2005 Weergaven
23 Downloads
Lees verder
De samenstelling van kiezers vergrijst, maar met hoeveel vertrouwen kijken jongeren en ouderen naar de politiek en hoe politiek actief wil men zijn? In dit artikel probeer ik aan de hand van recente data uit Nederland de vraag te beantwoorden of ouderen een actieve rol voor zichzelf zien in de politiek en waar hun voorkeur en -afkeur voor politieke partijen ligt.

Ouderen in politieke zaken

De Nederlandse samenleving is al grijs maar zal de komende decennia nog sterker vergrijzen. Onder dergelijke condities is het de vraag of de macht in politiek en bestuur van een land in toenemende mate in handen komt van ouderen. Of zijn er andere krachten die de politieke keuzes bepalen? Demografie zegt wellicht iets over politiek maar de numerieke kracht moet nog wel omgezet worden in effectieve kracht. De meest pure manier om invloed uit te oefenen als ouderengroep lijkt uiteraard het oprichten van een partij die de belangen van ouderen verdedigt. Als we die macht afmeten aan de invloed van ouderenpartijen dan moeten we daar niet al te hoge verwachtingen over hebben. In 1993 betrad de eerste ouderenpartij – het Algemeen Ouderen Verbond (AOV) – de politieke arena en sinds 2011 kent Nederland de partij 50Plus. Sinds 1993 heeft Nederland onder oudere partijen allerlei ruzies, opsplitsingen en weer nieuwe fracties of partijen gekend en momenteel lijdt de huidige ouderenpartij 50Plus een marginaal bestaan. Het is dus nog maar de vraag of het verenigen van ouderen in een ouderenpartij de effectiefste manier is om hun belangen te behartigen, wellicht dat zij maar beter hun invloed via de bredere politieke partijen kunnen uitoefenen. In dit artikel probeer ik aan de hand van recente data de vraag te beantwoorden of ouderen een actieve rol voor zichzelf zien in de politiek en waar hun voorkeur en -afkeur voor de huidige politieke partijen, waaronder de huidige ouderenpartij 50Plus, ligt.

Actief in de politiek

Om de houding van de ouderen om een politieke rol te spelen nader onder de loep te nemen, maak ik gebruik van een enquête ‘Politieke waarden’ van het Longitudinal Internet studies for the Social Sciences (LISS) van CenterData. Deze peiling is tussen december 2021 en maart 2022 gehouden onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking (responspercentage 86%). Om het overzichtelijk te houden wordt in dit artikel een driedeling gebruikt van de leeftijdsgroepen 18-34 jaar, 35-64 jaar en 65-plus, zodat men enigszins kan zien waar ouderen, oudere jongeren en jongeren van elkaar verschillen wanneer het aankomt op hoe zij tegen politiek aankijken en of zij zichzelf in staat zien om een actieve rol in de politiek te spelen.

Figuur 1 brengt in kaart hoe men tegen de politiek aankijkt. Van een aantal stellingen is aan de deelnemers gevraagd of men het ermee eens (‘dat is zo’) of oneens (‘dat is niet zo’) is. De stelling “Ik ben goed in staat om een actieve rol te spelen in de politiek” kan maar op beperkte instemming rekenen: een derde van de jongeren (18-34) en slechts 18 procent van de ouderen (65-plus) is het daarmee eens.

Figuur 1: Mening over politiek en invloed, naar leeftijdsgroepen

Bron: Longitudinal Internet studies for the Social Sciences (LISS) politieke waarden (2021-2022), eigen berekeningen

Bij navraag naar concrete vormen van actie is de meest directe vorm van actie het meedoen aan protestacties via sociale media of internet – beoefend door negen procent van de respondenten. Het direct benaderen van een politicus of het inschakelen van een politieke partij wordt door drie à vier procent beoefend. Bestuurlijke betrokkenheid wordt maar door een enkeling genoemd. Hoewel maar een klein percentage concrete acties onderneemt, heeft een ruime meerderheid wel het idee dat ze goed op de hoogte zijn van de politieke problemen. Bijna 64 procent van de ouderen is het eens met de stelling “Ik heb een goed beeld van de belangrijkste politieke problemen in ons land.”, en daarin verschillen zij nauwelijks van de jongeren (61 procent antwoordt bevestigend). Het gat dat gaapt tussen het weten wat de belangrijkste problemen in het land zijn en het feit dat men geen actieve rol voor zichzelf weggelegd ziet is opvallend, waarbij ouderen niet bepaald het gevoel hebben dat ze goed in staat zijn om een actieve rol te vervullen. Daarvoor moet men kennelijk toch meer bij de jongere kiezers zijn.

