Inzet informele zorg steeds harder nodig
In het onlangs gepubliceerde advies ‘Anders leven en zorgen, naar een gelijkwaardig samenspel tussen naasten, vrijwilligers en beroepskrachten’ van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving wordt genoemd dat bij ongewijzigd beleid 1 op de 4 mensen in de zorg zou moeten werken in 2040 (RVS, 2022). Het is niet langer haalbaar dat beroepskrachten vanzelfsprekend alle zorg oppakken en de verwachting is dat het beroep op informele zorg (naasten en vrijwilligers) steeds groter zal worden. Ook stelt het advies dat de formele zorg nog onvoldoende toekomt aan een intensievere samenwerking met naasten en vrijwilligers, waarbij beroepskrachten, naasten en vrijwilligers met elkaar kijken wie het beste wat kan doen en hoe eenieder de ander kan ondersteunen.
In de praktijk zie ik dat veel organisaties inmiddels bezig zijn met het opnieuw vormgeven van de samenwerking met informele zorgverleners. Een goede relatie is de basis voor goede samenwerking en dat begint bij zorgen dat een vrijwilliger of naaste zich welkom voelt en goed in contact kan zijn met de cliënt of het familielid. Daarnaast is het nodig om als organisatie in alle fasen van de zorgrelatie contact met naasten te hebben, namelijk: als iemand nog thuis woont, tijdens de verhuizing, het verblijf, de palliatief terminale fase en het nazorggesprek. En tot slot is het belangrijk om in een organisatie goed te kijken welke veranderingen nodig zijn op het gebied van structuur en cultuur. Vanuit implementatieprocessen uit de praktijk, weet ik dat dit vraagt om aandacht voor drie niveaus, namelijk: richten, inrichten en verrichten.
Richten – Visie en beleid
Veel organisaties zijn gewend om uit te gaan van: ‘Komt u maar, wij nemen de zorg van u over.’ Dit uit zich bijvoorbeeld in een beslissing die in een team genomen wordt, waarna het als mededeling naar familieleden wordt gecommuniceerd. Bij veel organisaties is dan ook een cultuuromslag nodig. Dat begint met een herijking van visie en beleid. Met een heldere visie weet iedereen in de organisatie wat de uitgangspunten zijn. Het beleid beschrijft de kaders en hoe je die vertaalt naar de praktijk. Visie en beleid bieden een toetsingskader voor de inrichting en uitvoering van het samenspel met informele zorgverleners in de organisatie.
Inhoudelijk is het nodig dat er aandacht is voor een visie op gelijkwaardige samenwerking met informele zorgverleners. Het gaat hierbij om een samenwerking die gekenmerkt wordt door vertrouwen, respect, inleving, een open houding en de ruimte om grenzen aan te mogen geven. Het is belangrijk om een positieve insteek te kiezen omdat dit motiverender werkt. Zo is het beter om in te steken op een betekenisvol leven van de bewoner, dan op het oplossen van het personeelstekort. Bij het maken van beleid is het van belang om uit te gaan van de beleving van de cliënt, mantelzorger, vrijwilliger en de medewerker. Dit kan mogelijke tegenstrijdigheden zichtbaar maken, waarop geanticipeerd kan worden om conflicten in de toekomst te voorkomen. In het beleid kan bijvoorbeeld ook staan welke zorgtaken mantelzorgers en vrijwilligers mogen verrichten. Dit kan in samenspraak, maar moet wel plaatsvinden binnen de wettelijke kaders, waarin ook wordt meegenomen wie waarvoor verantwoordelijk is. Wat goed werkt is om het beleid van samenwerken met familieleden een structurele plek te geven, als vast punt op het multidisciplinaire overleg bijvoorbeeld. Dan gaat het niet alleen om ‘Wat kan de familie doen?’, maar ook om ‘Hoe gaat het met de familie, wat hebben ze nodig?’ De aandacht voor die relatie is essentieel en de basis voor alles.
