151 Weergaven
2 Downloads
Lees verder
Sociaal internetgebruik biedt ouderen de mogelijkheid tot sociaal contact, zonder dat je fysiek samen hoeft te zijn. Met gegevens van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) onderzochten we of sociaal internetgebruik bijdraagt aan een goed sociaal netwerk bij ouderen.

Het onderhouden van een sterk, stabiel en voldoende groot sociaal netwerk is belangrijk; het biedt een belangrijke bron van instrumentele en emotionele steun bij problemen en veranderingen op latere leeftijd. Uit eerder onderzoek weten we dat er meer steun gegeven wordt door een netwerk dat groter is en bestaat uit personen waar frequent contact mee is. Echter, het onderhouden van contact vergt tijd en energie. Ouderen hebben op latere leeftijd vaak minder energie beschikbaar, door verslechterde fysieke gezondheid of problemen met mobiliteit (Huxhold e.a., 2022). Hierdoor wordt het moeilijker om frequent contact te blijven onderhouden, met name met personen die verder weg wonen. In zulke gevallen kan digitaal contact een waardevol alternatief zijn.

In dit artikel kijken we specifiek naar sociaal internetgebruik, dat zijn alle manieren om digitaal contact met anderen te hebben. Denk hierbij aan bijvoorbeeld Whatsapp, Facebook en e-mail. Het voordeel van sociaal internetgebruik is dat het de mogelijkheid biedt om contact te hebben zonder dat je fysiek samen hoeft te zijn. Daardoor kost het onderhouden van contact met digitale middelen minder energie dan fysiek contact. Ook biedt het meer mogelijkheden om contact te onderhouden met jongere generaties, die veel gebruikmaken van digitale middelen. In dit onderzoek willen we onderzoeken of sociaal internetgebruik ouderen kan ondersteunen bij het onderhouden van een sterk en stabiel sociaal netwerk.

Sociaal internetgebruik bij ouderen

Digitaal contact speelt een steeds grotere rol in het sociale leven van ouderen. Uit eerder onderzoek weten we dat frequent sociaal internetgebruik een positief effect heeft op sociaal contact (Cotten e.a., 2022). Echter, het is nog niet bekend welke aspecten van het sociale netwerk door sociaal internetgebruik worden beïnvloed, en hoe dat precies gebeurt. Eerder onderzoek van Vriens & van Ingen (2018) bij een groep van 15- tot 45-jarigen liet zien dat meer sociaal internetgebruik leidde tot een groter en instabieler netwerk, met relatief veel nieuwe en verdwijnende relaties. We kunnen echter niet automatisch aannemen dat deze bevindingen ook gelden voor ouderen, doordat de relaties, behoeften en digitale vaardigheden van ouderen verschillen van die van (jong)volwassenen. Daarom is het belangrijk om bij ouderen te onderzoeken of en hoe sociaal internetgebruik het sociale netwerk beïnvloedt, zodat we beter kunnen begrijpen wat de meerwaarde daarvan is voor het onderhouden van het netwerk.

Er zijn verschillende manieren waarop sociaal internetgebruik het netwerk kan beïnvloeden. Het maakt het makkelijker om vaker contact te hebben en helpt bij het onderhouden van contact met mensen die verder weg wonen of minder mobiel zijn, waardoor deze relaties minder snel verloren kunnen gaan. Daarnaast biedt sociaal internetgebruik kansen om nieuwe contacten te leggen of contact met relaties van vroeger weer op te halen, bijvoorbeeld door groepen op sociale media. Kortom, we verwachten dat frequenter sociaal internetgebruik kan leiden tot frequenter contact, meer stabiele en nieuwe relaties, minder verloren relaties, en uiteindelijk een groter sociaal netwerk.

In recent onderzoek (Janssen e.a., 2025) hebben we gebruikgemaakt van gegevens van LASA om deze hypotheses te onderzoeken. We hebben gegevens gebruikt van de metingen in 2012-2013, 2015-2016 en 2018-2019 bij 2266 ouderen, met een gemiddelde leeftijd van 68,2 jaar in 2012-2013 waarvan 54% vrouw was. Respondenten werden gevraagd binnen verschillende categorieën de relaties te benoemen die belangrijk voor hen waren en waarmee ze regelmatig contact hadden. Voor elke relatie werd een aantal vragen beantwoord. Uit deze gegevens konden we de grootte van het persoonlijk netwerk en de contactfrequentie met relaties bepalen. Ook konden we nagaan hoeveel relaties stabiel in het netwerk bleven, er nieuw bijkwamen of verdwenen. In de analyse onderzochten we zowel verschillen tussen respondenten op hetzelfde moment (bijv. ‘hebben frequentere sociaal internetgebruikers een groter netwerk dan minder frequente gebruikers?’) als veranderingen binnen dezelfde respondenten over de tijd (bijv. ‘als iemand over de tijd meer sociaal internet gaat gebruiken, hangt dit dan samen met een groei van het netwerk?’).

