Lees verder
Woningcorporaties hebben te maken met een groeiende groep senioren die ze een prettige woonbeleving willen bieden. Naarmate mensen ouder worden is de kans groter dat eenzaamheid en sociaal isolement een rol gaan spelen. Dit artikel laat zien welke profielen van oudere huurders hiermee te maken krijgen en hoe dit relateert aan de contacten die ze hebben met medebewoners. Dit leidt tenslotte tot een discussie over de vraag of eenzaamheidsinterventies gericht op het stimuleren van ontmoetingen in de woonomgeving van meerwaarde kunnen zijn, en zo ja, voor wie.

Eenzaamheidsproblematiek in de sociale huursector

Door de vergrijzing en beleid dat toewerkt naar meer extramuralisering, is er een groter wordende groep van (kwetsbare) senioren die zo lang mogelijk zelfstandig moeten blijven wonen. Binnen de sociale huursector ligt daarom een grote opgave bij de woningcorporaties om deze groep senioren een bovenal comfortabele en veilige, maar ook een plezierige woning en woonomgeving te bieden. Woningcorporaties zijn niet alleen verantwoordelijk voor het spreekwoordelijke ‘dak boven het hoofd’, maar spelen ook een rol in het bevorderen van de zelfredzaamheid en de woonbeleving van oudere huurders in hun woongebouw en buurt.

Een maatschappelijk probleem waar woningcorporaties vanuit dit perspectief mee te maken krijgen is het (gestaag groeiende) probleem van eenzaamheid. Alhoewel eenzaamheid niet alleen voorkomt onder oudere mensen, neemt het risico hierop wel toe na het 75e levensjaar (Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2022). Doordat senioren eerder te maken krijgen met gezondheidsproblemen en na het pensioen een deel van het sociale netwerk verloren gaat, beperken sociale contacten zich steeds vaker tot familie en kennissen, vrienden en/of buren in de nabije omgeving. Omdat eenzaamheid van grote invloed kan zijn op de gezondheid, het welbevinden en de zelfredzaamheid van ouderen denken veel woningcorporaties na over de vraag welke rol zij kunnen spelen bij het tegengaan van eenzaamheid bij hun huurders. Daarbij wordt, gezien het stijgend aantal bewoners met een zorgvraag thuis, de samenwerking met zorg- en welzijnspartijen belangrijker. Dit geldt zeker ook bij de aanpak van eenzaamheid.

In het rapport ‘Bouwen aan sociale netwerken’ (Aedes-Actiz, 2018) worden vier manieren beschreven waarop woningcorporaties kunnen bijdragen aan het verminderen van eenzaamheid onder hun huurders: 1. Signaleren van (eenzaamheidsproblematiek door corporatiemedewerkers), 2. Voorlichting geven (over de opties om contact te maken in de buurt), 3. Woonvormen ontwikkelen (die sociale interactie tussen medebewoners stimuleren), en 4. Ontmoeting bevorderen (bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van ontmoetingsruimtes in wooncomplexen). De laatste drie van deze vier manieren lijken gebaseerd op de aanname dat regelmatig en plezierig burencontact gevoelens van eenzaamheid bij huurders kan verminderen, of zelfs voorkomen. In dit artikel wordt deze aanname ter discussie gesteld en naast de bevindingen van een surveyonderzoek onder ongeveer 3400 huurders (55+) van woningcorporatie Woonzorg Nederland (zie kader) gelegd. Hierbij wordt onder andere ingegaan op het verschil tussen eenzaamheid en sociaal isolement, twee concepten die vaak met elkaar worden verward, en worden er vraagtekens gezet bij de causaliteit van de relatie tussen burencontact en eenzaamheid.

Eenzaam of sociaal geïsoleerd?

