Lees verder
Wetenschappers en beleidsmakers hebben steeds meer aandacht voor de bijdrage die de inrichting van de leefomgeving kan leveren aan de levenskwaliteit van ouderen. Sterk verstedelijkte gebieden mogen zich op aanmerkelijk meer aandacht verheugen dan landelijke gebieden. Als reden hiervoor worden vaak demografische ontwikkelingen genoemd, specifiek de combinatie van verstedelijking en vergrijzing. Klopt het echter wel dat ouderen steeds vaker in sterk verstedelijkte gebieden wonen? In dit artikel bekijk ik verschuivingen in Nederland over de laatste dertig jaar.

Vooral aandacht voor leeftijds-vriendelijkheid van stedelijke gebieden

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft al geruime tijd het idee omarmd dat de inrichting van de leefomgeving van invloed kan zijn op hoe mensen ouder worden. De organisatie spoort lokale en regionale overheden aan om met beleid, diensten en structuren te komen die mensen in staat stellen om actief ouder te worden. Het rapport waarin deze aanbevelingen werden gepresenteerd was gebaseerd op focusgroepen met ouderen uit 33 steden van over de hele wereld (WHO, 2007 5 ). Ouderen woonachtig in landelijke gebieden hadden dus geen inbreng. Illustratief voor de nadruk op steden is ook het feit dat Den Haag en Amsterdam de enige Nederlandse gemeenten zijn die zijn aangesloten bij het Age-Friendly World-netwerk dat de WHO heeft geïnitieerd.

Ook vanuit de wetenschap is er veel minder aandacht voor de leeftijdsvriendelijkheid van landelijke gebieden dan voor die van sterk verstedelijkte gebieden (Lui e.a., 2009 2 ). In de verantwoording voor deze keuze wordt vaak gewezen naar twee demografische ontwikkelingen: vergrijzing en het groeiende aandeel van de bevolking dat leeft in sterk verstedelijkte gebieden (zie bijvoorbeeld WHO, 2007 5 , p. 4). De impliciete suggestie is dat de combinatie van een ouder wordende bevolking en trek naar de steden betekent dat ook ouderen steeds vaker in stedelijke gebieden wonen. Dit is echter niet noodzakelijkerwijs het geval. Elke levensfase gaat immers gepaard met specifieke woonvoorkeuren, en het is zeer goed denkbaar dat de aantrekkingskracht van sterk verstedelijkte gebieden – met hun grote aanbod van mogelijkheden tot studeren, banen en vertier – vooral voor jongeren is toegenomen.

Waar wonen Nederlandse ouderen?

In dit artikel beschrijf ik verschillen tussen Nederlandse regio’s met uiteenlopende mate van verstedelijking en hoe het aandeel ouderen in deze regio’s zich heeft ontwikkeld. Daarnaast beschrijf ik veranderingen in de mate waarin ouderen in sterk verstedelijkte of juist in landelijke regio’s wonen. Ik gebruik hiervoor data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op het niveau van de COROP-regio. Nederland bestaat uit 40 van dergelijke regio’s, vernoemd naar de Coördinatie Commissie Regionaal OnderzoeksProgramma die deze regionale indeling in 1971 heeft bepaald.

Het CBS heeft voor elke COROP-regio voor de periode 1988-2017 informatie over de omvang van de bevolking per leeftijdsgroep. Ik heb de 40 regio’s gerangschikt naar bevolkingsdichtheid (in 2017) en vervolgens opgesplitst in vier groepen van gelijke grootte. Zoals te zien in figuur 1 zijn de meest verstedelijkte regio’s van Nederland voornamelijk te vinden in de randstad en de minst verstedelijkte regio’s in Zeeuws-Vlaanderen en het noorden van het land.

 

 

Figuur 1 Mate van verstedelijking COROP-regio’s.

 

Uit de CBS-cijfers blijkt dat zowel het aandeel 65-plussers als het aandeel 75-plussers sinds 1988 duidelijk minder sterk gestegen is in de meest verstedelijkte regio’s van Nederland dan in de overige regio’s (zie figuur 2). Eind jaren tachtig maakten ouderen een groter deel van de bevolking uit in de meest stedelijke regio’s dan in de rest van Nederland. Vandaag de dag is dit andersom.

