2615 Weergaven
42 Downloads
Lees verder

In dit nummer van Gerōn staan de diverse manieren waarop we kunnen kijken naar leef-tijd centraal. In het dagelijks leven denken we dan veelal aan kalenderleeftijd, oftewel de chronologische leeftijd, waarbij we ons vaak niet heel bewust zijn van de consequenties en relaties deze kalenderleeftijd heeft met andere leeftijden. In dit themanummer gaan we in op de veelzijdige manier waarop leef-tijd en de verschillende conceptualisatie daarvan doorwerken in onze manier waarop we naar ouderen en ouder worden kijken.

In het eerste artikel van dit nummer van Gerōn gaan Duppen & Baert in op de groeiende aandacht voor het discrimineren op basis van leeftijd, ageism, en pleiten ze voor leeftijdsgelijkheid en doen hiertoe nadrukkelijk een beroep op het beleid. Ze stellen dat dit drie strategieën omhelst, namelijk 1) beleid tegen dergelijke discriminatie waaronder wetgeving, 2) educatieve activiteiten en 3) intergenerationele activiteiten. Duppen & Baert doen dit pleidooi mede vanuit de gedachte dat het discrimineren op basis van leeftijd een vaak onbewust proces is. Juist door middel van beleid en wetgeving kunnen mensen zich bewuster worden van hun onbewuste aannames en gedrag.

Dat dit niet gemakkelijk is, illustreren de artikelen van Sabelis en Westendorp. Sabelis laat zien dat zijzelf en ook haar naaste omgeving (on)bewust leeftijd associeert met negatieve stereotyperingen op de werkvloer. Hierdoor wordt haar ervaring, haar leef-tijd of levensloop eigenlijk teniet gedaan. Ze wordt daarbij geconfronteerd met de conceptualisatie van leef-tijd in relatie tot regulerende leef-tijden zoals (verplicht) pensioen en productieve leef-tijden zoals arbeidsparticipatie (of werk-tijd). Haar kalenderleeftijd sluipt als het ware op de achtergrond en leidt tot sluimerende aannames over haar competenties en haar waarde. Opvallend is ook haar eigen rol hierin en hoe de vooroordelen onder haar eigen huid zijn gekropen.

Westendorp’s artikel borduurt hierop verder. Vanuit zijn auto-etnografische ervaringen met leeftijd(en) gedurende zijn levensloop laat hij zijn eigen verhouding zien met ouder worden. Hij beschrijft daarbij hoe de ervaring van zijn fysieke gesteldheid (biologische leeftijd) hem wijst op de rol die de angst voor verval en dood speelt bij onze benadering van ouderen. Vanuit evolutionaire logica en passend bij de terror management theory beargumenteert hij dat een negatieve houding ten aanzien van de kalenderleeftijd pas overkomen kan worden als wijzelf het verval dat komt met een stijgende biologische leeftijd, en de naderende dood, kunnen accepteren. Hij laat daarbij tevens zien dat het de ouderen zelf zijn die tot deze acceptatie moeten komen om discriminatie op basis van leeftijd te overkomen

Meijering & Duimel gaan dieper in op het thema aan de hand van verhalen van ouderen die op oudere leeftijd een tatoeage hebben geplaatst. Deze verhalen tonen de heterogeniteit van ouderen en de ervaringen van leef-tijd. Soms tarten de ouderen met tatoeages bewust stereotypen over ouderen en vieren het ouder zijn. Ze gaan daarmee voorbij aan de nadruk op de biologische leeftijd die veelal komt kijken bij ouder zijn en zoals die bijvoorbeeld in het artikel van Westendorp naar voren komt. Door de tatoeages laten ze zien dat het lichaam niet alleen een fysiek object, maar juist ook een uitdrukkingsmiddel is voor hun sociale leeftijd, hun ervaringen en hun levensloop. Ze laten een andere houding zien ten aanzien van leef-tijd die een eerste aanzet geeft tot heterogener denken over leef-tijd.

Duidelijk wordt dat over leef-tijd, en daarmee over ouderen en ouder worden, niet zwart-wit gedacht moet worden. Zo is er aandacht voor de maatschappelijk participatie van ouderen door middel van eigen verhalen, de ervaringen van mantelzorgers en hun tijd samen met hun naasten met dementie tijdens corona, het Vlaamse dementieplan en de diverse aandacht die noodzakelijk is voor mensen met dementie. Ook gaan auteurs in op de diverse woonwensen onder ouderen. De artikelen over de differentiatie van de pensioenleeftijd en aandacht voor sociaaleconomische achtergrond en wat dit betekent voor zorgtoegang in België, benadrukken opnieuw dat verschillen binnen de groep ouderen er belangrijk toe doen.

Al met al laat dit nummer van Gerōn zien dat het goed is om continu aandacht te hebben voor verschillen binnen de grote noemer ‘ouderen’. Het betekent ook aandacht hebben voor de verschillende manieren waarop vele andere leeftijden – zoals onder meer de regulerende leeftijd (leeftijden die bepalen wanneer je recht hebt op bepaalde zaken, bijvoorbeeld pensioen), sociale leeftijden (volwassenen) en biologische leeftijd (bijvoorbeeld op basis van fysieke kenmerken) – worden gerelateerd aan die kalenderleeftijd die daarmee op ietwat arbitraire wijze soms relevanter wordt dan de werkelijke ervaringen met de geleefde tijd. Dergelijke leeftijden en hoe deze zijn vastgelegd bepalen welke rechten en plichten we (maatschappelijk) hebben, beïnvloeden welke mogelijkheden we hebben en werken door in hoe we naar onszelf kijken en anderen naar ons.