Krachten en knelpunten in de context van Covid-19
Tijdens de afgelopen maanden toonden mensen hun krachten: een opstoot van burgersolidariteit, zorgmedewerkers die in moeilijke omstandigheden en met gevaar voor de eigen gezondheid het beste van zichzelf gaven, initiatieven die de lokale economie ondersteunden (#ikkooplokaal, ‘winkelhieren’), steunbetuigingen voor de zorgsector (zoals avondapplaus voor de zorg). We zagen ook hoe krachtig en waardevol onze systemen kunnen zijn: onze ziekenhuizen werden niet overspoeld door patiënten, digitalisering was plots geen ver-van-het-zorgbed-show meer, er ontstonden nieuwe samenwerkingen tussen ziekenhuizen, woonzorgcentra en eerstelijnsorganisaties, onze sociale zekerheid bleek essentieel in de aanpak van de gevolgen van de pandemie, een ongekende snelheid waarmee de overheid hindernissen in de regelgeving aanpakte (zoals op vlak van terugbetaling video en telefonische consulten).
Tegelijkertijd toonden systemen hun zwakten en werden structurele knelpunten schrijnend duidelijk: jarenlange besparingen in de zorg (zowel in de gezinszorg, woonzorgsector, preventieve zorg, geestelijke gezondheidszorg), een chronische onderbestaffing, gechronometreerde zorg en een hoge prestatie-, administratie- en werkdruk. De zorgsector was sowieso steevast een van de sectoren met het hoogste aantal burn-outs, maar tijdens de afgelopen maanden moesten de zorgmedewerkers zich driedubbel plooien. Daarnaast was er een ongehoord gebrek aan beschermingsmateriaal zoals mondmaskers of schorten, en moest het leger zelfs inspringen in woonzorgcentra. Op 3 juli presenteerde de Vlaamse ombudsdienst enkele schrijnende getuigenissen van medewerkers van woonzorgcentra en familieleden van bewoners in de coronacommissie van het Vlaams Parlement:
“Bewoners konden niet meer lopen na weken kamerisolatie.”
“We mochten tegen de buitenwereld niet zeggen of er Covid-positieven waren om geen slechte naam te krijgen.”
“Er is nooit nog bezoek bij de bewoner kunnen komen, behalve toen de palliatieve sedatie gebeurde: 2 personen mochten een half uur blijven, maar dan nog was de bewoner niet overleden. Op dat moment lag er al een lijkzak onder, zodat die snel kon dichtgeritst worden zonder nog verdere besmetting te riskeren. De bewoner wist dat ze alleen was en stervende en ze voelde zich ook heel alleen. Het was voor mij een heel moeilijk moment.”
De woonzorgcentra bleken, om het op zijn zachtst uit te drukken, niet voorbereid op de coronacrisis. Op dezelfde dag verscheen een opiniestuk dat ijverde voor de radicale afschaffing van woonzorgcentra. Door sommigen werd dit opiniestuk opgehemeld als het meest gedurfde idee van de laatste maanden; door anderen werd het afgedaan als kortzichtig en niet onderbouwd. Hoewel het enkel de negatieve verhalen waren die de media haalden, delen beide groepen wel de overtuiging dat de huidige residentiële zorg onvoldoende is en onvoldoende doet (lees: kan doen). Veranderingen zijn nodig met voldoende budget om zorg meer te laten zijn dan wassen, eten en aankleden. Een horeca-bestedings-cheque van 300 euro voor zorgpersoneel is niet voldoende en eigenlijk volledig naast de kwestie. De toekomst vraagt een structurele, duurzame investering: verbetering van verloning van zorgpersoneel, investeringen in innovatieve woonzorgvormen, aandacht voor kleinschaligheid en inbedding in de lokaliteit.
