Aan hun lot overgelaten
Terwijl de overheid, in paniek over het onbekende virus en zijn verloop, prioriteit gaf aan het op peil houden van de ziekenhuiscapaciteit, werden de bewoners en het personeel van de woonzorgcentra zowat aan hun lot overgelaten. Ze hadden een tekort aan beschermende uitrusting, medisch- of testmateriaal. Bovendien kampten ze structureel met een te kleine personeelsbezetting en werden ze nu geconfronteerd met onvoldoende kennis over de aanpak bij een pandemie. Bewoners van de woonzorgcentra waren niet dé prioriteit van de ziekenhuizen waardoor ze niet altijd de beste zorg kregen. De huisartsen gaven veel minder of zelfs helemaal geen consultatie aan hun vaste cliënten in het woonzorgcentrum. Om besmettingen te weren, waren mantelzorgers, vrijwilligers en bezoekers voorlopig niet toegelaten… de deuren waren op slot. In zowat alle centra was er een toename van psychische symptomen als verdriet, eenzaamheid, desoriëntatie of depressie. Maandenlang werden ouderen behandeld als ondergeschikt, beperkt in hun vrijheid, autonomie en inspraak in cruciale levenskwesties. Menselijke, palliatieve en waardige begeleiding bij het levenseinde bleef achterwege door gebrek aan personeel.
Ook thuiswonende ouderen ervaarden gelijkaardig leed. Ondersteunende diensten als poetshulp en dagopvang vielen weg en de lokale dienstencentra moesten sluiten. Veel ouderen kregen geen of minder hulp in het huishouden, bij de maaltijd of de dagelijkse hygiëne. Door gebrek aan bezoek en steun uit de omgeving werd het menselijk contact tot een minimum herleid.
Structureel probleem?
De crisis maakt duidelijk dat de bestaande controlemechanismen schromelijk tekortschieten. Noch de interne klachtenbehandeling in woonzorgcentra, noch de woonzorglijn, noch de zorginspectie zijn toegerust om rechten van ouderen in de zorg te laten respecteren en af te dwingen. Klachtenprocedures in voorzieningen zijn niet neutraal en externe controle is er vaak niet. De Vlaamse Woonzorglijn beoordeelt klachten alleen op basis van de erkenningsnormen. De helft van de klachten wordt dan ook geseponeerd. Beroep tegen deze beslissingen is niet mogelijk. Tijdens de eerste golf van de coronacrisis was er bovendien geen inspectie op het terrein. Het woonzorgdecreet van februari 2019 omschrijft fundamentele werkingsprincipes voor de voorzieningen, maar die zijn niet afdwingbaar.
Niet alleen in de zorg
Ook in andere levensdomeinen staan rechten en maatschappelijke participatie van ouderen onder druk. Leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt bestaat nog steeds, zowel bij de toegang tot als op de werkvloer. Sommige oudere werknemers worden tegen hun wil met pensioen gestuurd, anderen moeten bijklussen om het pensioen aan te vullen tot een leefbaar inkomen. De Belgische werknemerspensioenen liggen op een gemiddelde van 1200 – 1300 euro netto per maand. Het armoederisico van 65-plussers ligt op 16.6% (2018) waardoor deze mensen noodzakelijkerwijs besparen op zorg. Als het lage pensioen niet kan bijgepast worden met spaargeld, zijn de mensen afhankelijk van de familie en/of een sociale tegemoetkoming. Vrouwen, mensen met een beperking, mensen van buitenlandse afkomst en kortgeschoolden konden om uiteenlopende redenen in hun loopbaan meestal minder pensioenrechten opbouwen.
Een 65-plusser die een beperking oploopt, kan niet op ondersteuning rekenen zoals de jongere generaties. Lenen voor de aankoop van een wagen is zo goed als onmogelijk omdat de verzekeringsmaatschappijen geen rekening houden met de gestegen levensverwachting en de verbeterde gezondheid. Levenslang leren wordt niet afgestemd op de behoeften van ouderen. De toenemende digitalisering bemoeilijkt de toegang tot informatie en diensten. Door de verkeersorganisatie lopen ouderen aanzienlijk meer risico, zeker als fietser of voetganger. Veel voetpaden zijn in slechte staat en moeilijk of niet bruikbaar voor rolstoel- en rollatorgebruikers of grootouders met een kinderwagen. Het openbaar vervoer stemt hoofdzakelijk af op de schoolgaande en beroepsactieve bevolking, waardoor ouderen vaker niet op hun bestemming geraken. De meeste winkels en andere voorzieningen zijn uit de directe woonomgeving verdwenen waardoor 65-plussers vaker aan zelfstandigheid inboeten.
