1363 Weergaven
6 Downloads
Lees verder
“Who we are and where we are going: how our values, beliefs, drives and needs will combine with social trends to shape our future” (Mitchells, 1983). Naarmate de eerste generatie ouder wordt, valt zij terug op haar referentiekader en de oude leefpatronen van het land van herkomst. De afgelopen eeuw heeft het gevoerde categoriaal overheidsbeleid onvoldoende aandacht besteed aan de woonwensen van de groep Surinaamse ouderen, die gekenmerkt wordt door multiculturaliteit.

De Surinaamse bevolking

De bevolking van Suriname is multi-etnisch samengesteld en verschilt in herkomst en grootte. De Afro-Surinamers (ook Creolen genoemd) en de Hindostanen zijn de grootste bevolkingsgroepen. Verder maken Javanen, Chinezen, Indianen en Bosland-Creolen (de Marrons) deel uit van de bevolking (Liem & Veld, 2005). In Nederland wonen naar schatting, inclusief de derde generatie, 390.000 Surinamers (Choenni Chan, 2013). Daarvan zijn de Hindostanen de grootste groep. Iedere bevolkingsgroep kent andere tradities, gewoonten, normen en waarden. In dit artikel richt ik mij op de eerste generatie Hindostaanse-, Javaanse- en Afro- Surinamers die vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw om verscheidene redenen naar Nederland vertrokken. De reden voor hun vertrek naar Nederland was verschillend: een betere toekomst, studie, gezinshereniging, economische motieven en politieke instabiliteit. De grootste stroom Surinamers kwam in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw.

Het gevoerde Nederlands beleid

Het overheidsbeleid was in die tijd gericht op het langer zelfstandig wonen van ouderen. Zorg aan huis werd gestimuleerd, zodat ouderen meer zelfredzaam werden. Het overheidsbeleid veranderde in 1985, na het rapport van de WRR in 1983, en legde niet meer de nadruk op de verschillende doelgroepen, maar op het algemeen beleid. In 1990 waren Surinaamse ouderen nauwelijks bekend met het sociaal netwerk in Nederland. De meeste eerste generatie ouderen woonden vanaf hun komst in Nederland bij de kinderen of woonden zelfstandig in achterstandswijken en in de oude negentiende-eeuwse huizen in de grote steden. Je ouders die je verzorgd hebben, plaats je niet in een bejaardentehuis. Dat was het beeld dat vele Surinamers hadden. Pinto (2004) beschrijft in de structurentheorie dat structuren van regels, codes en normen en waarden van belang zijn bij het communiceren met groepen. Surinaamse gezinnen nemen hun ouders in huis als zij niet zelfstandig kunnen wonen. Aandacht voor je eigen ouders is erg belangrijk in de Surinaamse cultuur.

In die periode ontstonden verschillende particuliere initiatieven: groepswonen, aanleunwoningen en andere woonvormen. Uit ergernis over het gebrek aan aandacht voor oudere migranten in de Minderhedennota van 1983 ontstond op verzoek van Surinamers het initiatief tot het gemeenschappelijk wonen (Nelissen,1990). De resultaten van het onderzoek van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (nu MOVISIE) leidde tot het ontstaan van woongroepen naar etniciteit voor verschillende groepen in de grote steden. Surinamers konden voor het eerst hun woonwensen kenbaar maken. Het gevoel van verbondenheid met de eigen etnische groep door het gedeelde verleden en ervaring in het land van herkomst was het uitgangspunt. Dit werd ook bevestigd door de Amerikaanse onderzoeker Putnam (2000), die aandacht vroeg voor sociale banden in de samenleving. Sociale banden brengen verbindingen tussen mensen tot stand (bonding). Indien er minder of nauwelijks contacten zijn met andere culturen dan ontstaat bridging. Het onderzoek van Can (2010) en Meulenkamp e.a. (2010) benadrukt ook dat oudere migranten zich sterk hechten aan het leven dat ze gewend zijn. Ze hebben dezelfde behoeften aan veiligheid en sociale contacten als autochtone ouderen en vinden respectvolle bejegening belangrijk. Zij ervaren kwaliteit van zorg en van leven vaak anders door het verschil in taal, andere gewoontes en andere opvattingen zoals hygiëne. Daarnaast heeft deze groep geen goed functionerend netwerk in Nederland en krijgt minder pensioen, omdat zij zich na hun vijftiende jaar in Nederland hebben gevestigd (AOW-gat). Verder spelen de aspecten uit het leven van het land van herkomst, zoals het warme klimaat, een belangrijke rol (Meulenkamp e.a., 2010) bij de wensen die deze ouderen hebben. Meulenkamp e.a. concluderen dat alle domeinen van leven belangrijk zijn voor de migranten ouderen, namelijk: lichamelijk welbevinden en gezondheid, woon-en leefomstandigheden, participatie en mentaal welbevinden.

