Langer doorwerken
De afgelopen decennia hebben zich belangrijke veranderingen voorgedaan op het gebied van werk en pensioen. Het beleid is steeds meer gericht op langer doorwerken. Dit is ook terug te zien in de cijfers over arbeidsdeelname van ouderen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Zo steeg het aandeel werkzame mensen in de leeftijdsgroep 70 tot 75 jaar van 5,3 procent in 2013 naar 9,5 procent in 2023. De arbeidsdeelname in 2023 is onder 70–75-jarigen hoger onder mannen (14,9 procent) dan onder vrouwen (4,4 procent). Deze veranderingen in de arbeidsdeelname op hogere leeftijd roepen vragen op over de term ‘pensionering’. In welke situatie zullen mensen zichzelf als gepensioneerd beschouwen: wanneer ze pensioeninkomen ontvangen of wanneer ze helemaal niet meer betaald werken? Bestaan er misschien nog andere criteria? In dit artikel worden de percepties over toekomstige pensionering onderzocht onder werkenden van 40 jaar tot de AOW-leeftijd. Daarbij wordt er specifiek gekeken of die percepties over pensionering verschillen tussen werknemers in loondienst en mensen die als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) werken. De groep zzp’ers is de afgelopen jaren in omvang toegenomen op de flexibiliserende Nederlandse arbeidsmarkt. Inmiddels hebben ruim 1,2 miljoen mensen het zzp-schap als hoofdbaan. Aangezien de werk- en pensioencontext van zzp’ers heel anders is dan die van werknemers, is een belangrijke vraag of zzp’ers ook anders aankijken tegen pensionering.
Definities van pensionering
Als startpunt van de verkenning van de definitie van pensionering, biedt het woordenboek aanknopingspunten. De Dikke Van Dale definieert pensionering als ‘het met pensioen gaan’ en ‘de datum waarop iemand met pensioen gaat’ (Van Dale Uitgevers, 2024). Bij ‘pensioen’ spreekt het woordenboek onder meer over een ‘uitkering die iemand ontvangt na beëindiging van zijn beroepswerkzaamheden wegens het bereiken van een vastgestelde leeftijd’ (Van Dale Uitgevers, 2024). Deze definitie sluit aan bij het beeld dat velen zullen hebben bij pensionering: een transitie tijdens de latere loopbaan waarbij mensen volledig stoppen met werken en op dat moment pensioeninkomen gaan ontvangen. Het CBS definieert ‘met pensioen gaan’ op basis van het voornaamste inkomen dat 55-plussers ontvangen. Zij houdt in haar definitie dus rekening met de mogelijkheid dat mensen zowel werken als pensioen ontvangen. Werknemers die met pensioen gaan ontvangen in het ene jaar loon als de voornaamste persoonlijke inkomensbron en het jaar daarop pensioen als voornaamste inkomensbron. Zzp’ers worden in deze definitie niet meegenomen.
In de wetenschappelijke literatuur wordt een veelheid aan definities en metingen van pensionering gebruikt. Een inventarisatie van de metingen van pensionering laat zien dat pensionering bijvoorbeeld kan verwijzen naar het ontvangen van pensioeninkomen, het volledig of gedeeltelijk stoppen met betaald werk tijdens de latere loopbaan, het verlaten van de carrièrebaan, of combinaties van deze definities (Denton & Spencer, 2009). Denton en Spencer (2009) concluderen dat er geen consensus bestaat in de wetenschappelijke literatuur over de meting van pensionering. Vaak wordt in onderzoek de meting ingegeven door de onderzoeksvraag en beschikbare data. Door alle overlappende criteria op basis waarvan iemand als gepensioneerd kan worden beschouwd, wordt in een overzichtsartikel van de pensioneringsliteratuur het bepalen van of iemand gepensioneerd is als ‘ambigu’ beschreven (Ekerdt, 2010). Dit roept de vraag op: hoe kijken mensen hier zélf tegenaan? In de schaarse studies die bestaan over dit onderwerp, wordt er verondersteld dat de definities die mensen van pensionering hanteren zouden kunnen samenhangen met de mate waarin hun levenspad is ingebed in vaststaande geïnstitutionaliseerde structuren (Szinovacz & DeViney, 1999), zoals de organisatiecontext en het pensioensysteem. Voor werknemers in Nederland is de pensioneringscontext tamelijk gestructureerd. Ze bouwen veelal automatisch pensioen op via hun werkgever en hebben vaak te maken met een verplichte leeftijd om te stoppen met werken. Er zou daarom verwacht kunnen worden dat werknemers het ontvangen van pensioeninkomen relatief vaak als ijkpunt voor pensionering hanteren. Voor zzp’ers is de pensioneringscontext heel anders. Zij krijgen – net als werknemers – een uitkering bij het bereiken van de AOW-leeftijd, maar hebben veel meer verantwoordelijkheid om zelf te sparen voor hun aanvullend pensioen en hebben niet te maken met een verplichte pensioenleeftijd (Damman & Van Solinge, 2018). Naar verwachting zal hierdoor de definitie die zzp’ers hanteren voor hun pensionering minder traditioneel zijn.