Sociaal internetgebruik en het persoonlijk netwerk

In de periode tussen 2012 en 2018 nam gemiddeld het sociaal internetgebruik toe: waar in 2012 65% van de respondenten aangaf sociaal internet te gebruiken, steeg dit naar 78% in 2018. Het percentage dat dagelijks gebruikmaakte van sociaal internet steeg van 17% in 2012 naar 35% in 2018. Het persoonlijk netwerk van ouderen bestond in 2012 gemiddeld uit 18,4 relaties; hiermee hadden de respondenten gemiddeld wekelijks contact. Tussen 2012 en 2015 bleven gemiddeld 11,4 relaties stabiel, kwamen er 3,5 bij en verdwenen er 8,1.

Tabel 1 geeft een overzicht van de gevonden resultaten. In tegenstelling tot wat we verwachtten, vonden we zowel binnen als tussen respondenten geen verband tussen internetgebruik en contactfrequentie. Doordat contactfrequentie zowel gaat over persoonlijk als digitaal contact, zou het kunnen dat ouderen weliswaar meer digitaal contact hadden, maar dat dit samenhing met een afname in persoonlijk contact, waardoor we geen verschil zagen in de totale contactfrequentie. Ouderen kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van digitaal in plaats van persoonlijk contact als dit makkelijker of toegankelijker is met sommige relaties.

In lijn met onze verwachting vonden we dat meer sociaal internetgebruik samenhing met meer stabiele en meer nieuwe contacten. Ook was een toename in sociaal internetgebruik gerelateerd aan een groter aantal stabiele en nieuwe contacten. We vonden echter niet dat internetgebruik samenhing met minder verdwijnende contacten. Als laatste vonden we dat respondenten die veel sociaal internet gebruikten een groter netwerk hadden dan respondenten met weinig gebruik. Echter, toename van sociaal internetgebruik over de tijd leidde niet tot een groter netwerk. Het kan zijn dat we geen verband over tijd vonden omdat het tegenovergestelde effect ook geldt: wellicht gaan ouderen meer sociaal internet gebruiken als ze hun netwerk te klein vinden, of juist om een groeiend netwerk te onderhouden.

Tabel 1. Effecten van sociaal internetgebruik op de verschillende uitkomsten, zowel tussen respondenten (linker kolom) als binnen respondenten (rechter kolom)

a Deze kolom beschrijft verschillen tussen respondenten op hetzelfde moment. Een + geeft aan dat frequentere sociaal internetgebruikers een hogere waarde op de uitkomst hadden. Een 0 geeft aan dat er geen relatie gevonden is tussen sociaal internetgebruik en de uitkomst.

b Deze kolom beschrijft veranderingen binnen dezelfde respondent over de tijd. Een + geeft aan dat een toename in sociaal internetgebruik samenhing met een toename in de uitkomst. Een 0 geeft aan dat er geen relatie gevonden is tussen sociaal internetgebruik en de uitkomst.

Sociaal internetgebruik als waardevol communicatiemiddel

De resultaten van dit onderzoek sluiten slechts deels aan bij het eerdere onderzoek van Vriens & van Ingen (2018). Waar zij bij jongvolwassenen vonden dat sociaal internetgebruik leidde tot een groter en instabieler netwerk, zien wij bij ouderen juist een patroon van stabiliteit.

Uit eerder onderzoek blijkt dat veel ouderen die geen sociaal internet gebruiken, dit zien als een meer oppervlakkige en minder waardevolle manier van interactie (Newman e.a., 2019). Hoewel onze boodschap zeker niet is dat al het persoonlijk contact zomaar vervangen kan worden door digitaal contact, hopen we met de resultaten van dit onderzoek te laten zien dat sociaal internetgebruik een waardevol communicatiemiddel is, dat kan bijdragen aan een groter en stabieler netwerk bij ouderen.

Literatuurlijst

  1. Cotten, S.R., Schuster, A.M., & Seifert, A. (2022). Social media use and well-being among older adults. Current Opinion in Psychology, 45, 101293. https://doi.org/10.1016/j.copsyc.2021.12.005
  2. Huxhold, O., Fiori, K.L., & Windsor, T. (2022). Rethinking social relationships in adulthood: The Differential Investment of Resources Model. Personality and Social Psychology Review, 26(1), 57-82. https://doi.org/10.1177/10888683211067035
  3. Janssen, J.H.M., van Tilburg, T.G., van Ingen, E.J., Corten, R., & Peeters, G.M.E.E. (2025). Social connectedness in older adults: The potential of social internet use to maintain a strong and stable personal network. The Journals of Gerontology: Series B. https://doi.org/10.1093/geronb/gbaf014 
  4. Newman, L., Stoner, C., & Spector, A. (2019). Social networking sites and the experience of older adult users: A systematic review. Ageing & Society, 41(2), 377-402. https://doi.org/10.1017/s0144686x19001144
  5. Vriens, E., & van Ingen, E. (2018). Does the rise of the Internet bring erosion of strong ties? Analyses of social media use and changes in core discussion networks. New Media & Society, 20(7), 2432-2449. https://doi.org/10.1177/1461444817724169