1376 Weergaven
2 Downloads
Lees verder
Gewapend met een tolk, een voice recorder, een interview guide en een stevige dosis nieuwsgierigheid was ik in mei 2018 in een prachtig, piepklein dorp midden in Anatolië, Turkije. Ik sprak daar uitgebreid met 21 bijzondere mensen. Zij waren gemiddeld 72 jaar oud, voornamelijk afkomstig uit Duitsland, maar ook uit Nederland, en verbleven ongeveer de hele zomer in dat kleine plaatsje in Anatolië; de plaats waar zij geboren waren. Ik vroeg hen hoe hun leven er daar uitzag, hoe zij hun leven in twee landen combineren en hoe dat voor hen was.

Transnationaal ‘thuis voelen’

Bovenstaande speelde zich af in het kader van mijn promotieproject, dat gaat over het transnationaal ouder worden van Turkse en Marokkaanse migranten. Onder transnationaal ouder worden versta ik het vormgeven van en omgaan met veroudering in een context die meer dan één land beslaat (Horn, Schweppe, & Um, 2013). Kortweg onderzoek ik de relaties die oudere migranten onderhouden met hun land van herkomst. Ik onderscheid daarbij transnationaal gedrag en transnationaal ‘thuis voelen’. Transnationaal gedrag is bijvoorbeeld het onderhouden van contact met mensen in het herkomstland via de telefoon of internet. Ook het bezoeken van het herkomstland, het versturen van geld of het stemmen bij Turkse verkiezingen is transnationaal gedrag. Transnationaal thuis voelen is een meer complexe dimensie van transnationale veroudering, omdat het minder gemakkelijk meetbaar is. Het beslaat gevoelens van thuishoren die gelinkt zijn aan het herkomstland. Een sterke emotionele betrokkenheid en verbinding voelen met het herkomstland valt daar bijvoorbeeld onder, of de overweging om permanent terug te keren.

In Anatolië onderzocht ik transnationaal thuis voelen. Ik wilde graag oudere migranten spreken terwijl zij in hun land van herkomst waren. Ik had al onderzoek gedaan vanuit Nederland, en ik ken de context in Nederland, maar waar hebben migranten het precies over als ze over hun herkomstland spreken? Wat vinden ze er zo mooi aan, waarom voelen zij zich daar thuis, of juist niet? En hoe kijken ze, als ze in het herkomstland zijn, aan tegen hun ‘nieuwe’ land, in West-Europa?

Voor de interview guide maakte ik gebruik van het ‘analytisch raamwerk’ van Antonsich (2010) voor het onderzoeken van thuisgevoel. Hij onderscheidt allereerst twee dimensies van thuis voelen, namelijk een persoonlijk en intiem gevoel van je veilig en comfortabel voelen op een bepaalde plaats. Als tweede een meer gepolitiseerde dimensie, die thuisgevoel benaderd als onderhavig aan maatschappelijke discoursen rondom in- en uitsluiting. Voor de eerste dimensie identificeert hij vervolgens een aantal factoren waarvan hij beargumenteerd dat deze het gevoel thuis te zijn op een plaats beïnvloeden. Hij noemt autobiografisch (de plaats waar je dingen hebt meegemaakt kunnen zorgen voor een thuisgevoel); sociaal (waar mensen zijn waar je van houdt ben je thuis); cultureel (plaatsgebonden consumptiegewoontes of taalgebruik waar je je thuis bij voelt); economisch (geldzorgen kunnen ervoor zorgen dat je je ‘niet op je plek’ voelt); en juridisch (als je geen verblijfsvergunning of bepaalde rechten hebt op een bepaalde plaats, beïnvloedt dit je thuisgevoel). Op basis van eerdere literatuur over oudere migranten voegde ik nog een zesde factor toe: omgeving (de fysieke kenmerken van een plaats kunnen je een thuisgevoel bezorgen).

De factoren achter thuis voelen

In mei 2018 sprak ik met 21 mannen en vrouwen die gemiddeld 46 jaar in landen in West-Europa leefden, voornamelijk in Duitsland, maar ook in Nederland, België en Frankrijk. Zij hadden allen een Alevitische achtergrond (een stroming binnen de Islam). Op basis van de interviews en observaties in Anatolië stelde ik vast dat alle factoren van Antonisch (2010) bijdragen aan het gevoel thuis te zijn – zowel in West-Europa als in Turkije. Autobiografische, sociale en culturele factoren kwamen het sterkst naar voren uit de interviews. Met betrekking tot de autobiografische factor zegt Berat:

“Soms ga ik naar de school waar ik heb gezeten en dan drink ik het water. Altijd als ik naar de begraafplaats ga, ga ik ook langs de school […]. Mijn vader en moeders’ graf bezoek ik dan.”

