Lees verder
Mensen met een hoge sociaaleconomische positie zijn aanzienlijk gezonder dan mensen met een lage sociaaleconomische positie. Deze gezondheidsverschillen hangen deels samen met het type werk dat iemand doet. Wij vroegen ons daarom af of de gezondheidsverschillen kleiner of juist groter worden wanneer mensen stoppen met werken.

Stoppen met werken en gezondheidsveranderingen

Stoppen met werken betekent voor veel mensen een grote verandering in het leven. Wanneer je met pensioen gaat kun je meer tijd doorbrengen met familie en vrienden. Aan de andere kant kan het ook een verlies van identiteit betekenen, wanneer werk daar een belangrijk deel van was. Doordat het einde van de loopbaan veel veranderingen met zich meebrengt, kan stoppen met werken ook gevolgen hebben voor de gezondheid (Van der Heide e.a., 2013). Of dit positief of negatief uitpakt voor de gezondheid, hangt onder andere samen met iemands sociaaleconomische positie (SEP). Er is veel onderzoek gedaan naar de rol van SEP in de relatie tussen stoppen met werken en gezondheid, maar resultaten lijken tegenstrijdig. Om de resultaten van verschillende studies naar gezondheidseffecten van stoppen met werken bij werkenden met een hoge en lage SEP samen te vatten hebben we een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd.

Sociaaleconomische gezondheidsverschillen na pensionering

Het literatuuronderzoek liet zien dat een positief gezondheidseffect na pensionering vaker werd gevonden bij werkenden met een hoge SEP dan bij werkenden met een lage SEP (dertien3 van de 22 studies), maar er waren ook verschillen tussen gezondheidsuitkomsten. De uitkomsten algemene gezondheid (een combinatie van fysieke en mentale gezondheid) en fysieke gezondheid verschilden meestal niet tussen hoge en lage SEP, terwijl we voor de uitkomsten mentale gezondheid en leefstijl wel een verschil vonden. Stoppen met werken ging bij werkenden met een hoge SEP vaker gepaard met een verbetering van de mentale gezondheid en een gezondere leefstijl dan bij werkenden met een lage SEP.

Mentale gezondheid

Een verbetering van de mentale gezondheid bij werkenden met een hoge SEP kan mogelijk verklaard worden doordat deze groep vaker een hogere mentale werkbelasting heeft (Wheaton, 1990). Hierbij kun je denken aan veeleisend of complex werk of het hebben van veel verantwoordelijkheden. Wanneer werkenden met een hoge SEP stoppen met werken kan de mentale belasting in veel gevallen sterker afnemen dan bij werkenden met een lage SEP, wat een bevrijding kan betekenen. Daarnaast gaat het pensioen in de meeste gevallen gepaard met een lager inkomen (Mein e.a., 1998). Dit zal bij werkenden met een lage SEP vaker financiële zorgen opleveren, wat kan leiden tot een slechtere mentale gezondheid.

Leefstijl

Voor leefstijl werd voornamelijk een verbetering gevonden voor fysieke activiteit. Bij werkenden met een hoge SEP is het gebrek aan tijd vaak een barrière om naast het werk te sporten in de vrije tijd (Welch e.a., 2009). Wanneer iemand met pensioen gaat, speelt deze barrière mogelijk geen rol meer, wat bij werkenden met een hoge SEP ervoor kan zorgen dat zij meer gaan sporten in de vrije tijd. Daarnaast hebben werkenden met een lage SEP vaker fysiek zwaar werk. Wanneer werkenden met een lage SEP stoppen met werken en ineens veel minder bewegen, kan het een grote opgave zijn om de fysieke activiteit op het werk te compenseren door fysieke activiteit in de vrije tijd (Slingerland e.a., 2007). Als gevolg hiervan, kan de pensionering bij werkenden met een lage SEP leiden tot een vermindering van de totale hoeveelheid fysieke activiteit (fysieke activiteit op het werk en in de vrije tijd). Maar of dit echt nadelig is voor de gezondheidstoestand van gepensioneerden met een lage SEP, is de vraag. Fysieke activiteit is goed voor de gezondheid, al zijn er steeds meer aanwijzingen dat dat niet het geval is als fysieke activiteit een gevolg is van fysiek zwaar werk (Holtermann e.a., 2012).