Nodige hervormingen in de gezondheids- en zorgsector
Om tegemoet te komen aan deze structurele knelpunten zijn er structurele hervormingen nodig in het (ouderen)zorgsysteem. Ideeën die hierover gelanceerd worden, zijn talrijk en gedetailleerd. We lichten er alvast twee toe, die er beiden vanuit gaan dat er vandaag de dag (in beleid en financiering) te veel focus ligt op curatieve zorg.
Meer inzetten op preventie
De zorgmachine schiet vaak pas in gang na een opname in het ziekenhuis. Dat kost enorm veel geld. De focus van het zorgsysteem moet liggen op het gezond houden van mensen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat mensen niet meer ziek kunnen worden, maar we moeten meer inzetten op preventie om langdurige aandoeningen te voorkomen en progressie te beheersen. Het ziekenhuis is een schakel in het zorgsysteem, maar niet de focus zoals vandaag (ook in niet-corona tijden). Health in all policies gaat ervan uit dat gezondheid wordt beïnvloed door het voedingsaanbod, reclame, sport, goede woon- en leefomgeving, onderwijs et cetera. We spreken dus niet enkel over het zorgsysteem, maar in één adem over het gezondheids-en zorgsysteem.
Geïntegreerde zorg: van een conglomeraat van onafhankelijke entiteiten naar één systeem
Zorg wordt nog te veel uitgevoerd vanuit silostructuren, met schotten tussen nuldelijn (zoals zelfzorg, mantelzorg, burenhulp), eerstelijns (zoals huisarts, thuisverpleegkundigen, thuiszorg, apothekers) en tweede (zoals psycholoog), en derdelijns (zoals ziekenhuizen). Tijdens de coronacrisis zagen we geen/minder concurrentie tussen ziekenhuizen of zuilen, verpleegkundigen uit ziekenhuizen die personeel in woonzorgcentra bijstonden, et cetera. Ook buiten coronatijd zou dergelijke samenwerking over en tussen de lijnen het uitgangspunt moeten zijn. Dit vraagt systemische veranderingen, een andere financiering, een geïntegreerd beleid (binnen één politieke bevoegdheid).
Een alomvattende ouderenzorg
Een ouderenzorg van de toekomst kijkt niet enkel naar de knelpunten in de zorgsector, maar vertrekt vanuit een holistische kijk op ‘ouderen en hun leefsituatie’. Enkel vanuit een enge zorgbril kijken en handelen is verre van optimaal. Ook de financiële situatie, de woning en woonomgeving en het sociaal netwerk van mensen, zijn deel van iemands gezondheid.
Financieel kwetsbare groepen werden extra hard geraakt tijdens de coronacrisis. Dan doelen we niet enkel op inkomensverlies door bijvoorbeeld een tijdelijke, technische werkloosheid. Onderzoek van de Office for National Statistics in UK toont aan dat degenen die in de armste delen van Engeland en Wales leven, dubbel zo vaak sterven aan Covid-19 in vergelijking met bewoners van meer welvarende gebieden. Toegang tot zorg en kwaliteit van die zorg mag niet afhangen van iemands portemonnee. En die portemonnee is in België bij ouderen niet altijd even goed gevuld. De pensioenen in België liggen een stuk lager dan in vele buurlanden. Het gemiddelde pensioen in België bedraagt 66% van het laatste loon, in Frankrijk 75%, in Nederland is dit 101% (OECD, 2019). De WHO lanceerde in april 2020 haar Decade for Healthy Ageing-plan: “Preventing older people from falling into poverty will be critical. This will require flexible retirement policies, tax-funded minimum pensions, social security and access to health and long-term care services”. Waardige pensioenen en ouderenzorg worden in een adem genoemd. In die discussie is er nood aan extra aandacht voor 1) de intersectie gender en leeftijd en 2) een levensloopperspectief. Omwille van ongelijkheden doorheen de levensloop zijn oudere vrouwen vaker armer, hebben zij een lager pensioen en minder vermogen. Ongelijkheden in opleiding, tewerkstelling en inkomen starten al heel vroeg in de levensloop en worden versterkt en geaccumuleerd doorheen de levensloop.