Mensenrechten voor ouderen
Hoe versterken we het respect voor mensenrechten voor ouderen, zowel in de zorg als in andere levensdomeinen? Er gaat een sterke kracht uit van internationale verdragen. Zo fungeert het Kinderrechtenverdrag ook in België als bindend en richtinggevend kader voor de maatschappelijke positie van kinderen en jongeren, op alle beleidsniveaus en in alle levensdomeinen.
Op de Vlaamse beleidsniveaus ziet de Kinderrechtencommissaris toe op het respect voor de rechten van kinderen en jongeren, zowel proactief met een studie- en adviesfunctie, als reactief met een ombudsfunctie. Deze houdt ook toezicht op de naleving van kinderrechten in voorzieningen.
De politiek-juridische kracht van het Verdrag en de meervoudige praktijk van de commissaris, versterkt met de druk van het middenveld, zoals de Vlaamse Jeugdraad, en van internationale organisaties, zoals Unicef en Plan International, maakten het kinderrechtenkader politiek en maatschappelijk bindend op alle beleidsniveaus, in alle levensdomeinen.
Tot nu toe bestaat er geen internationale conventie over de rechten van ouderen. De vele jaren discussie binnen de VN blijft voorlopig zonder resultaat. Ook de EU is er niet uit. De Belgische Kamer riep in maart 2020 met een gezamenlijke resolutie de Belgische regering op om zich te engageren. Het is de bevestiging van wat in tal van binnen- en buitenlandse rapporten sinds een aantal jaren wordt gesteld: bepaalde risicogroepen van ouderen worden disproportioneel getroffen door armoede, gezondheidsproblemen en discriminatie.
Internationale verdragen
Bestaande internationale verdragen bieden wel een gedeeltelijke bescherming van de rechten van ouderen; ze zijn immers vervat in de algemene mensenrechten waaraan men specifieke situaties en wetten kan toetsen. Het verbod op discriminatie geldt ook op basis van leeftijd. Ook ouderen hebben recht op een kwaliteitsvolle gezondheidszorg, op de eerbiediging van hun woonst, op autonomie en op een waardig en zelfstandig leven. En het verbod op een mensonwaardige of vernederende behandeling geldt ook voor ouderen.
De naleving en toepassing van de rechten van ouderen gebeurt echter niet vanzelf. De situatie op het terrein laat wel vaker te wensen over wegens het gebrek aan een opvolgingskader en een controlemechanisme. Geregeld wordt opgemerkt dat rapporten ingediend door verdragsstaten ‘leeftijdsblind’ zijn: zij hebben geen aandacht voor leeftijdgerelateerde facetten.
Toezicht is nodig
Er is toezicht nodig op de naleving en de toepassing van de mensenrechten van ouderen. Dat maakt het mogelijk om sneller op te treden en, al dan niet na een klacht, situaties te onderzoeken en te toetsen. Daardoor zouden ook normenkaders bijgestuurd kunnen worden in overeenkomst met de toepassing van de mensenrechten voor ouderen. Wettelijke normen zoals die nu gelden, ondermeer in de woonzorgcentra, zijn te beperkt of te algemeen, en het resultaat van een afweging die niet vertrekt vanuit het mensenrechtenkader met betrekking tot ouderen. Bovendien garanderen technische normen op zich geen aangename woonsituatie of kwaliteitsvolle verzorging. Personeelsnormen garanderen niet de aanwezigheid van voldoende en goed aangestuurd personeel dat voldoende is opgeleid. De vraag of de huidige normen überhaupt volstaan om een kwaliteitsvol leven te organiseren met de bewoners en een haalbare werklast voor het personeel te garanderen is ondertussen meermaals negatief beantwoord. Een zoveelste evaluatie dringt zich op, zowel op het vlak van personeel – meer, langer en divers geschoold, beter betaald – als op het vlak van beleid, infrastructuur en een correcte financiering. En dan is er nog de financiële toegankelijkheid: een maximale dagprijs mag geen enkele oudere uitsluiten en moet de bewoner voldoende ruimte laten om te leven.
Groeiend draagvlak voor een Ouderenrechtencommissaris
Zowel in het middenveld als bij diverse fracties in het Vlaams parlement is er een aanzwellende beweging die aanstuurt op de oprichting van een Ouderenrechtencommissariaat. Het opiniestuk van Johan Leman in een krant en de oproep op facebook n.a.v. de drama’s in de woonzorgcentra tijdens de eerste golf van de coronacrisis kreeg heel wat bijval in de pers en spontaan groepeerde zich een groepje van gelijkgezinden rond hem. Deze initiatiefgroep krijgt daarbij steun van tientallen academici en voormalige beleidsmensen. De inzet is niets minder dan een luide roep tot de naleving en toepassing van mensenrechten voor ouderen: het recht op maatschappelijke participatie en non-discriminatie op basis van leeftijd. En de oprichting van een ouderenrechtencommissariaat is het ultieme instrument.
