1221 Weergaven
18 Downloads
Lees verder
De van oudsher grote gebouwen van verpleeghuizen, waarin veelal meer dan 100 mensen met een hoge zorgbehoefte met veel toezicht wonen, maken geleidelijk aan plaats voor meerdere kleinere bouweenheden waarbij zorg in vrijstaande of geschakelde groepswoningen wordt geboden. Het doel hiervan is het verhogen van het welbevinden van de bewoners. Hoe veilig voelen bewoners met cognitieve beperkingen zich in deze nieuwe leefomgeving en voelen zij zich hierin thuis?

Bij vrijstaande groepswoningen komen bewoners die hun woning verlaten niet meer in lange, omsloten gangen terecht, zoals vroeger het geval was, maar stappen zij rechtstreeks de buitenlucht in. Er is geen receptionist die de deur ‘bewaakt’. In een enkele situatie wordt domotica gebruikt die zorgt dat een deur wel of niet opengaat, of ‘tracers’ waarmee de bewoner op afstand gelokaliseerd kan worden. Bewoners lopen zelf of met begeleiding via een klinkerweg naar de dagbesteding. Als ze gaan wandelen, vindt dat buiten de eigen woning plaats, in een open omgeving met weersinvloeden. Buiten rijden soms ook auto’s en kan iemand, als hij alleen is, verdwalen.

Met de kleinere woningen wordt meer welzijn voor de bewoners beoogd, met zorg en ruimte die meer afgestemd zijn op de bewoners. In deze groepswoningen is aandacht voor het groepsproces en zijn huishoudelijke activiteiten geïntegreerd in de dagelijkse activiteiten. De gedachte is dat bewoners zich meer thuis voelen in een kleinere (groeps)woning dan in een groot gebouw en dat het fijner is buiten te lopen dan in lange gangen. Daarbij is het belangrijk dat bewoners zich veilig voelen in hun woonomgeving.

In Toutenburg, een zorgorganisatie in Noardburgum voor langdurige (verpleeghuis)zorg die de transitie heeft doorgemaakt van een groot gebouw naar eenheden van twee geschakelde woningen voor ieder 10 bewoners, vroegen medewerkers zich af of de bewoners met het syndroom van Korsakov die cognitieve beperkingen hebben, zich wel veilig voelen in hun nieuwe woon-en leefomgeving. Waar liggen de goede punten van de nieuwe woon-en leefomgeving en waar de verbeterpunten? Medewerkers, die met de transitie een verandering in hun werkomgeving hadden doorgemaakt, twijfelden soms over de veiligheid van de bewoners met een voordeur die niet ‘bewaakt’ wordt en een grote ‘vrije ruimte’ om de woning heen. Zij Zo moesten eraan wennen dat niet alle bewoners meer altijd in het zicht zijn. Die twijfel stak de kop op toen vlak na de verhuizing een bewoner, op zoek naar zijn woning, de verkeerde route nam en de weg buiten het terrein opliep. Om erachter te komen of bewoners zich veilig voelen in de nieuwe woon-en leefomgeving, en welke factoren hierbij van invloed zijn, hebben medewerkers die zorg verlenen op drie van deze nieuwe woningen anderhalf jaar na de verhuizing een onderzoek gedaan naar hoe bewoners met het syndroom van Korsakov de nieuwe woon-en leefomgeving ervaren. Het onderzoek was specifiek gericht op het gevoel van veiligheid en zich thuis voelen. Zowel bewoners als medewerkers gaven door middel van een vragenlijst hun mening.

Veiligheid is geen statisch gegeven

Wat een veilige leefomgeving is, kan vanuit verschillende perspectieven benaderd worden. Van Dijk (2015) geeft aan dat veiligheid in de wetenschappelijke literatuur ingedeeld wordt in verschillende aspecten die vervolgens met elkaar gecombineerd kunnen worden om de veiligheid van ruimtes te verbeteren: objectieve en subjectieve veiligheid; fysieke en sociale veiligheid; algemene en situationele veiligheid; geanticipeerde en werkelijke veiligheid. Veiligheid is hiermee geen statisch gegeven, maar een subjectief begrip dat door individuen in verschillende contexten verschillend ingevuld kan worden. In het kader van dit onderzoek wordt ingegaan op de fysieke en sociale veiligheid, zoals ook door het RIVM wordt gehanteerd (Alleman e.a., 2005). Aspecten die bij de fysieke veiligheid uit de literatuur naar voren komen en hier van toepassing zijn, zijn een herkenbare omgeving (Berends, 2016) en verkeersveiligheid. Bij sociale veiligheid, oftewel zich veilig voelen in de sociale omgeving, zijn dit de aspecten zorgrelaties, sociale contacten met anderen en ook geborgenheid in de zin van zich thuis voelen (Van Dijck-Heinen e.a., 2014).