Daarnaast begint goede zorg met aangepaste huisvesting in een aangepaste woonomgeving. Waar je oud wordt, beïnvloedt sterk je levenskwaliteit. Zeker wanneer je zoals de afgelopen maanden in lockdown gaat, blijkt plots heel duidelijk hoe belangrijk de kwaliteit van die woning is. Daar is, zeker bij ouderen, nog heel wat werk aan de winkel. Bijna de helft van de woningen in Vlaanderen zijn gebouwd vóór 1970, met vaak bijhorende slechte scores op het vlak van woningkwaliteit. 40% van de ouderen woont bijvoorbeeld in zeer leeftijd onaangepaste woningen met problemen op het vlak van verwarming, onderhoud, grootte, trappen, et cetera. Omdat een aangepaste woning in een onaangepaste woonomgeving een “gouden kooi” is, is er internationaal veel aandacht voor de woonomgeving. Concepten zoals Zorgzame Buurten, Meelevende Steden, Leeftijdsvriendelijke Gemeenten, Gezonde en Warme Gemeenten, Dementievriendelijke gemeenten wijzen allen op het belang van een ondersteunende omgeving. Zo kunnen ouderen (en ook andere buurtbewoners) met zorgnoden op een kwaliteitsvolle manier thuis blijven wonen. Daarbij is er aandacht nodig voor zowel de fysieke als de sociale dimensie van de woonomgeving. Hoewel het voor openbare besturen vaak makkelijker lijkt om fysieke aspecten van de woonomgeving te optimaliseren (zoals inrichting van wandelbare buurten) lijkt de grootste uitdaging te liggen in de versterking van de sociale aspecten. Denken we daarbij aan de versterking van het sociale weefsel, beeldvorming ten aanzien van kwetsbare ouderen en zorg in het algemeen, alsook aan de impact van sociale veranderingen in de gemeenschap zoals lokale migratie.
Het D-SCOPE onderzoek, een grootschalig interuniversitair onderzoek vanuit Vlaanderen en Nederland naar Detection, Support and Care for Older people: Prevention and Empowerment, toonde aan dat ouderen vaker met sociale kwetsbaarheid (zoals sociale eenzaamheid, klein sociaal netwerk) kampen dan met fysieke of psychische kwetsbaarheid (Smetcoren e.a., 2017). Zeker tijdens de coronacrisis werd dit een extra aandachtspunt, of had dat moeten zijn. Sommigen stelden de vraag: is de eenzaamheid niet erger dan Corona? Dan denken we niet alleen aan mensen in de woonzorgcentra die geen bezoek mochten ontvangen, maar bijvoorbeeld ook aan alleenwoners, die in lockdown een solitaire bubbel vormden. Meer dan een derde van de Belgische huishoudens bestaat uit een persoon, in Brussel is dat zelfs de helft. Die groep alleenwoners bestaat vaak (niet uitsluitend) uit ouderen en vrouwen. Toch is dit een vergeten groep en houden beleid (en belastingen) weinig rekening met hun specifieke noden in vergelijking met gezinnen met twee inkomens.
Zorg, wonen, en welzijn horen samen. In toekomstig ouderenzorgbeleid moet dus aandacht zijn voor zorg en ondersteuning, niet vanuit een louter medisch, maar wel met de focus op een welzijnsperspectief.
