Leeftijd
Laatst sprak ik mijn buurman. Hij beklaagde zich dat hij, als couturier, geen werk had. Hij heeft een goede opleiding genoten, kennis en capaciteiten, maar niemand heeft hem nodig. Toevallig liep de overbuurvrouw voorbij met drie boeken en zei dat ze haar weekeinde wel zou doorkomen. De dag daarna vertelde mijn yogadocente dat ze veel voldoening haalt uit haar werk. Beste lezer, welke leeftijden hebben deze mensen, denkt u? Welke gedachten roept het bij u op als hun leeftijden respectievelijk 43, 28 en 50 jaar zijn en wat denkt u als ze 81, 76 en 73 jaar zijn? Welke aannames zitten er in uw hoofd gerelateerd aan deze getallen? Denkt u bij de buurvrouw van 28: “Ja logisch, even ontspannen met een boek” of bij 76: “Juist, niets doen achter de geraniums”? Bij welke leeftijd denkt u: “Welke competenties zou zij toch hebben?”. Is dat bij 28, 50 of 73 jaar? Waarom vinden we het belangrijk om de leeftijd te weten en welke consequenties heeft dat?
De meest gehanteerde manier om naar ouder worden te kijken is de chronologische tijdsmeting, gemeten met levensjaren vanaf de geboorte. Filosoof Baars merkt op dat dit een methode is om de samenleving te organiseren (Baars, 2006): met vier jaar naar de basisschool, minimumjeugdloon tot 21 jaar en recht op pensioenuitkering met 67 jaar. Hierdoor, aldus Baars, ontstaat een ongewenste, calculerende houding ten opzichte van leeftijd. Vele werknemers weten tot de dag nauwkeurig wanneer ze kunnen stoppen met werken. Ook de werkgever rekent. Oudere werknemers worden minder vaak benaderd voor een uitdagende opdracht of bijscholing (Montizaan, Nieste, & Paulissen, 2019). Op welke leeftijd begint dit ouder-worden? Is dat na een x-aantal levensjaren vanaf de geboorte bijvoorbeeld bij 67 jaar, al eerder vanwege afstoten van werkzaamheden? Of begint ouder worden op het moment dat lichaam of geest gebreken gaan vertonen en rollator, traplift en thuiszorg nodig is? De chronologische leeftijd lijkt een eerlijke indeling waarbij iedereen gelijk wordt behandeld, maar individuen blijken (vaak) niet in het “juiste” leeftijdsvakje te passen: bij de één past het om eerder te starten op de basisschool, een ander begint op hoge leeftijd een bedrijf.
Geleefde tijd
Een andere methode om de geleefde tijd te ordenen zijn levensfasen, bijvoorbeeld: kindertijd, puberteit, volwassenheid en ouderdom. De Romeinse politicus, schrijver en filosoof Cicero schrijft in 44 v. Chr. het essay ‘De kunst van het oud worden (Cato maior de senectute)’. Hij definieert de ouderdom als aparte levensfase en ouder worden als natuurlijk proces:
“Er moet toch echt een laatste fase komen net als bij het fruit aan de bomen, die op juiste tijd rijpen en dan verschrompelen en vallen. Zo’n laatste fase is wat de wijze gewoon moet aanvaarden. Want je verzetten tegen de natuur staat gelijk met oorlog voeren tegen de goden, zoals de Giganten deden”. (Cicero, 44 v.Chr./2008)(p.25)
Cicero maakte de ouderdom expliciet bespreekbaar aan de hand van zijn eigen bezigheden zoals leren, anderen adviseren, tijd doorbrengen met de jeugd of tuinieren. De ontwikkelingspsycholoog Erikson (1998) formuleerde acht levensfases waarin specifieke vaardigheden voor het leven geleerd moeten worden. Deze methode ziet het leven als een continu proces, maar rubriceert het leven in fasen.