Bij het onderzoek naar de ervaren veiligheid na de transitie naar de kleinere wooneenheden, werden daarom naast de veiligheid van de fysieke omgeving, ook de ervaren zorgrelatie, de sociale contacten en het thuis voelen als verschillende aspecten van veiligheid onderzocht.

Exploratie van veiligheid

Het onderzoek naar het gevoel van veiligheid is in de eerste helft van 2021 gedaan bij bewoners met het syndroom van Korsakov van zorginstelling Toutenburg in Noardburgum. Om inzicht te krijgen in de verschillende aspecten die van invloed zijn op veiligheid is een vragenlijst opgesteld, bestaande uit 20 stellingen. Gevraagd werd of de bewoner het meer of minder eens was met de stelling, gebruik makend van een vierpuntschaal, waaraan vervolgens scores werden gekoppeld. Een hogere score duidt op een meer positieve invloed op veiligheid. Naast de vierpuntsschaal was er ook ruimte voor opmerkingen.

Ook aan twaalf medewerkers van de drie woningen is een vragenlijst voorgelegd, met dezelfde aspecten, waarbij hen gevraagd is deze in te vullen gericht op de bewoners aan wie de eerdergenoemde vragenlijst was voorgelegd. De medewerkers werd hierbij gevraagd om te kijken naar de diverse belevingen van zowel personeel als bewoners. Dit om een veelzijdig beeld te krijgen van het gevoel van veiligheid voor bewoners en medewerkers en de goede punten én de verbeterpunten inzichtelijk te krijgen.

De bewoners en medewerkers zijn ad random gekozen. Zo ontstond een beeld over 12 bewoners, op basis van informatie van de bewoner zelf en op basis van informatie van medewerkers. Bij de analyse zijn de uitkomsten gerangschikt op de eerdergenoemde aspecten van veiligheid:

  • Fysieke omgeving
  • Zorgrelaties
  • Sociale relaties
  • Thuis voelen

Hierbij zijn de verkregen uitkomsten van de bewoners en de informatie van de medewerkers naast elkaar gelegd. Ook is aan de bewoners de vraag voorgelegd om de mate van belangrijkheid van de onderwerpen van de verschillende stellingen aan te geven. Hieronder worden de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek weergegeven.

De weg leren vinden

De bewoners scoren gezamenlijk op de veiligheid van de fysieke omgeving met 88,5% van de maximale score. De medewerkers scoren gezamenlijk op deze veiligheid met 66,7% van de maximale score. De medewerkers ervaren soms dat de fysieke veiligheid van de bewoners in het gedrang komt.

Over het algemeen vinden de bewoners dat zij de weg weten over het terrein naar en van hun woning. De medewerkers vinden het terrein overzichtelijk voor de bewoners, wat maakt dat zij binnen korte tijd kunnen leren waar bijvoorbeeld het buurthuis te vinden is en ze ook gemakkelijk de weg terug naar de woning vinden. Een van de leermethodieken die veel gebruikt wordt bij mensen met het syndroom van Korsakov, die niet in staat zijn fouten te herkennen en te leren van fouten, is de methode ‘foutloos leren’. Uitgangspunt is hierbij dat fouten voorkomen worden tijdens het leerproces, door het leerproces op te knippen in kleine stapjes en in hoge mate verbaal of visueel te structureren (Oudman e.a., 2017). Oriëntatiepunten helpen bij het vinden van de weg in een omgeving. Toen de verhuizing plaatsvond van het grote gebouw naar de kleinere wooneenheden, was het terrein (de tuinen) nog niet volledig ingericht. De medewerkers geven aan dat dat destijds problemen gaf ten aanzien van de fysieke veiligheid omdat dat het foutloos leren bemoeilijkte. Zij geven aan dat dit onderhand wel in orde is.