Een internationaal kader als een conventie over de rechten van de ouderen zou dit ongetwijfeld ruggensteunen. Maar nu al biedt het mensenrechtenkader houvast om klachten van ouderen en hun naasten te ontvangen, te onderzoeken en te behandelen. Bovendien blijft een gemandateerde onafhankelijke instantie die toeziet op de naleving en toepassing van de rechten van ouderen door alle overheden en maatschappelijke actoren, zowel op individueel als op institutioneel of beleidsniveau, ook nodig als er een specifiek kader bestaat. Dat leert ook de praktijk in het kinderrechtenveld.
De Ouderenrechtencommissaris adviseert vanuit de eigen rol en specifieke positie in functie van de mensenrechten van ouderen. Hij stimuleert onderzoek vanuit de rechteninvalshoek over de situatie van ouderen. De ombudsfunctie van de Ouderenrechtencommissaris staat ten dienste van alle burgers, de ouderen en hun familie of vertrouwenspersonen. Klachten krijgen een passend gevolg. De Ouderenrechtencommissaris gaat daarvoor in dialoog met ouderen, overheden, administraties, organisaties en media. De Ouderenrechtencommissaris moet zich burgerlijke partij kunnen stellen – met inbegrip van rechtstreekse dagvaarding – indien rechten van ouderen geschaad worden. Dat kan gebeuren los van een specifieke klacht van een oudere persoon. De Ouderenrechtencommissaris waakt erover dat de zorg- en dienstverlening aan de nodige kwaliteitseisen voldoet en de rechten van ouderen respecteert. Daarvoor is er naast een technische zorginspectie, nood aan een externe professionele inspectie die ter plekke situaties kan onderzoeken, documenten opvragen en getuigen horen.
Het Ouderenrechtencommissariaat zou het best kunnen fungeren als een zogenaamde paraparlementaire instelling die rechtstreeks communiceert met het Vlaams Parlement en de publieke opinie, zonder bevoogding door de regering. Een jaarlijks rapport over de situatie van de rechten van ouderen in Vlaanderen en Brussel, en met aanbevelingen voor het beleid, geeft de situatie weer en schetst de evolutie.
Een onafhankelijk toezicht op de naleving en toepassing van mensenrechten van ouderen vraagt expertise en een specifieke, grondige en continue opvolging in het belang van zowel de ouderen als groep als van de individuele oudere. Dat maakt het moeilijk om deze opdracht toe te kennen aan een andere organisatie.
Op zoek naar de landing
Hoe zal het Ouderenrechtencommissariaat zich verhouden tot het bestaande middenveld van ouderenorganisaties, verenigd in de Vlaamse Ouderenraad? Een ouderenrechtencommissariaat kan dat middenveld met zijn gedegen advies- en vertegenwoordigingswerk onmogelijk vervangen. Het heeft wel een bijzondere invalshoek, de mensenrechtenbenadering, en een praktisch mandaat, namelijk het kort op de bal reageren. In die zin werkt een commissariaat complementair met het middenveld. Afstemming en samenwerking is de bedoeling van de initiatiefnemende werkgroep en ligt voor de hand in het succesvol realiseren van de eigen opdracht.
En is er echt nood aan een nieuwe instelling, naast het Federale Gelijkekansencentrum UNIA of een toekomstige Vlaamse variant en het Federaal Mensenrechteninstituut in oprichting? Zeker wel: ervaring leert dat een Belgisch algemeen centrum zich uiteindelijk toch concentreert op de vormen van discriminatie die het meest aan bod komen in de media. En discriminatie van ouderen op basis van leeftijd is om uiteenlopende redenen niet zo mediageniek. Daardoor blijft de rapportering door algemene centra ‘leeftijdblind’. Ouderen herkennen die centra zelden door het algemene karakter en ze vinden er moeilijk gehoor voor hun klacht. Daarmee is de cirkel rond.
Deze moeilijke tijd leidt intussen tot meer groeiend inzicht bij zowel de publieke opinie als bij actoren in middenveld en politiek. Dat inzicht wordt ook dagelijks gevoed door de ervaringen van ouderen, hun familie en hun vertrouwenspersonen.