Twee Amerikaanse psychologen, Hazel Markus en Paula Nurius, bedachten ooit (1986) de theorie van ‘possible selves’. Stel je voor wie jij over tien of twintig jaar wilt zijn, dan kun je je leven erop inrichten dat je echt ook dat ‘toekomstige zelf’ zult worden. Natuurlijk, hoe je gezondheid is, met wie je bent, waar je woont, hoe de wereld eraan toe is – je weet het niet. Toch kun je je best ervoor doen dat ideaal te benaderen.
Ik gebruikte die theorie in cursussen over ouder worden. Hoe zie jij jouw ideale oude dag? Ken je mensen in je omgeving aan wie jij je de komende jaren wilt en kunt spiegelen?
Ik moet aan Markus en Nurius denken, nu ik in korte tijd achter elkaar lees hoe drie negentigers hun leven ervaren. Witte mannen, hoogopgeleid, gewend hun gedachten op papier te zetten. Drie ‘possible selves’, denk ik nu als midden zestiger. Eén schuifelt achter een rollator en heeft net zijn vrouw verloren, de ander heeft zijn beperkingen maar voelt zich redelijk gezond, de derde is kwiek en fit.
Ze zijn zeker niet representatief voor alle negentigers. Maar toch geven ze mij een beter inkijkje in hoe het is om zo oud te zijn dan veel vakliteratuur.
Een van hen, Richard L. Morgan beschrijft het in zijn net verschenen boekje The Light of Setting Suns (Upper Room Books 2021) als een ontdekkingsreis in niemandsland. Nooit eerder immers zijn zoveel ouderen massaal zo oud geworden als nu. Gelukkig zijn ze nu met meer, en kunnen ze hun ervaringen verzamelen en delen, erover nadenken en ze opschrijven.
De tweede negentiger schrijft me in een mail: “Het heeft me eigenlijk nooit zo beziggehouden, dat oud worden en oud zijn. Het draaide bij mij meer om de vraag: hoe sta ik in het leven? En zo is het eigenlijk nog. En elke dag nog proberen een aantal uren te schrijven.” Dat resulteert af en toe in een boek, in eigen beheer uitgegeven voor zijn klein- en achterkleinkinderen. De derde, oud-collega Hans Pasveer, schrijft elke dag een korte blog op Facebook, en bundelde die onlangs op aandrang van zijn zoon als ‘Overwegingen’.
Wat ze alle drie met elkaar delen, is hun blijvende nieuwsgierigheid naar wat elke nieuwe dag hun te bieden heeft.
Pasveer noteert in één belevenis prachtig hoe treurig het is om in je eentje te reizen in niemandsland én hoe je er toch plezier aan kunt beleven. Hij maakt een lange reis om in Antwerpen een boek-presentatie bij te wonen van een oud-collega. Hij hoopt er oude bekenden tegen te komen. “Het waren er welgeteld drie in totaal die, toen ik ze de hand reikte, mij wat onderzoekend aankeken: ‘Wel een bekend gezicht, maar wie ben je ook alweer?’” Het wordt stiller en eenzamer in de ouderdom, merkt hij aan den lijve. Maar daar laat hij het niet bij. “Ik heb onderhand geleerd dit te aanvaarden, open te staan voor wat er nog wel is en op zoek te blijven naar nog nieuwe ervaringen, die er dan wel blijken te zijn.” Hij beschrijft dan hoe hij naderhand toch nog ‘een mooie wandeling maakt over een drukke winkelstraat van een boeiende stad terwijl de zon volop scheen’ en zichzelf trakteert op een lekkere zoete Luikse wafel.
Kijk, hier heb ik een possible self, dacht ik – zo wil ik het ook wel later. Ik ga in elk geval mijn best doen om nieuwsgierig te blijven.