Percepties over pensionering
Om inzicht te krijgen in hoe mensen zelf tegen pensionering aankijken, is in een online survey (zie kader) aan werkenden van 40 jaar tot de AOW-leeftijd de volgende vraag gesteld: “Mensen denken heel verschillend over pensionering. In welk van de onderstaande situaties zou u zichzelf als gepensioneerd beschouwen?”
De deelnemers aan het onderzoek konden meerdere definities aanvinken. Ook kregen ze de mogelijkheid om zelf een definitie in te vullen bij de antwoordoptie ‘anders, namelijk als ik…’, of konden ze kiezen voor de optie ‘ik zal mijzelf nooit als gepensioneerd beschouwen.’
Beschrijving VARIN data
De “Views About Retirement In the Netherlands” (VARIN) data zijn in januari/februari 2021 verzameld onder zzp’ers en werknemers van 40 jaar en ouder in Nederland. De dataverzameling vond plaats via twee online panels: het I&O research panel en het NIPObase panel (Kantar). Dit artikel is gebaseerd op informatie van 1.658 zzp’ers en 1.633 werknemers in de leeftijd van 40-66 jaar die nog geen pensioeninkomen ontvangen. Van de werknemers geeft 91 procent aan een vast contract te hebben. Ongeveer de helft van de onderzoeksgroep is vrouw en de gemiddelde leeftijd is 55 jaar.
De resultaten in figuur 1 laten zien dat het onder werknemers gebruikelijker is om het ontvangen van pensioeninkomen als criterium voor ‘gepensioneerd zijn’ te hanteren dan onder zzp’ers. Zo vinkt 44 procent van de werknemers aan zichzelf als gepensioneerd te beschouwen als ze de AOW-leeftijd hebben bereikt, tegenover 26 procent van de zzp’ers. Ook de optie ‘als ik pensioeninkomen ontvang’, wordt aanzienlijk vaker gekozen door werknemers (46 procent) dan door zzp’ers (22 procent). Tussen deze antwoordopties bestaat natuurlijk overlap, aangezien meerdere antwoorden gegeven konden worden. Van de werknemers die het bereiken van de AOW-leeftijd hebben aangevinkt, kiest bijvoorbeeld ongeveer de helft eveneens voor de definitie op basis van pensioeninkomen.
In de zzp-groep is het – zoals al werd verwacht – gebruikelijker om te kiezen voor niet-traditionele definities van pensionering. Zo kiezen meer zzp’ers voor de optie ‘als ik aanzienlijk minder ga werken tijdens mijn latere loopbaan’ (16 procent) dan werknemers (8 procent). Ook de optie ‘ik zal mijzelf nooit als gepensioneerd beschouwen’ wordt aanzienlijk vaker gekozen door zzp’ers (12 procent) dan door werknemers (2 procent). Gemiddeld genomen vinken werknemers iets meer antwoordopties aan dan zzp’ers (gemiddeld 1,43 voor werknemers en 1,21 voor zzp’ers).
Figuur 1. Percepties over pensionering van zzp’ers en werknemers in de leeftijd 40-66 jaar (N = 3.291)
Naast de vaststaande antwoordopties was er de mogelijkheid om te kiezen voor het antwoord ‘anders, namelijk als ik …’. Een aanzienlijk deel van de antwoorden op deze open optie verwijst naar gezondheidsklachten. Zo geven respondenten bijvoorbeeld het antwoord, als ik “niet meer in staat ben om te werken”, “te gammel wordt om te werken”, of “vanwege gezondheid moet stoppen”. Ook zouden respondenten zichzelf bijvoorbeeld als gepensioneerd beschouwen, als ze financieel onafhankelijk zijn, als hun partner stopt met werken, of als er geen vraag meer is naar hun product of dienst. Anderen geven aan nog nooit over dit thema te hebben nagedacht.