Inrichten – Naasten in beeld
Zorgorganisaties kunnen hun medewerkers zo goed mogelijk faciliteren om makkelijk contact te maken met naasten. Dit begint bij bewustwording dat het sociale netwerk belangrijk is voor de bewoner en aan diens welzijn bijdraagt. Naasten brengen de buitenwereld naar binnen en zorgen voor leven in de brouwerij. Helaas is het zo dat hoe ouder mensen worden, hoe kleiner hun sociale netwerk wordt. Bij een verhuizing naar het verpleeghuis, komen mensen los van hun vertrouwde omgeving, het sociale netwerk verhuist niet automatisch mee. Opvallend is dat zorgmedewerkers vaak alleen contact hebben met de eerste contactpersoon, terwijl een sociaal netwerk zoveel meer is en het belangrijk is om daar goed oog voor te hebben. Zorgmedewerkers kunnen het sociale netwerk in kaart brengen, bijvoorbeeld met een ecogram (zie het ecogram op: https://www.zorgvoorbeter.nl/zelfredzaamheid/materialen-team). Het lijkt in het begin meer werk om aandacht te hebben voor dat grotere netwerk, maar uiteindelijk levert het juist tijd op omdat je ook mensen betrekt die mogelijk kunnen helpen en ondersteunen. Voorafgaand aan de zorgrelatie, kan het daarnaast goed werken om op huisgezoek te gaan en zo alvast contact te maken met de toekomstige bewoner en familieleden. Ik hoorde van een beroepskracht die eerst op huisbezoek ging en zo ontdekte dat de toekomstige bewoner regelmatig ging biljarten met een vriend in het café op de hoek. Die vriend heeft ze uitgenodigd om te komen biljarten in het verpleeghuis. Wat tot slot ook helpt is om als verpleeghuis een verhuiskaart aan te bieden, die familieleden kunnen gebruiken om aan meer contacten te sturen, met een bon voor een gratis kopje koffie en iets lekkers. Zo maak je het echt aantrekkelijk om langs te komen.
SOFA-model
Daarnaast adviseer ik organisaties altijd om medewerkers vertrouwd te maken met het SOFA-model (https://www.zorgvoorbeter.nl/thema-s/informele-zorg/verbeteren/sofa-model-samenwerken-met-mantelzorgers) dat zorgt voor helderheid over en bewustwording van de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen hebben. Het model is zowel ‘practice’ als ‘evidence based’ en gebaseerd op het boek ‘Carers Perceived: Policy and Practice in Informal Care’ (Atkin, Twigg, 1994) waarin wordt beschreven hoe de positie van de mantelzorger steeds weer anders is. Het SOFA-model gaat uit van de mantelzorger als Partner in zorg, Hulpvrager bij overbelasting, Persoonlijke relatie met de cliënt en die van Expert. Elke rol vraagt om een andere competentie van de zorgmedewerker. SOFA staat dan ook voor samenwerken, ondersteunen, faciliteren en afstemmen. Bewustwording over die rollen is belangrijk om de dynamische realiteit beter te begrijpen. Het ene moment kan een mantelzorger namelijk heel stevig in zijn of haar schoenen staan en zeggen: ‘Ik ben gewend om insuline te spuiten, dus dat kan ik prima doen.’ Het andere moment kan de mantelzorger het heel moeilijk hebben en verdrietig zijn. Soms wordt de mantelzorger nog onvoldoende als ervaringsexpert gezien, terwijl daar toch echt kansen liggen. Zeker als het om onbegrepen gedrag gaat bij mensen met dementie. Dan kan een echtgenote bijvoorbeeld wel uitleggen waarom haar man zijn pyjama niet wil aandoen en liever met zijn kleding aan naar bed gaat. Het SOFA-model helpt zorgmedewerkers om oog te houden voor alles wat er bij mantelzorg komt kijken. Ook geeft het inzicht in en begrip voor de redenen waarom familieleden soms kritisch zijn. Daar kan de behoefte achter zitten om als expert te worden gezien, om ondersteund te worden, om gefaciliteerd te worden. Tot slot kan het zorgmedewerkers alert maken op de noodzaak om beter met de mantelzorger af te stemmen.