Extra aandacht voor de gezondheid van werkenden met een lage SEP

Op basis van dit systematische literatuuronderzoek kunnen we concluderen dat verbeteringen in de gezondheid na pensionering voornamelijk plaatsvinden bij werkenden met een hoge SEP. Bestaande gezondheidsverschillen tussen werkenden met een hoge en lage SEP lijken na het werk niet te verkleinen. In tegendeel, de pensionering kan sociaaleconomische gezondheidsverschillen mogelijk vergroten. Dit is onwenselijk en daarom is het ook na het pensioen van groot belang dat er wordt gezocht naar manieren om sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verminderen. Daarbij is het belangrijk dat er meer aandacht uitgaat naar de gezondheidsbevordering van werkenden met een lage SEP, omdat deze groep werkenden een groter risico heeft op een slechtere gezondheid nadat zij zijn gestopt met werken. Met pensioen gaan is een grote levensgebeurtenis en dat biedt veel aanknopingspunten voor gezondheidsbevordering. Werkgevers zouden bijvoorbeeld specifieke programma’s op kunnen zetten die mensen beter naar hun pensioen begeleiden. Daarnaast kan stoppen met werken ook worden beschouwd als een aanknopingspunt om de leefstijl in positieve zin aan te pakken, en dan met name bij werkenden met een lage SEP, die vaker een ongezondere leefstijl hebben en daar mogelijk een beetje hulp bij nodig hebben.

Meer onderzoek naar gezondheidsverschillen

Onderzoekers zouden er goed aan doen om te achterhalen welke factoren gezondheidsverschillen tussen werkenden met een hoge en lage SEP na pensionering veroorzaken. Bijvoorbeeld, welke factoren gedurende de loopbaan van werkenden met een lage SEP ervoor zorgen dat deze groep hun pensioenjaren in minder goede gezondheid doorbrengt. Op basis van deze informatie kunnen we interventies ontwikkelen om gepensioneerden zo lang mogelijk gezond houden. Dit is van belang omdat in veel Westerse landen het aandeel ouderen ten opzichte van werkenden sterk toeneemt (Harbers, 2008). De toename van het aantal gepensioneerde ouderen gaat gepaard met sterk stijgende zorgkosten. Het bevorderen van de gezondheid van gepensioneerde ouderen met een lage SEP kan het aantal ouderen die zorg nodig hebben verminderen, en daarbij ook de stijgende zorgkosten.

Terugkomend op de vraag of de pensionering een kans of bedreiging vormt voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen, kunnen we concluderen dat de pensionering een bedreiging vormt voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Tegelijkertijd is de pensionering een gebeurtenis die kansen biedt voor verbeteren van de gezondheid en daarmee het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.

Deze publicatie is gebaseerd op het volgende artikel: Schaap R, de Wind A, Coenen P, Proper K, & Boot C. (2018). The effects of exit from work on health across different socioeconomic groups: A systematic literature review. Soc Sci Med. 2018;198:36-45. doi: 10.1016/j.socscimed.2017.12.015.

Literatuurlijst

  1. Harbers, M,. (2008). Old-age dependency ratio, trends and projections in selected countries, 1950-2050. Retrieved from Bilthoven.
  2. Holtermann, A., Hansen, J. V., Burr, H., Søgaard, K., & Sjøgaard, G. (2012). The health paradox of occupational and leisure-time physical activity. Br J Sports Med, 46(4), 291-295.
  3. Mein, G., Higgs, P., Ferrie, J., & Stansfeld, S. (1998). Paradigms of retirement: The importance of health and ageing in the Whitehall II study. Social science & medicine, 47(4), 535-545.
  4. Slingerland, A. S., van Lenthe, F. J., Jukema, J. W., Kamphuis, C. B., Looman, C., Giskes, K., Brug, J. (2007). Aging, retirement, and changes in physical activity: prospective cohort findings from the GLOBE study. American journal of epidemiology, 165(12), 1356-1363.
  5. Heide, I., van der, Rijn, R. M. van, Robroek, S. J., Burdorf, A., & Proper, K. I. (2013). Is retirement good for your health? A systematic review of longitudinal studies. BMC public health, 13(1), 1180.
  6. Welch, N., McNaughton, S. A., Hunter, W., Hume, C., & Crawford, D. (2009). Is the perception of time pressure a barrier to healthy eating and physical activity among women? Public health nutrition, 12(7), 888-895.
  7. Wheaton, B. (1990). Life transitions, role histories, and mental health. American Sociological Review, 55(2), 209-223.