Waarom ouderen zichzelf minder dan jongeren in staat achten om politiek actief te zijn, lijkt voor een deel terug te vinden in de stellingen waarin deelnemers wordt gevraagd hoe zij denken over het functioneren van de politiek. Uit die stellingen komt bij ouderen een meer defaitistisch beeld naar voren dan bij jongeren. Zo stelt 75 procent van de 65-plussers dat politieke partijen alleen maar geïnteresseerd zijn in hun stem en niet in hun mening, en 71 procent stelt dat ze geen enkele invloed hebben op de regeringspolitiek. Jongeren zijn weliswaar ook in meerderheid pessimistisch over het functioneren van de politiek, maar duidelijk in mindere mate dan ouderen (62, respectievelijk 53 procent). Wellicht om die reden zijn zij ook meer bereid om politiek actief te zijn.

Vertrouwen in overheid en politiek

Het beeld van ouderen over hoe het politieke bedrijf gevoerd wordt stemt somber. Om iets meer gevoel te krijgen wat daarachter schuilgaat heb ik ook het vertrouwen van jong en oud in politieke instituties en publieke diensten onderzocht. Immers zal het vertrouwen in het politieke stelsel en hoe de overheid functioneert een grote rol kunnen spelen bij de bereidheid om een actieve politieke rol te willen spelen. Dit heb ik gedaan op basis van latente klasse-analyse, een statistische analysemethode die individuen indeelt in klassen op basis van – in dit geval – het vertrouwen in 12 politieke en publieke instellingen – van parlement, regering, het Europees parlement tot het rechtstelsel, de wetenschap, gezondheidszorg en onderwijs (cf Van Dalen en Henkens, 2021).

Er komen uit deze analyse drie groepen in de Nederlandse samenleving naar voren: een kleine maar zeker niet verwaarloosbare groep van kiezers die al hun vertrouwen in overheidsinstanties én de politiek heeft verloren (15%); een groep die het politieke bedrijf diep wantrouwt, maar de publieke dienstverleners in hoge mate vertrouwt (42%); en een bijna even grote groep die de overheid én politiek in hoge mate vertrouwt (43%). Als we deze drie vertrouwensgroepen uitsplitsen naar de leeftijdsgroepen zoals die hierboven zijn gebruikt dan zien we dat de groep van 65-plussers minder vertrouwen heeft in politiek en overheid dan de andere leeftijdsgroepen. Daarbij het is van cruciaal belang wat de middengroep in tabel 1 doet en stemt: deze groep heeft geen vertrouwen in de politiek maar heeft wel veel vertrouwen in de overheidsdiensten zoals de zorg, wetenschap en onderwijs.

Tabel 1. Vertrouwen in overheidsdiensten en politiek, naar leeftijdsgroepen
 18-34 jaar35-64  jaar65 jaar +
Geen vertrouwen in politiek én uitvoerders15%16%14%
Geen vertrouwen in politiek, wel vertrouwen in uitvoerders35%42%46%
Veel vertrouwen in politiek én uitvoerders50%42%40%
Totaal100%100%100%
Bron: LISS-data, politieke waarden (2021-2022), eigen berekeningen

Als het alleen maar om vertrouwen in de politiek zou draaien – en dus niet om de uitvoerders van beleid – dan wordt duidelijk dat het wantrouwen in de politiek hoger is onder 65-plussers dan onder jongere leeftijdsgroepen. Anders gezegd, het vertrouwen in de politiek lijkt af te nemen met het stijgen der jaren: 50 procent van de jongeren kijkt met wantrouwen naar de politiek, terwijl 60 procent van de ouderen de politiek wantrouwt. Het verschil is weliswaar tien procent, maar is mogelijk toch betekenisvol.

Verschillen nu de antwoorden op stellingen in figuur 1 tussen de vertrouwensgroepen zoals boven uiteengezet? Figuur 2 biedt het antwoord en daaruit komt een duidelijk beeld naar voren waarin wantrouwen en vertrouwen veel verklaren.

Zoals verwacht is de groep van de ‘positivo’s’, die zowel vertrouwen heeft in politieke instituties als in de uitvoerders van overheidsbeleid, op alle fronten meer overtuigd om mee te doen in het politieke spel: men is minder defaitistisch over hoe de politiek functioneert dan de andere vertrouwensgroepen. De vertrouwensgroepen verschillen echter nauwelijks in de mate waarin zij zeggen dat ze een goed beeld hebben van wat de belangrijkste politieke problemen in het land zijn.

