudewijnstichting (KBS) vindt dat het oplappen van wat bestaat niet zal volstaan. Voor oudere mensen met een zorgbehoefte is er nog een te grote kloof tussen ‘thuis willen blijven’ en ‘naar het WZC moeten’.

Het keuzepalet in het huidig systeem is te beperkt. Men woont thuis, misschien al een tijdje alleen, en er is steun van thuiszorg en mantelzorgers. Van zodra dat niet meer lukt, bestaat de mogelijkheid te verhuizen naar een andere woonvorm, vaak een assistentiewoning. Vele ‘serviceflats’ zijn niet alleen duur, maar ook slecht gelegen en zonder nabije of onmiddellijke zorg. Het WZC of het ‘rusthuis’ is dan het eindstation, waar men terechtkomt bij gebrek aan een alternatief. Met de zorg als uitgangspunt gaapt er een grote kloof tussen de thuiszorg en het WZC. Die kloof dichten kan alleen door consequent wonen als uitgangspunt te nemen en te werken aan een zeer gedifferentieerd palet aan woonvormen, waarop dan de nodige zorg kan geënt worden.

Een variatie van woonzorgomgevingen

Een onderzoek van de KBS peilde in 2020 naar de woonvoorkeuren van 65-plussers. Daaruit blijkt dat een grote meerderheid in de eigen woning wil blijven wonen, indien nodig aangepast of gerenoveerd, met heel diverse gradaties van dag- en nachthulp, thuiszorg en ondersteuning: professioneel, mantelzorg en ook met digitale hulpmiddelen. Een kwart van de bevraagden heeft voorkeur voor een assistentiewoning; 10% opteert voor een vorm van groepswonen, zoals co-housing of kangoeroewonen en slechts 10% vermeldt het WZC. Belangrijk is dat 15% van de ondervraagden hier nog niet over heeft nagedacht. Informeren en sensibiliseren blijft dus belangrijk.

Al bij al is duidelijk dat het overgrote deel van de 65-plussers verwacht dat er iets gedaan wordt aan hun huidige of nieuwe woonsituatie. Tegelijk vinden mensen veel te weinig terug wat ze cruciaal vinden: autonomie of ‘zelf kunnen beslissen’, deelgenoot zijn van wat er in de omgeving gebeurt en kunnen samenleven met anderen, niet alleen met mensen die oud en hulpbehoevend zijn. Daarom is er nood aan verschillende ‘woonzorgomgevingen’ die vertrekken van vijf basiskenmerken (KBS, 2022).

Keuzevrijheid is een eerste vereiste. Dat vraagt niet alleen een variatie van woonvormen, maar ook een perspectief van betaalbaarheid, vooral van de woonkost. Renoveren van de eigen woning of participeren in een co-housinginitiatief is nog te vaak een privilege van de hogere middenklasse. En wat als je behoort tot de kwetsbare groep van huurders? Het waarborgen van die keuzevrijheid vraagt een doortastend woonbeleid voor de financieel zwakkere groep van ouderen. Op dat vlak heeft Vlaanderen een enorme achterstand in te halen. Amper 6% van de Vlaamse huishoudens beschikt over een sociale huurwoning. In veel Europese landen ligt dat een pak hoger. Zo zit Nederland op 30%, Frankrijk op 16%. Woonvormen met nabije zorg moeten steeds meer buiten de sociale huisvesting gerealiseerd worden en zijn vaak voor financieel zwakkere bevolkingsgroepen niet betaalbaar.

Voorts is het belangrijk dat men kan wonen in een zorgzame buurt, met een mix van generaties en een goede wisselwerking met de omgeving. Het vraagt ook een aanpak waarin de bewoner centraal staat, met zijn eigenwaarde, zorgvragen, talenten en vaardigheden. Dit woonzorgconcept is per definitie kleinschalig en huiselijk. In zo’n woonzorgomgeving gaat het tenslotte over een gevoel van geborgen veiligheid samen met zoveel mogelijk zelfstandigheid, autonomie en mobiliteit. Dit alles met aandacht voor bijzondere kwetsbaarheden, zoals dementie.