Vertrouwde gezichten

Ten aanzien van het aspect ‘zorgrelaties’ scoren de bewoners gezamenlijk 95,1% van de maximale score. De medewerkers scoren hierop gezamenlijk 88,8%. De medewerkers denken dat minder bewoners hen bij gezicht en/of naam kennen dan de bewoners zelf aangeven. De bewoners vinden het prettig om bekende gezichten te zien, maar kennen niet altijd iedereen bij naam. Dit laatste vinden ze overigens geen probleem, ze vinden het vooral belangrijk dat het een voor hen herkenbaar, vertrouwd gezicht is. De bewoners voelen zich daarnaast veilig genoeg om met hun vragen en/of problemen naar het zorgpersoneel te gaan om hulp te vragen. De medewerkers geven aan dat de meeste bewoners ook hun emoties durven te tonen bij hen.

Veel of weinig sociale relaties

Ten opzichte van de eerdere aspecten van de fysieke omgeving en zorgrelaties is de score bij sociale relaties relatief laag. De reacties op de vragen geven een gespreid beeld. Ongeveer twee derde van de bewoners geeft aan hun familie geregeld tot vaak te zien en contact (bijna) nooit af te wijzen. Een derde van de bewoners geeft aan hun familie zelden te zien en contact geregeld of vaak af te wijzen. Hier is sprake van een tweedeling. Wel zijn alle bewoners positief over de ruime bezoekmogelijkheden.

Ten aanzien van het zelfstandig op bezoek gaan bij een andere woning, geeft de helft van de bewoners aan dit nooit te doen, één bewoner geeft aan dit zelden te doen. De andere vijf bewoners geven aan dit vaak te doen en daar ook plezier aan te beleven. Dit zijn bewoners die ook geregeld tot vaak contact hebben met hun familie en contact niet afwijzen. Een deel van de bewoners die wel geregeld tot vaak contact hebben/contact niet afwijzen lijkt niet bij een andere woning op bezoek te (kunnen) gaan.

De hierboven genoemde tweedeling tussen de bewoners verklaart de relatief lage totaalscore van 77% van de maximale score. De medewerkers scoren hierop 59% van de maximale score. Medewerkers zien dat de bewoners geregeld op de eigen kamer blijven en een groep van tien mensen vaak te druk vinden.

Wel veilig, niet altijd thuis

Betreffende ‘zich thuis voelen’ geven de bewoners gezamenlijk een score van 65,8% van de maximale score aan, de medewerkers gezamenlijk 84,4%.

De rechtstreekse vraag of bewoners zich veilig voelen op Toutenburg, geeft een score van 91,6%. Een aantal bewoners voelt zich niet altijd thuis op Toutenburg, maar voelt zich wel veilig. Een van de bewoners schrijft: “Dit zal nooit mijn thuis worden”.

De stelling die hierbij het hoogst scoort is dat men goed te eten krijgt, de invloed op het menu scoort het laagst.

Wat bewoners belangrijk vinden

De bewoners is ook per stelling gevraagd in hoeverre ze deze belangrijk vinden. Hierbij vinden zij de zorgrelatie het meest belangrijk (77% van de maximale score), gevolgd door fysieke omgeving (71,4%), sociale relaties (66,3%) en tot slot het thuis voelen (65,8%). De stelling die het belangrijkst wordt gevonden, valt onder het aspect sociale relaties: ‘Ik herken de medewerker bij gezicht’, gevolgd door: ‘Ik durf de zorgmedewerker bij problemen om hulp te vragen’ (zorgrelatie), ‘Het voelt veilig dat ik kan bellen voor hulp (domotica)’ (fysieke omgeving), ‘Ik vind dat ik goed te eten krijg’ (thuis voelen) en ‘Ik heb contact met familieleden/vrienden’ (sociale contacten). Deze stellingen scoren allen inhoudelijk ook hoog bij de eens-oneens vraag. In figuur 1 worden alle gezamenlijke scores weergegeven.

Figuur 1. Scores bewoners en medewerkers betreffende de verschillende aspecten van veiligheid .

Corona

Door de coronamaatregelen werden de onderzoekers genoodzaakt het onderzoek kleiner te houden dan in eerste instantie de bedoeling was. Dit maakt dat het onderzoek een beperkte wetenschappelijke waarde heeft, maar wel een eerste indruk geeft van wat er speelt op het gebied van gevoel van veiligheid binnen een setting van groepswonen in kleine wooneenheden bij mensen met het syndroom van Korsakov. Het geeft ook input voor verder verdiepend onderzoek, zoals onderzoek naar de sociale relaties waarbij geconstateerd is dat er een tweedeling lijkt te zijn in de doelgroep, en bijvoorbeeld nader onderzoek naar elementen van thuis voelen die mogelijk wel belangrijk zijn voor bewoners.