Zorg door de ogen van TINA en TAMARA
Een dergelijke alomvattende ouderenzorg zou straks wel eens onterecht lager op de prioriteitenlijst kunnen komen. Vaak worden dergelijke thema’s belangrijk gevonden wanneer het economisch goed gaat, maar halen niet langer de agenda als “de economische uitdagingen groter zijn”… Een kwestie van perspectief natuurlijk. De afgelopen maanden werd er plots geld gevonden waar er voorheen steeds bespaard moest worden. Ongeziene financiële injecties moeten de economie op peil houden en banen behouden. Dat zijn legitieme doelstellingen. Maar laat die ongeziene maatregelen ook gelden om toekomstgericht te kijken naar de bijhorende maatschappelijke uitdagingen op het vlak van welvaart, welzijn en gezondheid: investeer in duurzame en kwaliteitsvolle ouderen- en gezinszorg in een context van anti-armoede en sociale-uitsluiting. Ignace Leus (2020), voormalig directeur CM-Zorgkas Vlaanderen, beargumenteert dat we tegen het einde van de legislatuur vier miljard euro extra nodig hebben voor een kwaliteitsvolle en toegankelijke ouderenzorg. Wie gaat die som betalen? Met welk (solidair) financieringssysteem?
Kennen jullie daarbij TINA en TAMARA? There Is No Alternative was de slagzin van Margaret Thatcher, om kritiek op het neoliberalisme, het kapitalisme te counteren. Zo lijkt het ook in de zorg te zijn. Als er alternatieven worden geopperd, klinken reacties als: maar dat is niet betaalbaar, het is allemaal niet zo gemakkelijk, daar hebben we niet het personeel voor, dat is een utopie, dat is niet realistisch. TINA aan het woord dus.
Maar dat is buiten TAMARA gerekend: There Are Many Alternatives Ready and Available. Eén van die alternatieven ligt in het commons-idee. Burgers die in zelforganisatie nieuwe vormen van samenwerking aangaan en zelf maatschappelijke uitdagingen (lokaal) in eigen handen nemen. Denk daarbij aan groepstuinen, materialen uitlenen, energiecoöperaties, speelplaatsen als gemeengoed, et cetera. In Nederland zien we bijvoorbeeld een sterke groei in het aantal burgercollectieven in de zorg. Twee kritische noten klinken hierbij. Ten eerste worden dergelijke collectieven in de zorg vooral gestart omdat er geen betaalbaar of kwaliteitsvol alternatief aanbod is. Ten tweede blijkt uit onderzoek dat minderheden en kwetsbare groepen vaak als eerste uitgesloten worden. Sommigen problemen zijn dan ook te groot om opgelost te worden door burgercollectieven, maar vereisen een maatschappelijke solidariteit. De commons initiatieven tonen wel dat het kan, dat alternatieven mogelijk zijn, en kunnen zo een driver zijn voor systemische veranderingen wanneer hun principes en ideeën (zoals medebestuur, transparantie) opgepikt worden door grote spelers en door het beleid.
Naar een andere ouderenzorg: de eerste vraag is WAAROM?
De hele commercialisering, markt- en winst denken binnen de zorg werd in de opiniestukken (zie gebruikte literatuur) regelmatig aan de kaak gesteld. Maar goede zorg gaat niet alleen om het niet maken van winst. Waarover dan wel? Welke zorg willen wij in de toekomst? Volgens het gouden cirkel-principe van Simon Sinek is deze ‘waarom’-vraag vandaag de belangrijkste. Waarom en met welk doel organiseren we zorg? Dan pas kunnen we de hoe- en wat-vragen beantwoorden. De visie en de onderliggende waarden die we willen realiseren, moeten centraal staan. En daaraan toetsen we onze beslissingen, werkingen, organisatie, et cetera. Impliciet kwam die waaromvraag vaak terug in de opiniestukken en het antwoord kan als volgt worden samengevat: opdat iedere oudere waardig oud kan worden. Het doel is niet “adding years to life, maar adding life to years”. In de hele ‘waarom’-discussie is het uiteraard van belang om veel meer de stem van ouderen zelf te horen. De debatten gaan vaak over ouderen, zonder hun stem, kennis, ervaring, gevoelens en bijdragen te erkennen.
Om dit doel te realiseren hebben we een visie-wijziging nodig op ouderen. Ageism, de systematische stereotypering en discriminatie van ouderen op basis van hun leeftijd, werd de voorbije maanden op verschillende manieren pijnlijk duidelijk.