Berat vertelt uitgebreid over zijn jeugd, zijn ervaringen op school, waar in het dorp hij speelde met vriendjes, waar zijn huis stond. Deze plaatsen betekenen veel voor hem. Maar ook de begraafplaats, waar zijn ouders begraven liggen, zijn belangrijk voor hem. Vele respondenten vertelden dat zij, op dag één of twee na hun aankomst in Turkije de graven van geliefden bezochten. Hier ligt een deel van hun familieverleden, en het geeft hen een thuisgevoel om op die plaats aanwezig te zijn. Maar autobiografische factoren zijn er niet alleen in Turkije, zo zegt Yavuz: “Onze jeugd hebben we dáár [in Duitsland] doorgebracht, Duitsland is mijn tweede vaderland. […] ik heb mijn brood daar verdiend. God heeft ons daar eten en drinken geschonken.”

De factor die het meeste werd genoemd in het persoonlijke gevoel thuis te zijn op een plaats is sociaal van aard. Voornamelijk kinderen waren een grote bron van voldoening en voeden het gevoel thuis te zijn. Hoewel sommigen simpelweg aangaven: “De plek waar ik mij voel toebehoren is waar mijn kinderen zijn”, wat eigenlijk alleszeggend is, bleek uit de interviews dat het succes van kinderen (en kleinkinderen) voelde als een soort bekroning en ultieme inlossing van de belofte van migratie. Via deze weg voelen oudere migranten zich ook sterk thuis in West-Europa. Filiz zegt daarover: “Ze hebben allemaal gestudeerd. […] Ze hebben allemaal hun eigen leven opgebouwd en een eigen huis, dat hebben we voor elkaar gekregen en dat brengt ons rust.”

Omdat kinderen voornamelijk in West-Europa wonen, is het thuisgevoel dat kinderen geven voornamelijk gelieerd aan West-Europa. Maar oudere migranten voelen zich sociaal gezien ook sterk verbonden met Turkije. Mehmet stelt: “De meeste belangrijke mensen zijn hier [in Turkije]. Want de mensen daar [Duitsland] leer je later kennen. Ik ben al van kinds af aan hier [in Turkije]… Omdat je de vader en moeder zelfs kent van de mensen hier, en al veel langer contact hebt, heb je een heel andere band dan met mensen in Duitsland… Daar heb je alleen maar één op één gesprekken want daar ken je de vader en de moeder niet van.”

De meer tastbare uitingen van cultuur, zoals eten en taal, vond ik niet. Dit duidt erop dat migranten na zoveel jaar in twee werelden een manier hebben gevonden om obstakels en onmogelijkheden te vermijden. Velen namen bijvoorbeeld etenswaren uit West-Europa mee naar Turkije, en andersom. Andere uitingen van cultureel (on)behagen vond ik wel, bijvoorbeeld in de woorden van Derya over fatsoensnormen: “Als je in Duitsland in de rij staat bij de supermarkt met veel zware spullen, zegt de Duitser: ‘Wil je voor?’ Dat soort warmte kun je hier [in Turkije] niet vinden. […]” 

Tegelijkertijd stelt Seyda dat, hoewel de mensen in West-Europa meer “te vertrouwen” zijn, de cultuur er individualistisch is, en mensen sterk op zichzelf zijn: “Ze [Duitsers] zeggen geen gedag… In ons appartementencomplex [in Duitsland] zijn wij de enige Turkse familie. Ik heb maandenlang in het ziekenhuis gelegen en ook maanden hier gezeten. Er heeft nog nooit een buurman of buurvrouw gevraagd: ‘Waar is die vrouw eigenlijk”’ Of: ‘Waar was zij?’”

Ik wil hier ook nog graag aandacht besteden aan de tweede dimensie van thuis voelen die Antonsich (2010) onderscheidt: het gepolitiseerde thuisgevoel. De respondenten kunnen zich niet vinden in het meer dominante Sunnisme in Turkije. Tegen die achtergrond zegt Eray: “Ik kan [hier] niet gewoon met een vrouw in vrijheid bij een restaurant koffiedrinken. Een vrouw kan hier [in Turkije] geen theedrinken, maar in Duitsland kan dat wel. […] Geen enkel probleem. Daar leven we in vrijheid en modern. […] Ik kan daar met veel meer vrijheid mijn mening geven, het is daar veel democratischer. Voor [dorp in Turkije] geldt ook dat ik me vrij kan uiten maar zodra ik buiten [dorp in Turkije] ben, kan ik niet meer op een vrije manier mijn mening uiten.”