Bij uitstek voor ouderen is de woonomgeving minstens even belangrijk als de woning zelf. De Decker e.a. (2018)  pleiten voor de installatie van ‘woonzorgnetwerken’: kleinschalige zorginitiatieven met de groeiende groep ouderen in verspreide bewoning in kleinere gemeenten. Woonzorgnetwerken vertrekken van de basisgedachte dat niet elke gemeente over alle basisvoorzieningen kan beschikken, maar dat er wel nood is aan differentiatie binnen de kleinschalige zorg. Het woonzorgnetwerk biedt een antwoord op het verdwijnen van voorzieningen en diensten uit de dorpen. Met meer aangepaste woonvormen in een dienstverlenende omgeving voorkomt men de isolatie van zorgbehoevenden. Het Vlaamse project ‘zorgzame buurten’ kan hier wellicht ook toe bijdragen.

Een sterkere tandem van woon- en zorgbeleid

De woonsituatie van Vlaamse senioren is heel verschillend naargelang ze huren dan wel eigenaar zijn, in een goed voorziene woonkern wonen, dan wel meer ruraal, geïsoleerd in een gedateerde vrijstaande woning (Goossens & Beersmans, 2023). Het Vlaamse woonbeleid hanteert echter een gedateerd ééndimensioneel seniorenprofiel dat niet tegemoetkomt aan hun mogelijkheden en behoeften.

De zone tussen het oorspronkelijke huis en het WZC is een braakliggend terrein voor innovatie en differentiatie. Een toekomstvisie op zorg én wonen voor ouderen is een samenspel tussen zorgdeskundigen, visionaire architecten, projectontwikkelaars en huisvestingsmaatschappijen. Die vernieuwing moet gesteund worden door een veel sterkere tandem tussen het Vlaamse woon- en zorgbeleid.

Enkele initiatieven zijn alvast hoopgevend. Zo doet het House-project onderzoek naar innovatie in wonen van ouderen en subjectief welbevinden (www.house-research.be).Drie onderzoeksgroepen uit drie verschillende kennisinstituten hebben daartoe de handen in elkaar geslagen. Met verschillende tools geven ze inspiratie aan ouderen en hun directe netwerk, zorgverleners, (interieur)architecten, beleidsmakers en studenten/docenten van specifieke disciplines. Deze tools helpen bijvoorbeeld om de invloed van woonomgevingen op ouderen te beoordelen of om ruimtelijke scenario’s voor innovatieve woonconcepten te ontwikkelen. Het model van de wooncoöperatie kan een interessant vehikel zijn om kleinschalige woonzorgprojecten te realiseren. De CERA-coöperatie ondersteunt wooncoöperaties om hierop in te zetten, met het betrekken van externe zorgverlening (www.cooperatiefwonen.be).  Zo zijn er al verschillende coöperaties die een woonvorm creëren voor mensen met een beperking. Voor zorgbehoevende ouderen ligt hier nog een heel terrein open.

Meer woonkwaliteit in de WZC

Momenteel verblijft in Vlaanderen 8% van de 65-plussers in een WZC. Vanaf 2030 zal het aantal 80-plussers er fel toenemen en zelfs verdubbelen tegen 2070 (Goossens & Beersmans, 2023).  

Even een terugblik op het WZC waar moeder verbleef maar niet woonde. Het was/is een 3-sterren WZC met prima verzorging, goede keuken en een groot aanbod aan activiteiten. Heel netjes, maar zonder huiselijke sfeer. Het grote gebouw is opgedeeld in units van 60, met kamertjes in lange gangen en een grote eetzaal. Het pronkstuk is een uiterst gezellige cafetaria die uitgeeft op een prachtige binnentuin. Het is er heel goed verblijven. Toch de vraag waarom men zo’n 20 jaar geleden het vroegere rusthuis niet heeft afgebroken en vervangen door kleinschalige wooneenheden, een open tuin en een cafetaria gericht naar de buitenwereld. Dat zou het wonen al wat meer benaderen. De verklaring is dat er in de zorgsector met investeringssubsidies van het welzijnsdepartement nog vaak gebouwd en verbouwd wordt vanuit een instellingsvisie, niet vanuit een hedendaagse visie op wonen.

Daarom lijken vandaag de meeste WZC‘s nog op ziekenhuizen met veel te grote afdelingen. Om zorgkwaliteit te kunnen bieden, werden ze steeds groter. De Adviesraad Ouderen (Koning Boudewijnstichting, 2022) wijst er terecht op dat de organisatie-eisen hier de wensen van het individu ‘overrulen’.

