In deze editie van Gerōn besteden we bijzondere aandacht aan het begrip ‘geluk’. Dat ons aller geluk en gezondheid zou worden bedreigd door een pandemie ten gevolge van het Coronavirus, kon niemand begin 2020 vermoeden. Iedere burger, groot en klein, jong en oud, wordt hiermee nu en de komende tijd geconfronteerd, wat bijdraagt aan het besef dat ons geluk kwetsbaar is. Dat besef zal door de lezer zeker meegenomen worden bij het lezen van artikelen rondom geluk in deze editie. Ten overvloede: alle artikelen en ook het interview in deze editie van Gerōn, zijn vóór de Coronacrisis geschreven.
Het ontbreekt niet aan woorden, meetinstrumenten en modellen om aan te geven hoe goed het met mensen gaat of hoe gelukkig ze zich voelen. Maar wat betekent geluk eigenlijk? Een eenduidige definitie is er niet. Ruut Veenhoven die voor deze editie over geluk het openingsartikel schreef, gaat in op de vraag ‘Wat heet geluk en hoe gelukkig zijn ouderen’? Hij definieert geluk als levensvoldoening: de mate waarin een individu voldoening schept in zijn leven als geheel. Het gaat niet om een kortstondige emotie van geluk waar men in het dagelijkse leven al eens naar verwijst maar om het gevoel over een langere periode. Naast de affectieve component is er ook een cognitieve component: de afweging van wat iemand van het leven verwacht versus wat het leven biedt.
Ook Lieven Annemans geeft in het interview aan dat standvastig geluk het kortstondig genot overstijgt. Al zijn wetenschappers het niet over de hele lijn eens over de definitie van geluk, over een ding is er wel overeenstemming. Als we willen weten hoe gelukkig mensen zijn, dan moeten we ze dat vragen. Het leefplezierplan project uitgewerkt door Leyden Academy zet hierop in: het leefplezier van ouderen in verpleegtehuizen geldt als vertrekbasis bij het leveren van zorg en het verantwoorden van kwaliteit. Persoonsgerichte zorg wordt er verleend op basis van de verhalen van bewoners over hun wensen (narratieve benadering).
Geluk is maakbaar maar dat is ook betrekkelijk, beseffen we dezer dagen. Veenhoven onderscheidt vier factoren: leefbaarheid van de omgeving, fysiek en sociaal; levensvaardigheid van het individu, onder meer bepaald door je gezondheid; nut of zinvolheid van jouw leven voor je omgeving en ten slotte satisfactie, oftewel je persoonlijke beleving.
In deze tijd van Coronacrisis zijn de eerste twee factoren het meest in beeld, maar wat blijft is dat ouderen deels hun geluk in eigen handen hebben door creatief te zijn, te doen wat ze graag doen, stil te staan bij kleine dingen – geluk zit in een klein hoekje – maar ook door van betekenis te zijn voor anderen. Veenhoven vat dat laatste onder de factor ‘nut’.
Naast de inzet van de persoon zelf en het belang van de samenleving als geheel is dezer dagen steeds duidelijker dat er in tijden van een alomvattende crisis, een cruciale rol is weggelegd voor de overheid. Niemand die daaraan twijfelt in deze omstandigheden. Volgens Lieven Annemans moet los van de crisis, met name meer ingezet worden op armoedebestrijding en zijn meer investeringen nodig in de gezondheidszorg. Cretien van Campen stelt in zijn bijdrage dat een overheid vooral kan faciliteren door te voorzien in allerlei stelsels en voorzieningen binnen domeinen als de zorg, het wonen, het welzijn.
Een integraal geluksbeleid met oog voor de levensloop op verschillende domeinen is er echter nog niet. Ondanks de verbetering van de leefsituatie van 65-plussers blijkt er geen stijging te zijn van geluk in de afgelopen decennia, wat vragen doet rijzen. Welke ambities hebben ouderen? Wat vinden ouderen belangrijk in het leven?
En dat brengt ons naadloos bij het gegeven dat het ouderen zelf zijn die hieraan invulling moeten geven.