Een derde manier om de voortgang van het leven te duiden is die van de individuele levensloop, waarbij iedereen een eigen levenspad bewandelt. De Duitse existentieel-fenomenoloog Heidegger schrijft in “Sein und Zeit” (1927) dat het wezen van de mens (de existentie) ontstaat doordat deze zichzelf de vraag kan stellen ‘wie zij is en wat zij wil zijn en worden’. De mens heeft, gedeeltelijk, de mogelijkheid om het bestaan te vullen. De mens wordt geboren op een bepaalde locatie in de tijd en krijgt unieke bestaanscondities mee zoals lichamelijke condities en intelligentie. Hiermee kan de mens het bestaan in eigen hand nemen (Braeckman, Raymaekers, & Van Riel, 2016). Het individu bepaalt hoe het leven, inclusief het ouder worden, wordt ingericht.
Zowel de chronologische indeling als de indeling in levensfasen worden van buitenaf opgelegd en zijn statische begrippen. In de levensloopbenadering staat het individu centraal. Het ouder worden is voor ieder mens een uniek proces met eigen waarden. In dit betoog ga ik uit van deze laatste methode. Leeftijd, het woord zegt het al, is geleefde tijd. Dan komt de vraag: Welke betekenis heeft de geleefde tijd voor het individu?
Beleefde tijd
Door de eeuwen heen is de ouderdom veelal negatief weggezet, dit blijkt uit diverse filosofische bijdragen zoals: de Griekse dichter Hesiodos (± 800 v.Chr.) ziet ouderdom als straf van de goden (Baars, 2006), de Griekse filosoof Aristoteles (385-325 v.Chr.) schrijft: “Ouderen denken iets, maar weten niets”. In de tijd van Cicero werden oudere mensen in gedichten en kluchten weggezet als vrekkig, onnozel, langzaam, bitter en eenzijdig gericht op vroeger. Dit lijkt lang geleden, maar ook nu nog leven eenzijdige, negatieve beelden over ouder wordende mensen. In 2019 antwoordde een respondent in een onderzoek van mij op de vraag welke associatie ze heeft bij ouder worden: “Oud staat tegenover jong. Oud staat voor verval en jong voor opbouw”. Cicero gaat in ‘De kunst van het ouder worden’ in tegen de heersende moraal van die tijd. Hij wil zich bevrijden van de last van de ouderdom en schrijft over een stralende, stabiele levensfase (Cicero, 44 v.Chr./2008). Hij spreekt alle mensen die deze levensfase bereiken aan als groep. Weliswaar zet hij negatieve aannames om in positieve, maar zodra deze levensfase is bereikt wordt het leven gevuld met voorgeschreven bezigheden. De Senectute kan gelezen worden als een handboek over dé ouderdom. Ouderen en ouderdom worden benaderd als homogene begrippen.
Vanaf de 16de eeuw verandert het Westerse denken ingrijpend: de mens ontdekt zichzelf als een bewust denkend en handelend “ik”, waarbij de mens in het centrum van de eigen wereld staat (Braeckman, Raymaekers, & Van Riel, 2016). Hiermee verschijnen andere denkrichtingen. Volgens Heidegger bestaat de mens juist ín de wereld met andere mensen, waarbij er zorg is voor (de mogelijkheden van) het eigen bestaan (Mit-sein). Ieder mens ontwikkelt zich binnen alledaagse bezigheden gedurende het leven in interactie met de (sociale) omgeving. Sinds het begin van de twintigste eeuw zijn filosofen zich steeds meer gaan verdiepen in de existentiële vraag naar de identiteit van het “ik”. Het “ik” vormt zich in wisselwerking met mensen en de cultuur om zich heen. De huidige Nederlandse samenleving is een individualistische samenleving waarin ieder individu meetelt en autonoom is. Geldt dit ook voor oudere mensen?
