1163 Weergaven
19 Downloads
Lees verder
De prevalentie van eenzaamheid nam toe tijdens de COVID-19 pandemie, in vergelijking met 2018–2019, voor de pandemie. Dit geldt voor zowel emotionele als voor sociale eenzaamheid. De ontwikkeling liep niet parallel aan die van sociaal isolerende regels van de overheid, zoals afstand houden tot andere mensen, beperking van bezoek, en sluiting van winkels.

Ouderen werden eenzamer tijdens de COVID-19 pandemie, maar hield dat ook aan?

Onderzoek tijdens de eerste fase van de COVID-19 pandemie gaf al snel aan dat eenzaamheid onder zelfstandig wonende ouderen toenam. Studies met herhaalde waarnemingen van voor de pandemie en kort na de uitbraak in 2020 lieten zien dat in de Verenigde Staten, Zwitserland, Noorwegen en Nederland de gemiddelde eenzaamheid steeg. Afwijkende bevindingen kwamen uit Zweden, dat op dat moment een lage besmettingsgraad had, waar minder strenge regels waren en waar geen verandering in eenzaamheid was. In Spanje daalde de eenzaamheid.

In het Nederlandse onderzoek werd onderscheid gemaakt tussen emotionele en sociale eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid wordt bijvoorbeeld ervaren als een leegte, zoals dat er geen mensen om je heen zijn. Dit wordt geassocieerd met het missen van een vertrouwenspersoon, of iemand die er speciaal voor jou is. Sociale eenzaamheid wordt ervaren als je sociaal niet goed bent ingebed, en bijvoorbeeld bij niemand terecht kunt als je hulp nodig hebt. De resultaten van twee Nederlandse onderzoeken laten zien dat, ten opzichte van voor de pandemie, in het voorjaar van 2020 vooral emotionele eenzaamheid toenam, en dat de toename in sociale eenzaamheid geringer was (Knapen et al., 2020; van Tilburg et al., 2021).

De toename van eenzaamheid zal weinigen verrassen, maar waarom nam dan sociale eenzaamheid weinig toe? Eenzaamheid is een beleving die het resultaat is van een proces waarin mensen afwegingen maken. Het aantal sociale relaties, en de kwaliteit daarvan, wordt door het individu gezien tegen de achtergrond van haar of zijn wensen en normen. Dit noemen we standaarden, welke worden gevormd gedurende het leven van een persoon, en maatschappelijk worden beïnvloed. Zo zijn veel alleenwonenden gewend aan die situatie en is het niet vanzelfsprekend dat zij eenzaam zijn. Toen het tijdens de pandemie onmogelijk werd in nauw contact te staan met dierbaren, was het te verwachten dat emotionele eenzaamheid ontstond omdat dit soort contacten essentieel is in een crisissituatie. Voor sociale eenzaamheid kan gelden dat mensen zich realiseerden dat afspreken met familie en vrienden praktisch onmogelijk was; de ‘standaard’ voor sociaal contact was op dat moment laag. Velen vonden snel andere mogelijkheden voor contact zoals op afstand in de open lucht of via videobellen. Sociale eenzaamheid kan ook zijn tegengegaan doordat mensen solidariteit ervoeren: het noodlot trof iedereen en het was nodig samen de gevolgen van de pandemie te bestrijden.

We hebben op basis van gegevens uit de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) onderzocht of de hogere eenzaamheid aanhield. Was deze er alleen in de eerste maanden na de uitbraak, of zette deze door toen de pandemie aanhield en langer duurde dan door velen werd verwacht en gehoopt?

Ouderen in Nederland: onderzoek over een periode van dertig jaar

LASA bevat gegevens van een representatieve ouderensteekproef in drie verschillende regio’s in Nederland (rond Amsterdam, Zwolle en Oss). De studie startte in 1992, en tien en twintig jaar later zijn deelnemers toegevoegd. Zij zijn elke drie tot vier jaar ondervraagd voor de hoofdstudie. Tussendoor zijn verschillende deelonderzoeken uitgevoerd, waaronder in juni 2020, oktober–november 2020, en maart–april 2021. Daarmee is er zicht op de ontwikkeling van eenzaamheid tijdens de pandemie, ten opzichte van de lange termijn ontwikkeling voor de pandemie. Gegevens over eenzaamheid zijn beschikbaar van 3392 zelfstandig wonende mannen en vrouwen. Tijdens de gemiddeld 4,3 waarnemingen per persoon waren zij 75 jaar of ouder, met een gemiddelde leeftijd van 81,6 jaar.

Om eenzaamheid te meten, zijn drie of zes items voor emotionele eenzaamheid en drie of vijf items voor sociale eenzaamheid voorgelegd. In die items komt het woord ‘eenzaam’ niet voor. We berekenen het over de items gemiddelde percentage antwoorden dat indicatief is voor eenzaamheid.

In de pandemie een toename van eenzaamheid

Over de periode 1992–2016 daalt de prevalentie van eenzaamheid onder ouderen gemiddeld licht (Suanet & van Tilburg, 2019). De ontwikkeling vanaf 2009 is grafisch weergegeven in Figuur 1. Zowel in 2016–2017 als in 2018–2019 is gemiddeld 22% van de antwoorden op de items van emotionele eenzaamheid positief. Tijdens de pandemie, die in Nederland start in maart 2020, is er een stijging, eerst tot 28% in juni 2020 en uiteindelijk tot 31% in maart–april 2021. Dit is een toename van negen procentpunten ten opzichte van 2018–2019.