Figuur 2: Mening over politiek en invloed, naar vertrouwensgroepen

Bron: LISS-data, politieke waarden (2021-2022), eigen berekeningen

Naar wie gaat de stem van ouderen?

Ouderen hebben in vergelijking met jongeren een minder optimistische kijk op politiek dan jongeren. Naar wie gaat dan hun stem? Om daar een vinger achter te krijgen kan figuur 3 dienst doen, waarin in kaart is gebracht hoe sympathiek of onsympathiek kiezers de verschillende partijen vinden. Daarnaast is ter referentie ook het sympathiecijfer berekend voor de eigen achterban. Dit cijfer is tussen haakjes vermeld achter de partijnaam. Het gaat hierbij om de respondenten die op de genoemde partijen hebben gestemd tijdens de laatste Tweede Kamer verkiezingen.

De meeste respondenten hebben geen warme gevoelens bij de verschillende partijen. Op z’n hoogst is een cijfer van 5 – het precieze midden op een de schaal van 0 tot 11 – nog goed te noemen: men vindt dan een partij niet sympathiek, maar ook niet onsympathiek. En misschien is dat ook wel de hoogste waardering die men van iemand buiten de eigen partijkring of -voorkeur kan verwachten. Partijen als D66, VVD, PvdA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, en Volt zijn in dat opzicht onder de jongeren de grootste kanshebbers. Het cijfer 5 wordt echter bij oudere leeftijdsgroepen niet bereikt. De partijen die dicht in de buurt van dit cijfer komen zijn PvdA, D66 en SP. Daarnaast hebben ouderen vooral een sterke aversie tegen extremere groepen als Forum voor Democratie, PVV, DENK en BIJ1. Dit soort algemene waarderingen wil uiteraard niet zeggen dat al de partijen die lager dan een 5 scoren geen kans hebben om zetels binnen te halen. Sommige partijen hebben een kleine maar hechte achterban. Denk aan SGP die door de meeste mensen als onsympathiek (waardering bijna 3) wordt gezien, terwijl de eigen achterban deze zeer sympathiek vindt (8,2).

Figuur 3: Sympathie van de kiezer voor politieke partijen als er nieuwe verkiezingen zouden moeten worden gehouden, naar leeftijdsgroepen, gerangschikt naar sympathie onder 65-plussers

NB: Getallen tussen haakjes zijn het sympathiecijfer van de eigen kiezers van een partij tijdens de Tweede Kamerverkiezingen 2021. De vraag waarop deze figuur is gebaseerd luidde: “Wat vindt u van [partij naam]?” met als antwoordcategorieën 0 = zeer onsympathiek tot 10 = zeer sympathiek.

Hoe zit dit bij de ouderenpartij pur sang, 50Plus? Gelet op het belang dat deze partij hecht aan het lot van ouderen in de samenleving zou men wel enige sympathie kunnen vermoeden. Echter, net als andere kleine partijen vinden de meeste potentiële kiezers de partij onsympathiek. Een verrassender observatie is dat de eigen achterban, dus de 50-plus stemmers bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen, de partij marginaal sympathiek vindt (met een cijfer van 5,8) en als laagste uit de bus komt in deze peiling. Als je eigen kiezers je een 6- geven dan lijkt de echte liefde toch voorbij. Maar goed, de partij heeft vele ‘bijna dood’-ervaringen gehad en wellicht dat het onvermoeibare duw- en trekwerk van partijvoorzitter Martin van Rooijen het negatieve imago van deze partij weg kan poetsen.

De neergang van de ouderenpartij, en waar de stem van de ouderen dan naartoe gegaan is, valt het beste te verklaren door naast het leeftijdsaspect, het vertrouwen in het overheid en politiek in het verhaal te betrekken. In tabel 2 zijn voor de drie leeftijdsgroepen en de drie vertrouwensgroepen de top 5 van vaakst gekozen partijen tijdens de laatste Tweede Kamerverkiezingen in kaart gebracht.