Verrichten – Relatie-opbouw door COUP-methode
Bij de start van een zorgrelatie met de cliënt, begint idealiter ook de opbouw van de relatie met naasten. Een goede relatie maakt dat betrokkenen wat voor elkaar over hebben, elkaar kunnen helpen. Mocht er iets mis gaan, dan is er bovendien meer begrip voor elkaar. De COUP-methode (https://www.zorgvoorbeter.nl/thema-s/informele-zorg/verbeteren/coup-model-samenwerken-met-familie) vormt hiervoor een mooie basis en staat voor contact leggen, ondersteunen, uitnodigen en participeren. Het eerste contact gaat idealiter van de zorgmedewerker uit, en uit zich in het tonen van belangstelling en zorgdragen voor een welkom gevoel. Ondersteuning vindt onder andere plaats doordat een medewerker een luisterend oor biedt en op ondersteuningsmogelijkheden wijst. Uitnodigen uit zich bijvoorbeeld in laten weten welke activiteiten een zorgorganisatie allemaal onderneemt en door te vragen welke activiteiten een naaste graag zelf met de cliënt onderneemt. En tot slot kunnen naasten participeren in de praktische ondersteuning en beslissingen. Een zorgmedewerker kan vragen of die een beroep op de naaste mag doen, zoals het bedenken, organiseren of ondersteunen van activiteiten.
Helderheid over verwachtingen over en weer
Bij het aangaan van de zorgrelatie is het verder belangrijk dat zorgmedewerkers goed in gesprek gaan met naasten over wensen, grenzen en verwachtingen. Wanneer dit niet gebeurt, kan dit uiteindelijk leiden tot teleurstelling, verschillende meningen en zelfs conflict. Steeds vaker worden mensen pas opgenomen in een verpleeghuis als het thuis echt niet meer gaat. Mantelzorgers zijn dan vaak al vermoeid van alle zorg thuis. Zorgmedewerkers durven dan bijna dat gesprek niet te voeren en te vragen: ‘Wat bent u van plan om nog te blijven doen?’ Terwijl er ook naar andere mogelijkheden gezocht kan worden. Bijvoorbeeld hulp vragen aan andere naasten in het netwerk, of het samenwerken met vrijwilligers. Ook het inzetten van extra betaalde diensten die niet-medische zorg leveren is een mogelijkheid, waarbij deze diensten taken van mantelzorgers over kunnen nemen, zowel in de thuissituatie als in het verpleeghuis. Daarnaast is het van belang om dit gesprek meerdere keren te voeren, want wensen, grenzen en verwachtingen kunnen na een tijdje weer veranderen. Het gesprek over verwachtingen is niet altijd makkelijk en vraagt wel wat van de gespreksvaardigheden van zorgmedewerkers. Het is belangrijk dat zorgorganisaties hun medewerkers daarin faciliteren. Zeker omdat de vanzelfsprekendheid van zorg steeds minder wordt, maar mantelzorgers met hun verwachtingen nog wel uitgaan van de oude situatie. Soms kunnen familieleden schrikken van de vraag of ze ook willen bijdragen. Zo van: ‘Maar ik woon ver weg, werk fulltime en heb twee kinderen.’ Andersom komt ook voor: Mantelzorgers die best willen bijdragen, maar niet worden gevraagd, omdat de neiging soms bestaat om voor hen in te vullen dat ze het daar te druk voor hebben. Het blijft in alle situaties hoe dan ook de kunst om te zoeken naar mogelijkheden, helder te blijven over wat wel en niet kan, gezamenlijk tot afspraken te komen en die regelmatig te evalueren.
Voor toekomstbestendige verpleeghuiszorg is dus een intensievere samenwerking nodig in de driehoek van bewoner, naaste en zorgmedewerker/vrijwilliger. Het is belangrijk dat organisaties allereerst richting geven in een visie, werkprocessen hierop inrichten en medewerkers handvatten bieden om het daadwerkelijk uit te voeren. Zij moeten daarin worden gefaciliteerd in tijd en kennis, zodat zij aandacht kunnen hebben voor de relatie, het hele netwerk en goede communicatie. Met oog voor de 4 rollen van mantelzorgers en de bijbehorende benaderingswijze.