Woonwensen van de eerste generatie

De eerste generatie migranten ouderen heeft een andere manier van wonen en verzorging. Het onderzoek van Nelissen concludeert dat niet alle eerste generatie Surinamers in een groep wil wonen. De manier van wonen verschilt per cultuur. De Hindostaanse ouderen hebben hun tradities, geloof en normen en waarden meegenomen uit hun land van herkomst, de Bollywood cultuur uit India. Het joint-family systeem maakte het mogelijk dat deze groep ouderen kon rekenen op hulp van hun familieleden.

Vanaf augustus 2014 is kwalitatief onderzoek verricht (Babel) door middel van gesprekken met respondenten van de eerste generatie Surinamers: Hindostanen, Afro- Surinamers en Javanen, die woonachtig zijn in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Breda en Groningen. Bij de vraag naar hun voorkeur voor wonen gaven de meesten aan dat zij zelfstandig of kleinschalig in een groep willen wonen (zie grafiek 1).

Grafiek 1. Analyse onderzoek voorkeur wonen van de eerste generatie Surinamers

 

Indien er behoefte is aan zorg, dan is de wens om in een aanleunwoning te wonen; een vorm van zelfstandig wonen is voor deze groep erg belangrijk.

De meeste Afro-Surinaamse ouderen hebben de wens zelfstandig te willen blijven wonen met of zonder zorg. Het groepswonen is niet een wens van deze groep. Dit kan verklaard wordt door het feit dat in veel Creoolse gezinnen de vrouw een dominerende rol in het gezin heeft. Zowel in de Verenigde Staten als in het Caraïbisch gebied wordt dit een matrifocaal gezin genoemd. Matrifocaliteit betekent dat de vrouw meer waarde hecht aan de relatie met haar kinderen dan de partnerrelatie (Wekker, 1994). De rol van de mannelijke partner is marginaal.

De Javaanse Surinamer kent een andere geschiedenis. Zij voelt zich verbonden met de eigen groep door de cultuur. De meeste Javaanse ouderen hebben aangegeven dat zij het liefst in een groep wonen. De verklaring hiervoor is dat de meeste Javanen in Suriname en in Indonesië leefden in dorpsgemeenten, behoefte hadden aan elkaars gezelschap en elkaar regelmatig ontmoetten bij belangrijke gebeurtenissen in de familie (van Wengen, 2016). Op de vraag naar hun wensen ten aanzien van de toekomstige woning en of locatie gaf het merendeel van deze groep aan dat zij aanpassingen aan de woning, voorzieningen in de omgeving en het wonen met mensen van je eigen cultuur belangrijk vinden. Van de geïnterviewde groepen vinden de Javaanse ouderen groepswonen prettiger dan alleen wonen. En de Hindostanen gaven aan zelfstandig- en groepswonen prettig te vinden.

Kortom, het blijkt dat de meeste Surinaamse Hindostaanse-, Creoolse- en Javaanse ouderen die vlak voor de onafhankelijkheid naar Nederland zijn gekomen en nu behoren tot de eerste generatie het belangrijk vinden dat bij het verlenen van zorg het personeel de cultuurgebruiken kent. Zij hebben liefst iemand van de eigen cultuur, die ze begrijpt en persoonlijke aandacht geeft; een belangrijk argument om gelukkig en gezond oud te worden.

Notes

Over de auteur

Nancy Babel is socioloog en werkzaam als docent bij het Horeca College van het ROC Albeda in Rotterdam. Zij doet promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit naar de leefstijlen van generaties Surinamers.

Literatuurlijst

  1. Can, M. (2010) Wel thuis! De beleving van migrant zijn, psychische gezondheid en kwaliteit van leven bij Turken in Nederland. Tilburg: Proefschrift van het Universiteit.
  2. Choenni Chan, E.S. (2014). Hindostaanse Surinamers in Nederland 1973-2013. Arnhem: LM Publisher.
  3. Liem & Veld T. (2005). De integratie van Surinamers: voortgang en stagnatie. De sociaal-economische en sociaal culturele integratie van Surinamers in Nederland. Rotterdam: Instituut voor Sociologisch – Economisch Onderzoek
  4. Meulenkamp, T., Beek, van A.; Gerritsen, D., Graaff, de F., Francke, A. (2010). Kwaliteit van leven bij migranten in de ouderenzorg. Een onderzoek bij Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse/ Arubaanse en Chinese ouderen. Utrecht: Nivel.
  5. Nelissen, H. (1990). De verlokking van een tropische tuin. Gemeenschappelijk wonen en door Surinaamse ouderen in Den Haag. NIZW, Utrecht: Warray uitgeverij.
  6. Pinto, D. (2007). Interculturele communicatie: een stap verder. Utrecht: Bohn Stafleu van Loghum.
  7. Putnam (2000). Bowling Alone: the collapse and revival of American community. New York: Simon & Schuster.
  8. Wekker, G. (1994). Ik ben een gouden munt. Ik ga door vele handen, maar verlies mijn waarde niet. Amsterdam: Vita.
  9. Wengen, van G.D. (2016). De Javanen in de Surinaamse samenleving. Berusting en worteling. Brave New Books.