Oudere mensen worden vaak gezien als homogene groep. Welke invloed heeft dit op het individu? Zodra het individu bij de groep hoort dicteren groepsregels en -verwachtingen de invulling van het leven. Volgens filosofe Laceulle (2016) heeft het oudere individu een keuze tussen twee dominante perspectieven. Ten eerste het vervalperspectief waarbij het individu zich neerlegt bij de verwachtingen en ernaar gaat handelen. Een uitspraak als: “Ach, het hoort nu eenmaal bij de leeftijd!” past hierbij. Ten tweede het trotseerperspectief waarbij het individu zich, bewust of onbewust, onttrekt aan die verwachtingen, zoals een hardlooprecord verbreken op 91 jarige leeftijd. De uitspraak: “Maar dáár hoor ik nog niet bij!” past hierbij. Het niet voldoen aan de collectieve verwachtingen vraagt om uitleg, waarmee het individu een uitzondering (op de regel) wordt. Dit denken zit verweven in ons collectieve maatschappelijke denken. Het zijn stigma’s die individuen plaatst in de homogene groep van dé ouderen. Zodra oudere mensen of ouderdom worden benaderd als vaststaande, absolute begrippen worden het objecten waarover andere mensen uitspraken mogen doen. Het object is datgene waar de mens, het subject, de aandacht op richt. Zo zijn dé ouderen een onderzoeksgroep voor gerontologen, of dé verpleeghuisbewoners moeten beschermd worden tegen het coronavirus door de overheid. Volgens Braeckman is het subject de drager van kennis en intelligentie, terwijl het object een passieve materie is (Braeckman, Raymaekers, & Van Riel, 2016).
Het is een vreemd soort, mijns inziens voornamelijk negatieve, bevoogding van oudere mensen. Zolang ouder wordende mensen zichzelf in die groep (laten) plaatsen en de waarheid over ouder worden vanuit externe bronnen aannemen, ontstaat er een geordende werkelijkheid, die niets zegt over de betekenis van het individuele ouder worden. Voor de samenleving geldt dat er een (steeds groter wordende) groep mensen buiten de samenleving wordt geplaatst. We ontnemen hiermee onze (toekomstige) “ik” een eigen invulling van het leven. Hoe kunnen we ons daartoe verhouden?
Leven in de tijd
Een mens leeft in het nú met herinneringen uit het verleden en een blik naar de toekomst. Ouder worden heeft een eigen zin en betekenis in het leven, maar kan niet universeel zijn. De essentie van ouder worden is te vinden in het denken en ervaren van de ouder wordende mens zelf. Deze verleent er betekenis aan. Het is een existentieel proces: Waarom zijn we op aard en waarom leven we in de tijd? Baars pleit voor een nieuw perspectief op leven in de tijd: “Het is niet alleen een taak voor het individuele, maar ook een kwestie van veranderen van dominante culturele narratieven” (Baars, 2006). Juist ervaringen die in de loop van het leven en in de tijd zijn gevormd kunnen een meerwaarde hebben in het onderlinge verkeer van meningen, opinies en discussies. Er zijn inspirerende levensverhalen nodig, die zich in het collectieve geheugen van de samenleving (gaan) nestelen. Socrates zei 2500 jaar geleden al “Het leven dat niet verteld is, is een leven dat niet geleefd is”. Hij roept hiermee op om te vertellen wat je bezig houdt, waarvan je droomt. Er zijn beelden en verhalen nodig die in samenhang met de persoonlijke en collectieve geschiedenis en gericht op de toekomst kleur geven aan het leven. Dit heeft waarde voor (de toekomst van) iedereen.
Het betreft ook een emancipatorisch proces waarbij ouder worden loskomt van leeftijd, levensfase en de groep ouderen. Hier ligt een taak voor ouder wordende mensen. Verschuil je niet achter de rol van “oudere” wees mens onder de mensen, waarbij meedoen, erbij horen en van betekenis zijn belangrijk zijn. Zoals Kant (1724-1804) schreef: “Sapere aude” (Heb de moed om te denken). Hoe mooi kan de samenleving zijn wanneer menselijke talenten en competenties het uitgangspunt zijn? Iedereen heeft mogelijkheden, dromen en idealen. Leeftijd zegt hier niets over. Mijn buren uit de inleiding zijn mensen met talenten en competenties, dromen en idealen. Mensen die het leven betekenis geven.
Het is van belang een maatschappelijke dialoog te starten over de manier waarop gekeken wordt naar ouder worden. Beste lezer, hoe zou uw leven eruit zien als leeftijd geen rol speelt?