Meer veiligheid dan gedacht

De conclusie is dat een groot deel van de ondervraagde bewoners zich in hoge mate veilig voelt in de voor hen nieuwe woon- en leefomgeving. Dat is ook het geval bij het kijken naar de verschillende aspecten van veiligheid. De bewoners ervaren meer veiligheid dan de medewerkers inschatten. Het ‘zich thuis voelen’ dat de medewerkers hoger inschatten, ervaren bewoners minder, maar vinden zij ook minder belangrijk. Zij ervaren ‘zich thuis voelen’ als iets anders dan ‘zich veilig voelen’.

Kijkend naar de factoren die van belang zijn voor het creëren van veiligheid, dan laten de uitkomsten van het onderzoek zien dat met name de zorgrelatie hierin bepalend is, niet de fysieke omgeving, sociale relaties of het thuis voelen. Het zijn vooral de zorgmedewerkers die de veiligheid voor de bewoners creëren, waarbij het zien en herkennen van vertrouwde gezichten het meest bepalend is en het meest belangrijk gevonden wordt door de bewoners met het syndroom van Korsakov in de setting van kleine wooneenheden.

Geleerde lessen en aanbevelingen

Voor de medewerkers waren de uitkomsten verrassend, de uitkomsten stelden hen zeker gerust. Zij waren er zich niet allemaal bewust van dat ze zelf een belangrijke rol spelen in het veilige gevoel van de bewoners. De uitkomsten van het onderzoek zorgden voor bewustwording en vormden feitelijk ook een compliment aan hen.

Daarnaast zijn een aantal praktische aanbevelingen te geven aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek:

  • De continuïteit van de medewerkers waarborgen binnen de kleine wooneenheden: de dienstroosters hierop afstemmen en snelle wisselingen van medewerkers vermijden.
  • Bij nieuwbouw voordat de verhuizing plaatsvindt, met het oog op de fysieke veiligheid, ook het terrein ingericht hebben, zodat bewoners snel via foutloos leren zelf de weg kunnen vinden.
  • Het terrein zodanig (her)inrichten dat de bewoners zelfstandig via korte routes bij andere woningen op bezoek kunnen gaan. Op het terrein plaatsen creëren waar bewoners van verschillende woningen elkaar kunnen treffen.
  • De bewoners invloed geven op het menu.
  • Het onderzoek verbreden naar meer bewoners en daarbij ook verdieping zoeken ten aanzien van het thema sociale relaties en specifieke elementen van thuis voelen.

Literatuurlijst

  1. Alleman, T.A., Storm, I. & Penris, M.J.E. (2005). Beweging en veiligheid in de wijk – Handleiding ‘bewegingsbevorderende en veilige wijken. Bilthoven: RIVM.
  2. Berends, N. (2016). Veiligheid in een vreemde omgeving. Nursing, 22, 30–35.
  3. Dilling, H. (2017). Een thuis. Nieuw Toutenburg Het eerste psychogeriatrisch verpleeghuis in Nederland. Leeuwarden: Noorderbreedte.
  4. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (2008). Multidisciplinaire Richtlijn Stoornissen in het gebruik van alcohol. Utrecht: Trimbos.
  5. Oudman, E., Nijboer, T.C.W., Postma, A., Wijnia, J.W. & Van der Stigchel, S. (2017). Neuropsychologische behandelingen voor patiënten met het syndroom van Korsakov: Review. Tijdschrift voor Neuropsychologie, 12 (1).
  6. Van Dijck-Heinen, C.J.M.L., Janssen, B.M. & Van Hoof, J. (2014). Het thuisgevoel in een verpleeghuis. In: Van Hoof, J. & Wouters, E.J.M. (red.) Het verpleeghuis van de toekomst is (een) thuis (pp 9-11) Houten: Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum.
  7. Van Dijk, J. (2015). Veiligheid, over welke vorm hebben we het? De Omgevingspsycholoog. Geraadpleegd via https://www.omgevingspsycholoog.nl/veiligheid/