Ook hier zien we zowel het thuis voelen in West-Europa als in Turkije, maar wordt onderscheid gemaakt naar geografisch niveau. In het dorp, waar iedereen Alevitisch is en vrijwel iedereen een migratieverhaal heeft of kent, voelt men zich thuis; kan men zich in de woorden van Eray “vrij uiten”. In wijder Turkije voelt dat heel anders, wordt hun religieuze achtergrond meer betwist. In Europa voelen ze zich, wat dat betreft, meer thuis, omdat het daar “veel democratischer” is.

Tenslotte wil ik hier aandacht geven aan een bevinding die niet past in het raamwerk van Antonisch (2010). Uitspraken als “We houden van hier maar ook van daar. Ik maak geen onderscheid.” zijn veelvuldig in de data terug te vinden. Ik vond dan ook, over het geheel genomen, geen duidelijke voorkeur voor het ene of het andere land.

Conclusie: thuis voelen op twee plaatsen

Mijn onderzoek laat zien via welke factoren oudere migranten zich thuis voelen, en dat dezelfde factoren hen op verschillende manieren verbindt aan de twee landen waar ze zich begeven. Ik concludeer daarom dat oudere migranten met hun transnationale levensstijl succesvol navigeren langs de plaatsen waar zij zich thuis voelen. Dit betekent niet dat zij het leven in twee landen altijd als prettig en mooi ervaren, of nooit te maken hebben met uitsluitende sociale mechanismen. Het is soms ook een last om altijd één van de twee landen, met specifieke kenmerken en thuisgevoelens, te moeten missen, of er niet geaccepteerd te worden. Toch zorgt dit in het geval van de oudere migranten in Anatolië niet voor een gevoel van “nergens thuishoren” maar, desondanks, voor een gevoel van “in beide landen thuishoren”.

Maatschappelijke betekenis

Wat kunnen we met deze kennis wanneer we samenleven met oudere migranten in de wijk, of met hen werken in de zorg of in het welzijnswerk? Mijns inziens is een eerste stap bewustwording en inleving, op twee fronten. Allereerst wordt het leven van oudere migranten niet alleen gekenmerkt door het verlies van een land waarin zij zich ‘ultiem’ thuis voelen. Duitsland of Nederland is ook hun land, waar ze het grootste gedeelte van hun leven hebben doorgebracht, het land dat ze enorm waarderen, waar ze zich thuis voelen, waar hun kinderen en kleinkinderen succesvol zijn. Een gebrek aan Nederlandse taalbeheersing of een marginale positie in de maatschappij wordt vaak begrepen vanuit ‘ultieme loyaliteit’ aan het geboorteland. In sommige gevallen is dit wellicht aan de orde, maar mijn onderzoek leert dat oudere migranten zich thuis voelen in hun landen in West-Europa, zoals Nederland. Het tegemoet treden van oudere migranten met een open houding, erkennend dat zij zich net zozeer thuis voelen in Nederland als jij, zal helpen om een meer inclusieve omgeving te creëren.

Een tweede bewustwording speelt zich af op het terrein van de zorg. De maatschappelijke discussie rond ‘cultuur-sensitieve zorg’ concentreert zich vaak – zoals de term ‘cultuur’ ook impliceert – op de mogelijkheid om halal te kunnen eten in zorginstellingen, of de rituele wassing te kunnen doen. Hoe belangrijk ook, het belang van het land en de plaats van origine en de relatie die migranten daarmee hebben, sneeuwt daarmee onder. Hoewel ik me terdege realiseer dat het heel moeilijk is om hier in de zorg concreet handen en voeten aan te geven, past cultuur-sensitieve zorg maar gedeeltelijk bij veroudering in een transnationale context, en bij het thuisgevoel van oudere migranten.

Met het oog op de toekomst in een vergrijzend Nederland, inclusief een verouderende migrantenpopulatie, is het van belang deze groep en hun thuisgevoel beter te leren kennen, zodat adequate tegemoetkoming aan toenemende (zorg)behoeften mogelijk wordt.

Literatuurlijst

  1. Antonsich, M. 2010. “Searching for belonging – An Analytical Framework.” GeographyCompass 4(6): 644–59. doi: 10.1111/j.1749–8198.2009.00317.x.
  2. Horn, V., Schweppe, C., & Um, S. G. (2013). Transnational aging—A young field of research. Transnational Social Review, 3(1), 7-10.