180 Weergaven
2 Downloads
Lees verder
Hoe bepalen de jonge levensjaren van oudere LGBTIQAP+ personen hun identiteit en blik op het leven? Dit artikel gaat in op de invloed van generationele ervaringen op seksuele identiteitsvorming en welbevinden.

LGBTIQAP+ generaties

Generatielabels zoals ‘babyboomers’ en ‘Gen Z’ worden vaak en lichtzinnig gebruikt. Ze leiden tot veralgemeningen en zelfs stereotypes over grote groepen mensen. Toch kunnen ze nuttig zijn, zowel voor de wetenschap als de samenleving.

De kern van het academische generatiedenken ligt in het besef dat gedeelde ervaringen in de vroegere levensjaren, vooral in de adolescentie en jongvolwassenheid, kunnen leiden tot gelijkaardige perspectieven later in het leven. Voor LGBTIQAP+ personen hangen die ervaringen samen met wettelijke en maatschappelijke evoluties: hoe wetgeving hun rechten al dan niet verdedigt, en hoe groot de sociale aanvaarding is in de bredere samenleving maar ook in hun nabije omgeving.

Onderzoek toonde aan dat de ervaringen van opeenvolgende cohorten niet-heteroseksuele personen in de Verenigde Staten sterk uiteenliepen. Terwijl zij die opgroeiden in de jaren ‘50 en ’60 vooral geconfronteerd werden met onzichtbaarheid en stigmatisering, zagen jongeren en jongvolwassenen in de jaren ’70 een homobeweging ontstaan. De jaren ’80 werden vervolgens bepaald door de AIDS-crisis (Bitterman & Hess, 2021; Hammack & Cohler, 2011). Afhankelijk van hun leeftijd in deze opeenvolgende periodes, varieerden de ervaringen van de verschillende cohorten op het vlak van seksuele exploratie en identiteitsvorming enorm.

Bestaand onderzoek rond dit thema focust vooral op homoseksuele mannen, met beperkte aandacht voor lesbische vrouwen en heel occasionele aandacht voor andere delen van de LGBTIQAP+ gemeenschap. Bovendien is dergelijk onderzoek sterk op Angelsaksische contexten gericht en focust het meestal op jongere leeftijdsgroepen, waardoor de ervaringen van oudere generaties onderbelicht blijven.

In dit artikel ga ik in op onderzoek waarin ik een aantal van die beperkingen probeer te overstijgen door te focussen op oudere LGBTIQAP+ personen in Vlaanderen, een groep en context die nog nauwelijks bestudeerd is. Toch bestendigt ook dit onderzoek de focus op mannen, vooral omdat het zich ook richt op de mannelijke genderidentiteit. Ik onderzocht de ervaringen van vier opeenvolgende generaties (zie Dhoest, 2022a), maar in dit artikel ligt de focus bij de, vaak vergeten, oudste groep (zie Dhoest, 2022b).

Methodologie

Dit artikel is gebaseerd op diepte-interviews met zestien mannen die behoren tot de zogenaamde babyboomer-generatie. Ze werden geboren tussen 1945 en 1964, en waren dus tussen de 56 en 75 jaar oud op het moment van het interview in 2020. De recrutering van participanten gebeurde heel breed, via zowel verenigingen als sociale media, met het doel een zo divers mogelijke groep samen te stellen. Terwijl dit proces ertoe leidde dat de jongere deelnemers heel divers waren op het vlak van zowel seksuele als genderidenteit, was de groep babyboomers vrij homogeen: alle zestien waren cisgender en identificeerden zich zonder omhaal als man, vijftien identificeerden zich als homoseksueel en één als biseksueel. De meeste participanten van deze generatie waren hoger opgeleid en geen van hen had een migratie-achtergrond.

Tijdens het interview vertelden de participanten over belangrijke momenten in hun leven met betrekking tot seksualiteit. Geleidelijk verschoof de focus naar het heden en hun huidige ervaringen, waarbij ook hun perceptie van jongere generaties aan bod kwam. De interviews werden getranscribeerd, geanonimiseerd, en vervolgens gecodeerd en geanalyseerd om terugkerende thema’s en patronen op het spoor te komen.