In beleidsstukken en in literatuur worden termen als eenzaamheid, sociale isolatie, netwerken, contact en steun regelmatig door elkaar gebruikt. Eenzaamheid is subjectief en gaat over beleving. Sociale isolatie is hieraan verwant, maar zeker niet hetzelfde. Het gaat hier om een objectieve situatie: het aantal contacten en de frequentie ervan. Regelmatig wordt verondersteld dat het hebben van contact met mensen (sociale) eenzaamheid tegengaat. Echter, eenzaamheid gaat over een gevoel en geeft niet per se de grootte van het netwerk weer of het aantal contactmomenten (De Jong Gierveld & Havens, 2004). Daarbij is het zo dat er ogenschijnlijk een relatie kan zijn tussen dergelijke concepten, maar dat dit gebaseerd kan zijn op het hebben van eenzelfde achterliggende oorzaak en niet zozeer op een op zichzelf staand verband. Het is van belang om hier beter grip op te krijgen, en niet zonder meer aan te nemen dat het stimuleren van ontmoetingen en contact automatisch resulteert in een verminderd risico op sociale isolatie en/of eenzaamheid.

Zowel eenzaamheid als sociale isolatie zijn gerelateerd aan de gezondheid van senioren en daarmee een belangrijke component in het beleid van woningbouwcorporaties (en zorg- en welzijnspartijen). Om dit beleid effectief te laten zijn is het van wezenlijk belang voor corporaties om de eigen huurders te ‘kennen’. Omdat maatwerk hierin niet haalbaar lijkt (kosten lijken niet op te wegen tegen de baten), wordt er nagedacht over een meer gestandaardiseerde oplossing die wel ruimte biedt voor het gericht inzetten van interventies voor specifieke typen huurders. Dit artikel linkt daarom de rol die woningcorporaties voor zichzelf zien ten aanzien van het tegengaan van eenzaamheid aan diverse profielen van eenzame en/of geïsoleerde huurders. Door meer zicht te krijgen op de eigenschappen en behoeften van deze verschillende profielen, zal worden gezocht naar aanknopingspunten voor woningbouwcorporaties en hun samenwerkingspartners bij het nadenken over passende (preventieve) eenzaamheidsinterventies. Op basis hiervan kan ook het gesprek worden gevoerd over de rol die woningbouwcorporaties of juist zorg- en welzijnspartijen hierin zouden moeten hebben.

Huurdersprofielen naar sociale eenzaamheid en isolatie

Newall en Menec (2019) stellen in hun artikel dat de sociale situatie van (oudere) mensen beter kan worden ingeschat door te kijken naar een combinatie van ervaren eenzaamheid en sociale isolatie. Vanuit dit perspectief onderscheiden de auteurs vier profielen van mensen. Mensen met het eerste profiel ‘vulnerable’zijn zowel geïsoleerd als eenzaam, en zijn naar verwachting van de auteurs meer kwetsbaar, lastig bereikbaar voor derden en mogelijk ontevreden met het weinige contact dat ze hebben. Mensen met het tweede profiel zijn sociaal geïsoleerd, maar niet eenzaam. De verwachting is dat deze ‘lone farmers‘ tevreden zijn met het weinige contact, omdat ze daar bewust voor gekozen hebben of omdat ze hun verwachtingen hebben bijgesteld. Daaraan tegengesteld vallen in het derde profiel mensen die zich wel eenzaam voelen, maar niet sociaal geïsoleerd zijn. De verwachting voor deze groep, ‘lonely in a crowd‘, is dat ze om een specifieke reden teleurgesteld zijn in hun bestaande relaties, omdat deze bijvoorbeeld niet aan hun verwachtingen voldoen of omdat ze slechts oppervlakkig of zelfs schadelijk zijn. De meerderheid van de mensen voldoet echter aan het vierde profiel, wat inhoudt dat ze niet eenzaam en niet sociaal geïsoleerd zijn; ‘not lonely, not isolated’.

