De index bestaat uit 22 indicatoren die over vier terreinen zijn verdeeld. Drie terreinen geven de feitelijke ervaringen met actief ouder worden weer, te weten arbeid; sociale participatie, en onafhankelijk, gezond en veilig leven. Het vierde terrein beoogt de mogelijkheden van de persoon en de omgeving om actief ouder te worden in kaart te brengen. Hiertoe behoren uiteenlopende indicatoren zoals (gezonde) levensverwachting, geestelijk welzijn, sociale verbondenheid en gebruik van ICT.
Figuur 1: Score op de Active Ageing Index (algemeen) en het onderdeel Sociale Participatie
Bron: United Nations Economic Commission for Europe (2019) 2018 Active Ageing Index Analytical Report. Geneve October 2019 http://www.unece.org/fileadmin/DAM/pau/age/Active_Ageing_Index/ECE-WG-33.pdf
De figuur toont de score van de verschillende EU-landen op de Active Ageing Index in 2018. Zweden staat aan kop, gevolgd door Denemarken en Nederland. België staat op nummer tien. Op het vlak van sociale participatie scoorde België in 2018 een eerste plaats, Nederland staat op positie twee. Onder sociale participatie kijkt de AAI naar activiteiten waarmee men groepen of personen in de samenleving van dienst is, zoals inzet in politieke- en vrijwilligersorganisaties en het bieden van informele hulp.
Nederlandse ouderen verrichten vaker vrijwilligerswerk (27% NL – 14% BE), terwijl Belgische ouderen vaker zorgdragen voor ouderen (26% NL – 32% BE). Zorg voor kleinkinderen ligt in beide landen op een vergelijkbaar niveau (circa 26% doet dit geregeld). De politieke betrokkenheid is iets hoger in Nederland, waar 34% van de 55-plussers aangeeft in het afgelopen jaar betrokken te zijn geweest bij een activiteit van een politieke partij, vakbond of pressiegroep. In België ligt dit aandeel op 31%.