Dit artikel gaat eerst in op de vroege ervaringen van de participanten, om vervolgens hun huidige perspectieven te bespreken. Voor we starten is het echter nuttig kort de Vlaamse historische en maatschappelijke context te schetsen.

Wat aanvaarding van seksuele en genderminderheden betreft, loopt de evolutie in Vlaanderen (en heel België) vrij parallel met de Nederlandse. Terwijl Vlaanderen op wereld- en Europees niveau nu een progressieve regio is waar de rechten van de LGBTIQAP+ personen vrij goed gegarandeerd zijn, was het lange tijd een heel conservatieve regio waar de katholieke kerk een sterke grip had op het maatschappelijke leven. Pas vanaf 1980 werd homoseksualiteit stilaan zichtbaar en bespreekbaar, een proces dat verder toenam in de jaren ’90 met de groei van de (toen nog) ‘holebi’-beweging. Dit leidde begin deze eeuw tot wetgeving, zoals de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht in 2003 (Dupont, Hofmans & Roelens, 2017). Stilaan groeide ook de aandacht voor andere seksuele en genderminderheden, waarbij vooral de transgendergemeenschap sinds de jaren 2010 heel zichtbaar werd.

Vormende ervaringen

Hoewel de participanten verschillen op veel vlakken zoals leeftijd (bijna twintig jaar verschil tussen de jongste en oudste), sociale achtergrond en beroep, vertonen hun vroege ervaringen veel gelijkenissen.

Seksuele identiteit

De meesten identificeerden zich als homo(seksueel), met één biseksuele participant als uitzondering. Terwijl de aantrekking tot mannen vaak al tijdens de adolescentie duidelijk was, duurde het meestal tot (laat) in hun volwassen leven voor ze dit konden aanvaarden, laat staan uiten. Verschillende participanten leidden een dubbelleven of trouwden met een vrouw voor ze later hun seksualiteit omarmden en zich identificeerden als homo. Vaak hadden participanten uit deze generatie in hun jeugd geen term om hun gevoelens te benoemen – wat nog sterker geldt voor de biseksuele participant – of was die term heel negatief geladen.

Zichtbaarheid en rolmodellen

Belangrijke factoren in dit langzame proces van seksuele identiteitsvorming zijn de maatschappelijke onzichtbaarheid en stigmatisering van homoseksualiteit als zonde of ziekte. Bovendien waren er geen of nauwelijks rolmodellen, personen in de samenleving of media die openlijk voor hun seksuele oriëntatie uitkwamen. Als die er al waren, bevestigden die vaak het stereotiepe beeld van de flamboyante, komische nicht, een beeld waar de meeste participanten zich niet in herkenden. Een belangrijke uitzondering was de zanger Will Ferdy, die uit de kast kwam op de Vlaamse televisie in 1970 en door veel participanten genoemd werd als een van hun weinige vroege rolmodellen. Vaak verwezen ze wel naar Nederlandse media waar in die jaren meer en positiever gesproken werd over homoseksualiteit.

Seksuele exploratie en coming out

Het proces van seksuele exploratie en identiteitsvorming was voor de meeste participanten vrij lang en variabel. Sommigen hadden heimelijke seksuele contacten met mannen lang voor ze zich als homo identificeerden, anderen startten pas met seksuele exploratie wanneer ze het ouderlijke huis verlaten hadden voor studie of werk. Verschillende participanten combineerden een heteroseksuele relatie of huwelijk met occasionele seksuele contacten met mannen. Terwijl alle participanten op het moment van het interview uit de kast waren tegenover de meeste mensen in hun omgeving, was ook dat een heel divers proces. Sommigen verzwegen het lang, anderen vertelden vrij jong aan hun ouders of vrienden dat ze homo waren. De reacties hierop liepen erg uiteen: van afwijzing tot stilzwijgende aanvaarding. Ook op het werk was homoseksualiteit vaak nog een taboe, dat verzwegen werd of, wanneer het dan toch bekend was geworden, kon leiden tot discriminatie en zelfs ontslag.