Daarbij komt nog dat de opvang van het groeiend aantal zorgbehoevende 80-plussers in dit klassieke ziekenhuismodel wellicht niet mogelijk is, maar vooral niet wenselijk. Ook hier is er dus werk aan de winkel. En waarom ook hier niet vertrekken van de vijf geschetste basiskenmerken van een goede woonzorgomgeving: keuzevrijheid, inbedding in een leefomgeving, flexibiliteit, kleinschalige huiselijkheid en veiligheid met zelfstandigheid.

Met het Zweedse Tubbe-model zetten enkele WZC stappen naar meer autonomie en beslissingskracht van bewoners (www.tubbe.be). Tubbe wil van WZC aantrekkelijke plaatsen maken, waar het goed wonen en werken is.  Ook A Sense of Home brengt verschillende elementen samen die een invloed hebben op het thuisgevoel in WZC (Steyaert, 2020), zoals: baas zijn in de eigen kamer, vakantie kunnen beleven… Deze twee initiatieven wrikken wat aan het instellingskarakter van bestaande WZC. Maar om de nieuwe of aankomende ouderen aan boord te trekken zal men het huiswerk toch vaak helemaal opnieuw moeten maken.

Een pleidooi voor de regie in eigen handen

Vele babyboomers willen de regie over de oude dag zelf in handen houden. De meeste gesprekken gaan over wonen. Hoelang kunnen ze nog in het veel te grote lege nest wonen? Kunnen ze voor het ‘te laat’ is naar een andere woonvorm verhuizen? En wat als zij of hun partner veel zorg nodig hebben/heeft die niet door thuiszorg kan opgevangen worden? Waar kunnen ze dan wonen-met-zorg? En wordt het op het eind dan toch een WZC, dan hopen ze dat het niet voelt als een ziekenhuis. Zij komen op voor meer keuzevrijheid en sociale rechtvaardigheid, want niet iedereen heeft de mogelijkheden, context of middelen om in eigen regie een aangepaste woonvorm te kiezen.

Dat er naar de signalen van de babyboomers geluisterd wordt, is hoopgevend. De Vlaamse minister van Welzijn, Hilde Crevits, maakte eind 2022 nog 1,86 miljoen euro vrij om de kwaliteit van leven, wonen en zorg te meten, zoals die door de bewoner en zijn familie ervaren wordt.

Ook de in maart 2023 gelanceerde campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’ van de Vlaamse Ouderenraad sluit aan op het zelf in handen houden van de regie. De campagne vertrekt van de vaststelling dat heel wat 60-plussers zien hoe de ouderenzorg er voor hun ouders uitziet maar zich daarin absoluut niet kunnen herkennen.

Benieuwd of we nog tijdig zullen afstevenen op een echte paradigmashift van zorg naar wonen-met-zorg.

Literatuurlijst

  1. De Decker, P., Vandekerckhove, B., Volckaert, E., Wellens, C. & E. Schillebeeckx (2018). Ouder worden op het Vlaamse platteland. Over zorg, wonen en ruimtelijk ordenen in dunbevolkte gebieden. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
  2. Goossens L. & Beersmans, H. (2023). Wrikken aan wonen (voor ouderen) 2.0. Naar een moonshot-woonbeleid met donutambities. In: Vranken, J., De Decker, P., Verté, D. & Crivit, R. (red.)  Ongehoord en ongezien. Hoe Vlaanderen vergrijst. Antwerpen: Gompel & Svacina.
  3. Kiezen moet kunnen. Ook voor ouderen. De woonzorgomgeving van de toekomst. (2022). Brussel: Koning Boudewijnstichting. Gratis op: https://kbs-frb.be/nl/kiezen-moet-kunnen-ook-voor-ouderen-de-woonzorgomgeving-van-de-toekomst
  4. Levenskeuzes op latere leeftijd bij niet-hulpbehoevende personen. Opvolgmeting 2020. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Gratis op: https://media.kbs-frb.be/nl/media/6391/Levenkeuzes%20latere%20leeftijd
  5. Serrien, L. (2022). Hoezo? Woonzorgcentrum? Sociaal.Net, Column,
  6. https://sociaal.net/column/hoezo-woonzorgcentrum/.
  7. Serrien, L. (2022). Babyboomers willen andere ouderenzorg. Sociaal.Net, Opinie, https://sociaal.net/opinie/babyboomers-willen-andere-ouderenzorg/
  8. Steyaert, J., Dit woonzorgcentrum creëert een echt thuisgevoel. Sociaal.Net, 18-02-2020. https://sociaal.net/achtergrond/woonzorgcentrum-creeert-thuisgevoel/