Figuur 2 Ontwikkeling aandeel ouderen onder bevolking.

 

Wellicht nog interessanter dan de vraag hoe het aandeel ouderen zich in meer en minder sterk verstedelijkte regio’s heeft ontwikkeld is de omgekeerde vraag, namelijk of er verschuivingen waarneembaar zijn in de mate waarin ouderen in sterk verstedelijkte of juist landelijke regio’s wonen. Dit is te zien in figuur 3. Het linker paneel toont dat er de laatste dertig jaar voor de bevolking van Nederland als geheel weinig grote verschuivingen hebben plaatsgevonden. Het aandeel van de Nederlandse bevolking dat in de meest verstedelijkte regio’s woont is sinds begin deze eeuw licht gestegen. Voor ouderen is een duidelijk ander patroon waarneembaar. Zoals zichtbaar in de twee rechterpanelen van de figuur zijn 65-plussers en 75-plussers in de laatste drie decennia relatief steeds minder vaak woonachtig in de meest verstedelijkte regio’s. Ze wonen juist vaker in regio’s die zich wat betreft mate van verstedelijking in de twee midden kwartielen bevinden. Het aandeel dat woont in de minst verstedelijkte regio’s van Nederland is de laatste 30 jaar nauwelijks veranderd onder ouderen.

Figuur 3 Verschuivingen in type woonregio voor verschillende leeftijdsgroepen

Meer aandacht voor landelijke gebieden gewenst

Het aandeel ouderen onder de Nederlandse bevolking is de laatste drie decennia flink gestegen. Deze stijging was echter duidelijk kleiner in de meest verstedelijkte regio’s van Nederland dan in de rest van het land. Daar waar er voor de bevolking als geheel een kleine stijging waarneembaar is in het aandeel dat woont in de meest stedelijke regio’s van Nederland is dit aandeel onder ouderen de laatste dertig jaar juist flink afgenomen. Ouderen wonen vandaag de dag bovendien niet minder vaak in de minst verstedelijkte regio’s van het land.

De hier gepresenteerde bevindingen suggereren dat een kanttekening bij de sterke aandacht van wetenschappers en beleidsmakers voor de leeftijdsvriendelijkheid van stedelijke gebieden op zijn plaats is. Ouderen in landelijke gebieden kampen met specifieke uitdagingen en problemen (zie ook Vermeij, 2017 4 ). Zo staat het aanbod aan voorzieningen onder druk. Vooral de meest kwetsbaren onder de ouderen lopen tegen problemen van alledag op, zoals het ontbreken van adequaat openbaar vervoer en winkelvoorzieningen – ook voor de dagelijkse boodschappen – die verdwijnen (Van Omme, 2012 3 ). En ook wonen volwassen kinderen – een zeer belangrijke bron van ondersteuning – vaak ver weg (Van den Broek, Dykstra, & Schenk, 2014 1 ). Dat daarbij ook het aandeel van de oudere Nederlandse bevolking dat woont in de meest landelijke regio’s van het land substantieel is en geen dalende trend laat zien, onderstreept dat niet alleen de leeftijdsvriendelijkheid van sterk verstedelijkte gebieden maar ook die van landelijke gebieden aandacht verdient.

Literatuurlijst

  1. Broek, T. van den, Dykstra, P. A., & Schenk, N. (2014). Regional economic performance and distance between parents and their employed children. Population, Space and Place, 20(3), 222–234.
  2. Lui, C.-W., Everingham, J.-A., Warburton, J., Cuthill, M., & Bartlett, H. (2009). What makes a community age-friendly: A review of international literature. Australasian Journal on Ageing, 28(3), 116–121.
  3. Omme, J. van (2012). Krimp en leefbaarheid in Holwierde. Geron, 14(3) pag. 21-23
  4. Vermeij, L. (2017). Selectieve zorgzaamheid in dorpen, Geron, 19(1). pag. 6 -8
  5. WHO. (2007). Global age-friendly cities: A guide. Geneve: World Health Organization.