Op basis van deze vier profielen wordt in dit artikel de sociale situatie in kaart gebracht van oudere huurders die woonachtig zijn in een woning binnen een wooncomplex van Woonzorg Nederland. Doordat deze woningcorporatie een landelijke dekking heeft, geeft dit een beeld van de sociale kwetsbaarheid onder senioren in de sociale huursector. De vragen die beantwoord worden zijn: a) In hoeverre zijn de profielen van Newall en Menec zichtbaar in de huurderspopulatie van Woonzorg Nederland? b) Welke senioren behoren hiertoe? c) In hoeverre onderscheiden deze profielen zich naar attitudes en gedragingen aangaande burencontact? Om vervolgens te kijken of deze profielen mogelijke aanknopingspunten kunnen bieden voor goed passende eenzaamheidsinterventies in de sociale huursector.

Data en werkwijze

Surveyonderzoek Woonzorg Nederland

Deze verkennende studie is uitgevoerd in het kader van een Living Lab project binnen samenwerkingsverband DEEL (https://deelacademy.nl/projecten/meerwaarde-van-gemeenschappelijk-wonen). Binnen dit meerjarige Living Lab project wordt door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) samen met de Technische universiteit van Eindhoven (TU/e) en woningcorporatie Woonzorg Nederland de mogelijke meerwaarde van geclusterd wonen voor senioren onderzocht. In het kader van dit onderzoek is er onder andere surveydata verzameld onder zelfstandig wonende huurders van Woonzorg Nederland. In de zomer van 2022 heeft MAGIS Marketing & Research, in opdracht van Woonzorg Nederland, circa 14.900 huurders van Woonzorg Nederland per e-mail benaderd. Hiervan hebben ongeveer 3.700 huurders de online vragenlijst ingevuld. Na het opschonen van het databestand en het excluderen van personen jonger dan 55 jaar blijft er een databestand met informatie van circa 3.400 huurders over.

Dit artikel onderscheidt binnen de zelfstandig wonende huurderspopulatie van Woonzorg Nederland de vier profielen van Newall en Menec (2019) en bespreekt op welke manier deze van elkaar verschillen1. In de survey die onder huurders is uitgezet (zie kader) is gevraagd naar onder andere contacten met familie, vrienden en/of kennissen, contacten met medebewoners/buurtgenoten, ervaren sociale cohesie binnen het woongebouw, eenzaamheidgevoelens en burenhulp. Ook werden respondenten gevraagd naar hun persoonlijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, gezondheid en sociale voorkeuren. Eenzaamheid is gemeten middels de verkorte versie van de eenzaamheidsschaal van De Jong Gierveld (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2008). Huurders die minstens vijf van de zes stellingen waarop de eenzaamheidsschaal is gebaseerd enigszins positief hebben beantwoord (zoals: “Ik ervaar een leegte om me heen”) worden beschouwd als eenzaam. Sociale isolatie is gemeten door te kijken naar de contactmomenten die huurders gemiddeld genomen op wekelijkse basis hebben. In dit artikel wordt een persoon als relatief sociaal geïsoleerd beschouwd indien deze 1) geen partner heeft, én 2) minder dan wekelijks persoonlijk contact heeft met familie, vrienden en/of kennissen, én 3) minder dan wekelijks (ook) vriendschappelijk contact met buren heeft. Vriendschappelijk contact bestaat uit meer dan alleen elkaar groeten of een praatje maken, zoals bijvoorbeeld bij elkaar koffie drinken of samen leuke dingen doen. De vier huurdersprofielen zijn vervolgens opgesteld door de variabelen sociale isolatie en eenzaamheid met elkaar te kruisen.

Wat kenmerkt de diverse groepen huurders?