De homoscene

Gezien de beperkte maatschappelijke zichtbaarheid en aanvaarding in hun jongere jaren, speelde de ontluikende homoscene een belangrijke rol in het sociale leven van de participanten. Zowel verenigingen als bars boden gelegenheid tot ontmoeting, gemeenschapsvorming en zowel sociale als seksuele contacten. Vaak moesten ze zich daarvoor wel verplaatsen of verhuizen naar grotere steden zoals Antwerpen en Gent. Afhankelijk van hun leeftijd en mobiliteit beleefden participanten uit deze generatie de ‘hoogtijdagen’ van de homoscene, met talloze bars en uitgaansgelegenheden, terwijl ook sauna’s en cruising op publieke plaatsen de mogelijkheid boden om mannen te ontmoeten. Verschillende participanten waren ook actief in het ontluikende (toen nog) ‘holebi’-activisme, een engagement dat hen hielp hun eigen seksuele identiteit te vormen en aanvaarden.

De HIV/AIDS-crisis

De periode van geleidelijke emancipatie vanaf de jaren ‘70 werd brutaal een halt toegeroepen in de jaren ’80, toen de HIV/AIDS-crisis ook de Lage Landen trof. Afhankelijk van hun leeftijd en seksuele activiteit in deze periode, werden de participanten zelf of in hun onmiddellijke omgeving getroffen door het virus, wat leidde tot angst en verdriet. Bovendien vernieuwde HIV/AIDS de associatie van homoseksualiteit met ziekte, wat zorgde voor vernieuwde stigmatisering en bezorgdheid. Paradoxaal genoeg versterkte HIV/AIDS wel de zichtbaarheid van de (mannelijke) homogemeenschap, zij het in een negatief daglicht. Naast stigmatisering leidde deze crisis ook tot activisme, waarvoor verschillende participanten zich actief inzetten.

Huidige perspectieven

De geschetste en gedeelde ervaringen in hun jongere jaren zorgen voor gelijkaardige perspectieven in het huidige leven van de participanten, die gekenmerkt worden door een combinatie van optimisme en bezorgdheid.

Vooruitgang en toegenomen vrijheid

Meer dan de jongere generaties die voor dit project geïnterviewd werden, zijn de babyboomers zich bewust van de sterke en snelle maatschappelijke evoluties op het vlak van aanvaarding van seksuele en genderminderheden. Zelf waren ze toen al volwassen, maar ze apprecieerden de groeiende zichtbaarheid en acceptatie vanaf de jaren ‘90. Soms spreken ze met verwondering of zelfs afgunst over de jongere generaties, voor wie veel van deze verwezenlijkingen vanzelfsprekend zijn en die veel vrijer hun seksualiteit kunnen verkennen en uiten. Ook de belangrijke rol van media kwam in de interviews aan bod. In het bijzonder het internet, sociale media en dating apps, die het veel gemakkelijker maken informatie te vinden en mensen te ontmoeten (Dhoest & Van Ouytsel, 2022).

Blijvende en nieuwe uitdagingen

Ondanks die vooruitgang wijzen de deelnemers ook op de blijvende discriminatie en vooroordelen waar zij, maar ook jongeren nog steeds mee geconfronteerd worden. Volgens sommige participanten blijft het proces van seksuele identiteitsvorming moeilijk voor jongeren, omdat die geconfronteerd worden met een toenemende complexiteit en hogere verwachtingen. Ook de teloorgang van de homoscene, die zo bepalend was voor hun sociale leven en identiteitsvorming, kwam in de gesprekken aan bod. Door de opkomst van digitale platformen namen de beschikbaarheid en het belang van fysieke ontmoetingsplaatsen, waar personen met verschillende achtergronden en leeftijden kunnen socialiseren, af. Veel participanten missen de intergenerationale contacten die deze plekken mogelijk maakten, een gemis dat bij sommigen samengaat met een gevoel van isolement.