Nooit gepensioneerd
Onder zzp’ers blijkt het ‘verwerpen’ van de identiteit als gepensioneerde meer voor te komen dan onder werknemers in loondienst. Wie zijn nu de zzp’ers die zeggen dat ze zichzelf nooit als gepensioneerd zullen beschouwen? Enerzijds zou het verwerpen van de identiteit als gepensioneerde te maken kunnen hebben met de bevlogen werkhouding waar zzp’ers om bekend staan. Anderzijds speelt mogelijk de beperkte pensioenvoorbereiding van zzp’ers een rol. In de literatuur is bekend dat een aanzienlijk deel van de zzp’ers verwacht niet voldoende te sparen om comfortabel met pensioen te kunnen gaan (Hershey e.a., 2017).
De gegevens in figuur 2 laten zien dat beide aspecten een rol spelen. Zzp’ers die aangeven zichzelf nooit als gepensioneerd te gaan beschouwen zijn relatief bevlogen in hun werk. Van de zzp’ers die de identiteit als gepensioneerde verwerpen geeft bijna driekwart aan dat het werk hen (bijna) altijd inspireert. Onder zzp’ers die één van de andere definities van pensionering hebben gekozen, is dit percentage lager (59 procent).
Ook beperkte pensioenopbouw is echter van belang. Van de totale groep bestudeerde zzp’ers is 33 procent het (helemaal) eens met de stelling ‘Ik verwacht een goed pensioen te krijgen’. Zo’n 35 procent is het (helemaal) oneens met deze stelling en verwacht geen goed pensioen te krijgen. De resterende 32 procent vormt de midden categorie en antwoordt ‘niet eens/niet oneens’. Eén op de drie bestudeerde zzp’ers zegt dus vol overtuiging een goed pensioen te gaan krijgen. De cijfers in figuur 2 laten zien dat dit aandeel nog lager is (22 procent) onder de zzp’ers die de identiteit als gepensioneerde verwerpen.
Figuur 2. Bevlogenheid en pensioenverwachtingen naar perceptie over pensionering van zzp’ers (N = 1.658)
Nieuwe puzzels
Het lijkt zo’n simpele vraag: wanneer ben je gepensioneerd? De resultaten van deze studie laten zien dat daar in de optiek van werkenden geen eenduidig antwoord op te geven is. Het ontvangen van pensioeninkomen, het bereiken van de AOW-leeftijd en het helemaal niet meer verrichten van betaald werk – criteria die sterk samenhangen met het traditionele beeld van pensionering – worden het meest genoemd. Er is echter ook een aanzienlijke groep die kiest voor een minder traditionele definitie van pensionering of die de identiteit als gepensioneerde geheel verwerpt. Deze niet-traditionele definities komen relatief vaak voor onder zzp’ers, een groep die de afgelopen jaren op de flexibiliserende arbeidsmarkt in omvang is toegenomen. De bevindingen laten zien dat het relevant is dat zowel onderzoekers als beleidsmakers in acht nemen dat mensen sterk verschillen in de situaties waarin ze zichzelf als gepensioneerd zouden beschouwen. Wanneer in onderzoek bijvoorbeeld vragen worden gesteld over de ‘verwachte leeftijd van pensionering’ is het van belang om er rekening mee te houden dat de interpretatie van die vraag sterk kan verschillen tussen mensen.
De bevindingen roepen eveneens nieuwe puzzels op. Zal de situatie waarin mensen zich als gepensioneerd beschouwen bijvoorbeeld gaan verschuiven? Om hier een beeld over te kunnen vormen is het essentieel voor toekomstig onderzoek om niet alleen het onderscheid tussen werknemers en zzp’ers te maken, maar ook de diversiteit binnen de werknemersgroep te onderzoeken. Zo is het belangrijk om bijvoorbeeld ook te kijken naar de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie of werknemers die geen actieve pensioenaanspraken hebben via de werkgever (de zogenaamde ‘witte vlek’; zie CBS, 2024). Hun levenspad is naar verwachting ook in minder sterke mate ingebed in vaststaande geïnstitutionaliseerde structuren, maar op een andere manier dan dat bij zzp’ers het geval is. Naast de flexibilisering van de arbeidsmarkt, zouden ook trends als meer diversiteit in levenslopen, het gebruikelijker worden van langer doorwerken en de hervormingen op pensioengebied, wellicht kunnen bijdragen aan verschuivende definities van ‘pensionering’ en ‘gepensioneerd zijn’ (zie ook Sargent e.a., 2013). Voor toekomstig onderzoek is het daarom interessant om de vragen ten aanzien van percepties over pensionering te blijven stellen aan een brede onderzoekspopulatie, zodat eventuele veranderingen over de tijd in kaart kunnen worden gebracht.
Dit onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO [VENI 451-17-005 van M.D.].