Figuren 1 en 2 laten zien dat de profielen zoals genoemd door Newall en Menec op een herkenbare wijze terugkomen in de huurderspopulatie van Woonzorg Nederland, en dat deze zich duidelijk onderscheiden naar zowel persoonlijke achtergrondkenmerken als sociale belevingen en gedragingen in de woonomgeving. De huurders die niet eenzaam of geïsoleerd zijn (‘not lonely, not isolated’) vormen de grootste groep (79%). Uiteraard bestaan er binnen dit profiel verschillen tussen huurders naar onder andere sociale hulpbronnen, netwerk en woonsituatie en kunnen ze al dan niet gebruik hebben gemaakt van bestaande interventies rondom ontmoeting. Over het algemeen genomen kan worden gezegd dat deze groep huurders regelmatig en vaak (ook) vriendschappelijk contact heeft met medebewoners. Ze ontvangen en verlenen ook vaker op regelmatige basis hulp aan medebewoners, zij het op een laagdrempelige en niet veeleisende manier, zoals bijvoorbeeld het houden van een oogje in het zeil bij een buurtgenoot of het bieden van een luisterend oor.

Figuur 1. Verdeling van huurdersprofielen binnen de huurderspopulatie van Woonzorg Nederland (N=3405)

De ‘vulnerables’ (4%), zowel eenzaam als geïsoleerd, kenmerken zich door een relatief hoge mate van fysieke, sociale en financiële kwetsbaarheid. Zo zijn ze bijvoorbeeld relatief vaak arbeidsongeschikt en kinderloos en lijken ze minder vaak tot hoge leeftijd zelfstandig thuis te wonen. De kwetsbaren zijn introverter van karakter en geven vaker aan problemen te ervaren bij het aangaan van contacten dan de ‘not lonely, not isolated’. Dit lijkt door te werken in de omgang met medebewoners; er is minder (vriendschappelijk) contact en de tevredenheid over de frequentie hiervan is ook minder groot. Opvallend is dat huurders binnen dit profiel vaker aangeven minder of juist meer contact te willen met hun buren dan dat nu het geval is. Ook blijkt het weinige contact dat er is met medebewoners niet altijd prettig te verlopen.

Huurders in het derde profiel, de ‘lone farmers’ (9%) zijn in vergelijking met de andere huurdersprofielen hoger opgeleid en nog vaker werkend. Ook laten de bevindingen zien dat dit profiel met name voorkomt onder de jongere en relatief vitale groep van zelfstandig wonende senioren. ‘Lone farmers’ hebben overall weinig contacten en zijn minder betrokken, maar lijken hier tevreden mee. Alhoewel er relatief weinig interactie is met medebewoners voelen ze een zekere mate van verbondenheid met en trots op de plek waar ze wonen, soortgelijk aan de ervaringen van de grote meerderheid van de huurders.

De huurders in het profiel ‘lonely in a crowd’ (8%) zijn net als het kwetsbare profiel meer kwetsbaar als het gaat om gezondheid en financiële draagkracht en ervaren relatief vaak problemen met het aangaan van contact. Een groot verschil is echter dat dit profiel huurders wel een netwerk (en ook vaker kinderen) heeft. Ook in de woonomgeving heeft deze groep huurders contact met medebewoners, doen ze mee met activiteiten en ontvangen en verlenen ze regelmatig burenhulp. Vanuit dit perspectief is het verschil met de grote meerderheid niet zo groot. Het contact wordt binnen dit profiel echter wel heel anders ervaren. Huurders lijken minder aansluiting te voelen met hun medebewoners, hebben minder vaak prettige ervaringen in het contact en geven toch vaker aan meer contact te willen. Dit lijkt te wijzen op een bepaalde mate van teleurstelling in het bestaande burencontact.