Ouderen in woonzorgcentra hadden niet het recht “hun kot” te verlaten, in tegenstelling tot ‘vrije’ burgers die wel naar de winkel konden, die wel buiten mochten gaan wandelen. Dergelijke vrijheidsbeperking is nochtans een schending van de mensenrechten. Dit kan in de toekomst echt niet meer. Ook opvallend: 65-plussers mochten hun kleinkinderen niet opvangen, tot de leeftijd van 64 wel. Voor de cesuur werd enkel gekeken naar chronologische leeftijd, zonder aandacht voor de grote diversiteit in die leeftijdscategorie inzake gender, migratie-achtergrond, seksuele voorkeur, socio-economische status, gezinssituatie, woonomgeving, et cetera. Gegeven deze diversiteit, en de aanzienlijke sociale en ruimtelijke ongelijkheden die het latere leven karakteriseren, zal beleid dat zich uitsluitend baseert op chronologische leeftijd waarschijnlijk sommige groepen disproportioneel benadelen. En kunnen ook specifieke behoeften van bepaalde groepen ouderen over het hoofd gezien worden (zoals oudere daklozen, oudere gedetineerden). Ook de richtlijnen om besmette bewoners van woon-zorgcentra zo min mogelijk naar ziekenhuizen te brengen, en per definitie te laten sterven in het woon-zorgcentra kreeg felle kritiek. Er klonken dan ook geluiden om een ouderenrechtencommissaris, net zoals een kinderrechtencommissaris, aan te stellen. Dat dit geen gek idee is, tonen ook de jarenlange inspanningen van de Verenigde Naties betreffende een Conventie over de Rechten van Ouderen.
In dezelfde lijn is er ook een visie-wijziging op ouderenzorg nodig. Ouderenzorg lijkt iets waar we in ‘moeten’ investeren, een sector die economisch niet rendeert, die meestal negatief in de media komt, een beroep dat je enkel uitoefent ‘als ware het een roeping is’. Zorgethici, zoals Joan Tronto wijzen op enkele historische en systemische oorzaken die geleid hebben tot deze onderwaardering van de zorg(beroepen). Zorg als arbeid wordt doorheen de geschiedenis uitgevoerd door de minst bedeelden in onze samenleving zoals slaven, bedienden en vrouwen. Dit is niet enkel een Belgische vaststelling, maar zien we Europees. Wanneer er bijvoorbeeld onvoldoende zorgverstrekkers zijn, doen we een beroep op buitenlandse zorgverleners (zoals uit Spanje en Portugal die veelal de taal niet spreken), of exporteren we ouderen naar zorg in het buitenland (zoals vanuit Duitsland naar woonzorgcentra in Thailand). Er is nood aan een structurele en maatschappelijke opwaardering van de ouderenzorg en zorgberoepen.
Een veelgehoorde oproep dezer dagen is dan ook “zorg voor de zorgers”. Zorgverstrekkers zijn het menselijke kapitaal in de zorg, en die moeten we soigneren. Betere verloning van zorgverstrekkers (met focus op zorgkundigen, verpleging en schoonmaak), focus op werkbaar werk, kwaliteitsvolle omkadering en opleidingen, erkenning en tijd, dat is nodig in de zorg. Naast die formele zorgverstrekkers zijn er de mantelzorgers en zorgvrijwilligers. Ook hun draaglast werd tijdens corona extra op de proef gesteld: twee op drie vonden de mantelzorg zwaarder dan voorheen. 55% had het gevoel constant onder spanning te staan en 45% sliep slechter door kopzorgen (De Bruyne, 2020). Daarbij moeten we onder andere denken aan erkenning, ontlasting, gekwalificeerde ondersteuning, erkenning van mantelzorg in opbouw van sociale rechten (zoals pensioenrechten).
Een ouderenzorg van de toekomst zet veel sterker in op haar zorgverstrekkers. Zorgberoepen en mantelzorg zijn bijzonder waardevol in onze samenleving. Tijd om dat oprecht te waarderen.