Besluit: het belang van een generatieperspectief

De interviews bevestigen het belang van generaties in de ontdekking, beleving en uiting van seksuele oriëntatie. Oudere mannen, in Vlaanderen maar ook breder in Europa, beleefden hun jonge jaren en initiële seksuele exploratie in een tijd van onzichtbaarheid en stigma. Voor de deelnemers aan deze studie kreeg hun seksuele oriëntatie gaandeweg wel een belangrijke plaats in hun persoonlijke en sociale leven, waarbij zij zich meestal eenduidig als ‘homo’ (of in één geval ‘biseksueel’) identificeren. Door hun vroege negatieve ervaringen appreciëren zij de groeiende maatschappelijke acceptatie meer dan jongere generaties, maar beseffen zij ook het precaire karakter ervan.

Hoewel ze het niet hadden over een generatiekloof, merkten de participanten toch sterke verschillen op in de beleving en wederzijdse perceptie van jongere en oudere personen. Terwijl ze de vrijheid van de jongere generaties bewonderden, was de opkomst van nieuwe seksuele en gendercategorieën en labels voor sommigen wennen. Zoals ook bij latere generaties het geval is, bepaalden ervaringen uit hun jonge jaren deels hun referentiekader en identiteitsbesef. Het is dan ook belangrijk voor beleidsmakers, sociale verenigingen en zorgverleners om rekening te houden met de specifieke perspectieven van deze generatie en die te respecteren. Zo kunnen vroege ervaringen van stigmatisering en discriminatie doorwerken in het heden, waardoor sommige ouderen minder openlijk voor hun seksualiteit uitkomen en het meer als een privé-zaak beschouwen. Daarbovenop komen ervaringen van eenzaamheid en isolement als ouderen in een op jongeren en online contacten gerichte cultuur.

Tot slot is het belangrijk om nogmaals te wijzen op de beperkingen van dit onderzoek. Naast mannen moeten ook de perspectieven van mensen met andere genderidentiteiten verder onderzocht worden, alsook die van mensen met een meer diverse nationale en culturele achtergrond. Het is daarbij belangrijk een intersectioneel perspectief te hanteren, waarbij de wisselwerking tussen verschillende sociale posities onderzocht wordt. Als witte mannen werden de deelnemers in dit onderzoek niet geconfronteerd met een aantal bijkomende hindernissen die anderen mogelijk wel ervaren. Zonder af te doen aan de vaak pijnlijke ervaringen van de participanten, is het belangrijk de diversiteit binnen de LGBTIQAP+ gemeenschap te erkennen en verder te onderzoeken.

Literatuurlijst

  1. Bitterman, A. & Hess, D.B. (2021). Understanding generation gaps in LGBTQ+ communities: perspectives about gay neighborhoods among heteronormative and homonormative generational cohorts. In: A. Bitterman & D.B. Hess (red.) The life and afterlife of gay neighborhoods: Renaissance and resurgence (pp. 309-240). Dordrecht: Springer.
  2. Dhoest, A. (2022a). Generations and shifting sexual identifications among Flemish non-straight men. Journal of Homosexuality, 70(10), 2011-2034. DOI: 10.1080/00918369.2022.2048164
  3. Dhoest, A. (2022). Then and now: Formative experiences and generational perspectives among Flemish GBTQ Baby Boomers. Journal of Men’s Health, 18(10). DOI: 10.31083/j.jomh1810203
  4. Dhoest, A. & Van Ouytsel, J. (2022). Queer media generations: Shifting identifications and media uses among non-heterosexual men. European Journal of Communication, 37(6), 663–678. DOI: 10.1177/02673231221101741
  5. Dupont, W., Hofman, E. & Roelens, J. (red.) (2017). Verzwegen verlangen: Een geschiedenis van homoseksualiteit in België. Antwerpen: Uitgeverij Vrijdag.
  6. Hammack, P.L. & Cohler, B.J. (2011). Narrative, identity and the politics of exclusion: social change and the gay and lesbian life course. Sexual Research and Public Policy, 8(3), 162–182.