Tabel 2. Populaire politieke partijen tijdens de laatste Tweede Kamerverkiezingen van 2021, naar vertrouwensgroep en leeftijdsgroep (aandeel binnen de verschillende groepen)
 Leeftijdsgroepen
Top 5 bij laatste Tweede Kamerverkiezing 202118-34 jaar35-64 jaar65 jaar en ouder
1.D66 (22%)VVD (24%)VVD (18%)
2.VVD (19%)D66 (16%)CDA (15%)
3.GL (11%)PVV (9%) D66 (14%)
4.Volt (7%)CDA (8%)PvdA (13%)
5.PvdA (6%)SP (7%)PVV (8%)
Kiezersaandeel 50Plus0%1%3%
 Vertrouwensgroepen
Top 5 bij laatste Tweede Kamerverkiezing 2021Geen vertrouwenGemengdVeel vertrouwen
1.PVV (20%)VVD (18%)VVD (29%)
2.FvD (13%)D66 (13%)D66 (20%)
3.SP (10%)PVV (11%)CDA (11%)
4.VVD (9%)SP (9%)PvdA (8%)
5.D66 (6%)PvdA (8%)GL (7%)
Kiezersaandeel 50Plus2%1%1%
Bron: LISS panel 2021-2022, eigen berekeningen

De meeste ouderen kiezen voor brede partijen met een lange traditie in de politiek: CDA, PvdA en VVD (cf Van Dalen, 2021). En qua ‘protestpartijen’ kiezen ze eerder voor de PVV dan voor 50Plus. De rol van protestpartij die 50Plus op zich heeft genomen, die vooral in het verleden tot uiting kwam als de AOW en het pensioenstelsel in het geding waren, heeft niet meer de aantrekkingskracht die de partij bij haar oprichting nog had.

De kracht van protestpartijen ziet men dan ook terug aan de onderkant van tabel 2. De partijen die veel gekozen zijn door de groep die totaal geen vertrouwen heeft in politiek en overheid bestaat uit protestpartijen (PVV, Forum en SP) of liberale partijen (VVD en D66). Dat laatste lijkt misschien vreemd, maar het liberale gedachtegoed biedt natuurlijk ook aangrijpingspunten voor mensen die niets moeten hebben van overheidsingrijpen en -dwang. Het andere uiterste – de groep kiezers die veel vertrouwen heeft in overheid en politiek – wordt gedomineerd door partijen die uitdrukkelijk een brede beleidsagenda hebben en vaak ook regeringsverantwoordelijkheid (willen) dragen. De VVD en D66 (en, hoewel niet getoond, ook Volt) zijn partijen die electoraal in alle drie de vertrouwensgroepen vissen, terwijl de protestpartijen maar in twee groepen vissen. Dit simpele gegeven werpt enig licht op het wankele bestaan van 50Plus. De partij is een smalle protestpartij geworden: het heeft geen brede agenda en het sluit ook – gelet op de naam 50Plus – de facto de helft van het electoraat uit: 50 procent van de kiezers is jonger dan 50 jaar. Een kleine doelgroep hoeft uiteraard geen bezwaar te zijn. De SGP heeft al jaren een harde kern van stemmers, en qua discipline en organisatie heeft deze partij de zaken goed op orde.

Vlak de oudere kiezer niet uit

Wat leren we uit deze kleine blik op politieke sentimenten en houdingen van Nederlandse kiezers? Allereerst, het oudere deel van de bevolking zullen we meer als kiezer dan als participant in het politieke proces terugzien. Een actieve rol ambiëren zij veelal niet, terwijl de meer optimistische jongeren daar wel meer trek in hebben. En voorlopig zullen ze niet massaal stemmen op de partij 50Plus. Dit betekent uiteraard niet dat hiermee de rol van ouderen binnen de politiek is uitgespeeld. De stem van de ouderen vindt zijn weg wel binnen bestaande partijen en dit is wellicht ook een gezondere ontwikkeling dan de aandacht op het verdedigen van gevestigde belangen van ouderen. De komende jaren zullen er nog genoeg beleidsdossiers op tafel liggen – wonen, pensioen, zorg, sociale zekerheid – waar de stem van de ouderen van beslissend belang zal zijn. Ouderenpartijen kunnen wellicht de aandacht vestigen op het belang van ouderen, maar op de lange duur is het publieke belang een zaak die door jong én oud het beste kan worden geborgd.

Literatuurlijst

  1. Dalen, H.P. van (2021). Demografie in het stemhokje, Demos, 37 (1): 1-4.
  2. Dalen, H.P. van, en K. Henkens (2021). Hoe vertrouwen in politiek en maatschappij doorwerkt in vertrouwen in pensioeninstituties, Tijdschrift voor Politieke Economie Digitaal, 15(2), 53-70.
  3. Dalen, H.P. van (1998). De politieke (on)macht van ouderen, Demos, 14, no. 4, pp. 25-28.
  4. Rekker, R. (2021). Jongeren en generatieverschillen, in T. Sipma et al. (red.), Versplinterde vertegenwoordiging, Nationaal kiezersonderzoek 2021, blz. 141-150.