Figuur 1. Ontwikkeling van de prevalentie van emotionele en sociale eenzaamheid

De prevalentie van sociale eenzaamheid ontwikkelt zich tot de eerste waarneming na de uitbraak van de pandemie ongeveer gelijk aan die van emotionele eenzaamheid. In 2018–2019 is de prevalentie 21%. In juni 2020 stijgt de prevalentie naar 28%. In het najaar van 2020 is de prevalentie weer lager (23%), en net iets hoger dan in 2018–2019. Daarna is er weer een stijging rond maart–april 2021 naar 30%.

Loopt ontwikkeling van eenzaamheid parallel aan overheidsmaatregelen?

Over de totale onderzoeksperiode loopt de prevalentie van emotionele en sociale eenzaamheid ongeveer parallel. We concluderen dat er een stijging is van de prevalentie van eenzaamheid tijdens de pandemie in vergelijking met de situatie van voor de pandemie. Er is echter een afwijking in het najaar van 2020: er is een lagere prevalentie van sociale eenzaamheid dan daarvoor en daarna.

Eind februari 2020 werd de eerste coronabesmetting in Nederland geregistreerd (Rijksoverheid, 2021). De eerste overheidsmaatregel tegen de pandemie was een ‘intelligente lockdown’ in maart–mei 2020. Het maatschappelijk leven werd voor een deel stilgelegd. Mensen werd gevraagd alleen naar buiten te gaan als dat echt nodig was, bijvoorbeeld om boodschappen te doen. Het was nodig minstens anderhalve meter van mensen weg te blijven. Groepsactiviteiten werden verboden en veel openbare voorzieningen werden gesloten. Bezoek aan ouderen werd uitdrukkelijk ontmoedigd en professionele zorg aan huis werd voor velen beperkt of stopgezet. In juni 2020 (ons eerste waarnemingspunt) was er een versoepeling, maar de regels over afstand houden bleven. Er kon toen getest worden of men het virus had. De stijging van eenzaamheid in juni 2020 was dus gemeten tijdens de eerste versoepelingen na de ‘intelligente lockdown’. We weten niet of er eerder, direct na de uitbraak, een hogere prevalentie was.

In september 2020 waren er eerst verscherpte maatregelen, gevolgd door een gedeeltelijke lockdown in oktober (ons tweede waarnemingspunt), en vervolgens een vrijwel volledige lockdown met kerst. Nederland was dicht. Onze tweede meting was in het najaar van 2020, tijdens de tweede lockdown. De prevalentie van emotionele eenzaamheid steeg toen nog verder. Voor sociale eenzaamheid was er toen een daling ten opzichte van de meting in juni 2020.  We kunnen slechts speculeren over de interpretatie. Het kan zijn dat de versoepelingen in de zomer in 2020 veel mogelijkheden hebben gegeven om contacten aan te halen, en dat daarmee de sociale eenzaamheid afnam – zoals we zagen in onze waarneming in het najaar. Dat de verlichting tijdelijk zou blijken te zijn, was wellicht te voorzien, waardoor de dreiging en de mentale druk van komende maatregelen kan hebben geleid tot onveranderd stijgende emotionele eenzaamheid.

In januari 2021 werd een avondklok ingevoerd, met een verlenging van de lockdown tot en met mei. De vaccinatie kwam op gang. In maart en april was ons derde waarnemingspunt, met een nog steeds hoge emotionele eenzaamheid. Sociale eenzaamheid steeg weer naar het niveau van juni 2020.

De pandemie heeft geleid tot toename van eenzaamheid onder zelfstandig wonende ouderen. Het is nodig beleid te ontwikkelen om de eenzaamheidsgevolgen van contactbeperkende regels van de overheid tegen te gaan. Dit beleid hoeft niet een onmiddellijke reactie op het stil leggen van de samenleving te zijn. Mogelijk is het beter om laagdrempelige mogelijkheden van ouderen om zelf actief contacten te onderhouden, via bijvoorbeeld videobellen, te vergroten.

Dit artikel is een uitbreiding van een eerdere rapportage:Van Tilburg, T. G. (2021). Verandering in prevalentie van eenzaamheid onder ouderen in de periode 1992 – najaar 2020. Vrije Universiteit Amsterdam. Rapport uitgebracht aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, programma Eén tegen Eenzaamheid.
www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z21891&did=2021D46681
De wijze waarop de oorspronkelijke data zijn bewerkt en de detaillering van de resultaten zijn toegankelijk via osf.io/36hku.

Literatuurlijst

  1. Knapen, J., Scheffer, M., & Boeije, H. (2020). Eenzaamheid, participatie en sociale cohesie onder 75-plussers. Nivel. https://nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1003919.pdf
  2. Rijksoverheid. (2021). Coronavirus tijdlijn. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-tijdlijn
  3. Suanet, B., & van Tilburg, T. G. (2019). Loneliness declines across birth cohorts: The impact of mastery and self-efficacy. Psychology and Aging, 34(8), 1134-1143. https://doi.org/10.1037/pag0000357
  4. van Tilburg, T. G., Steinmetz, S., Stolte, E., van der Roest, H., & de Vries, D. H. (2021). Loneliness and mental health during the COVID-19 pandemic: A study among Dutch older adults. The Journals of Gerontology: Series B, 76(7), e249-e255. https://doi.org/10.1093/geronb/gbaa111