“Ik wil niemand tot last zijn” – je hoort het alom onder ouderen, ook onder hen die niet kiezen voor een dood in eigen regie. Ik ben betrokken bij een onderzoek van de Saxion Hogeschool onder 75-plussers met die titel: Niemand tot last zijn. Studenten Verpleegkunde interviewen ouderen over de vraag of ze makkelijk om hulp vragen.
Mijn inmiddels lang overleden ouders heb ik daar nooit een probleem van horen maken. “Als er maar goed voor mij gezorgd wordt” zei mijn moeder toen ze het verzorgingshuis (dat toen nog bestond) inging. Misschien was dat een gevoel dat onder vorige generaties algemeen was: als je oud en afhankelijk wordt, behoort er voor je gezorgd te worden zoals jij ook voor anderen hebt gezorgd. Dat spreekt vanzelf, daar hoef je je niet schuldig onder te voelen.
Wij babyboomers staan anders in het leven. Voor ons is persoonlijke autonomie de hoogste waarde. Zelfredzaam willen we blijven tot het einde toe, en het leven in eigen regie houden. En als dat niet meer kan, dan mag het zo snel mogelijk afgelopen zijn, al dan niet met (wel ironisch in dit verband) … hulp van anderen.
Achter dit ‘Ik wil niemand tot last zijn’, ontdekken we in het Saxion onderzoek, gaat een diepe angst voor afhankelijkheid schuil. Hulp van anderen ontvangen is een inbreuk op onze zelfredzaamheid. Daarom durven we geen beroep te doen op onze kinderen, want die ‘hebben hun eigen leven’. En bij hulp van buren waar we niks tegenover kunnen stellen, voelen we ons meteen schuldig. Zorg ‘inkopen’, vinden we OK, maar zorg ontvangen om niets, nee liever niet.
Geven en nemen, voor wat hoort wat – het zit ons in het bloed. De neoliberale cultuur van ‘je eigen broek ophouden’ versterkt die neiging alleen maar. We willen best iemand bedanken die we dank verschuldigd zijn. Maar simpele goedheid ontvangen, zonder ‘dank je wel’ als tegenprestatie, het gaat ons slecht af. We willen altijd iets terug doen. Dan houden we zelf de regie.
Ik wil zelf graag heel oud worden. Maar ik denk dat ik dat nooit zelf red met mijn zelfredzaamheid. Daarom probeer ik te oefenen met het vanzelfsprekend te vinden dat ik help en geholpen word.