Figuur 2. Huurdersprofielen naar achtergrondkenmerken en sociale belevingen en gedragingen in de woonomgeving

Tabel 1 laat de verdeling zien van de huurdersprofielen naar leeftijdsgroepen. Duidelijk wordt dat de twee profielen waarin sociale isolatie terugkomt minder vaak voorkomen onder de oudere leeftijdsgroepen. Zo zijn er onder huurders ouder dan 85 jaar bijna geen senioren te vinden die behoren tot het profiel ‘vulnerable’. Ook het profiel ‘lone farmers’ komt minder vaak voor onder huurders in de oudere leeftijdsgroepen. Hoe deze relatie tussen huurdersprofielen en leeftijd precies moet worden geduid is lastig te bepalen op basis van de beschikbare data. Een verdere analyse van uitstroomdata zou kunnen uitwijzen in hoeverre dit van doen heeft met de uitstroom van sociaal geïsoleerde huurders naar een andere (intramurale) woonvoorziening dan wel met een andersoortige reden.

Tabel 1. De verdeling (in %) van de huurdersprofielen naar leeftijdsgroep

Leidt meer burencontact tot minder eenzaamheid?

De hierboven beschreven bevindingen wijzen uit dat de vier huurdersprofielen zich onderscheiden naar belevingen dan wel gedragingen aangaande burencontact. Huurders binnen de profielen die zijn gebaseerd op eenzaamheid en/of sociale isolatie hebben in vergelijking met de grote meerderheid van de huurders minder burencontact (‘vulnerable’ en ‘lone farmers’) en/of een minder positieve houding ten aanzien van het bestaande burencontact (‘vulnerable’ en ‘lonely in a crowd’). Wat de data echter niet laat zien is of deze relaties tussen eenzaamheid en sociale isolatie enerzijds en (ervaringen met) burencontact anderzijds ook daadwerkelijk oorzakelijke relaties zijn. De vraag is of burencontact eenzaamheidsgevoelens daadwerkelijk kan verminderen. Een andere mogelijkheid is dat bepaalde huurdersprofielen door hun kenmerkende eigenschappen zowel eerder eenzaamheidsgevoelens ervaren als minder vaak (plezierig) burencontact kunnen of willen hebben. Zeker bij het vaststellen van een woonvisie is het van belang dit te achterhalen. Figuur 2 laat vanuit dit perspectief zien dat huurdersprofielen met sterke eenzaamheidsgevoelens (‘vulnerable’ en ‘lonely in a crowd’) worden gekenmerkt door eigenschappen die (plezierig) contact met buren kunnen belemmeren en daarnaast eenzaamheidsgevoelens in de hand kunnen werken. Huurders binnen deze profielen zijn onder andere meer introvert, hebben vaker moeite met rondkomen, ervaren meer problemen met hun gezondheid en geven vaker aan door fysieke of psychische gezondheidsproblemen belemmerd te worden in het aangaan van contacten.

Op zoek naar gestandaardiseerd maatwerk

Naar aanleiding van de beschreven huurdersprofielen ontstaan aanknopingspunten voor het zoeken naar passende interventies voor het bestrijden van eenzaamheid die woningcorporaties, of hun samenwerkingspartners, kunnen toepassen in de praktijk. Interventies op maat zijn belangrijk in de strijd tegen eenzaamheid (Bles e.a., 2020). Echter, voor corporaties en zorg- en welzijnsorganisaties moet er sprake zijn van een realistische balans tussen maatwerk en standaardisering. De vier profielen van Newall en Menec (2019) geven hier mogelijke handvatten voor aangezien deze, toegepast op de huurderspopulatie, inzicht verschaffen in het hoe en waarom van (het risico op) eenzaamheid en sociale isolatie. Woningcorporaties kunnen op basis hiervan een betere inschatting maken voor welke groep (eenzame) huurders het zinvol is om in te zetten op het faciliteren van ontmoeting in de woonomgeving en voor welke groep huurders andersoortige interventies, door bijvoorbeeld zorg- en welzijnsorganisaties, meer op zijn plaats zijn.

Zonder te pretenderen de vraag te kunnen beantwoorden welke (eenzaamheids)interventies zinvol zijn voor welk type huurder, kan op basis van de profielen een denkrichting worden geformuleerd. Voor het profiel ‘vulnerable’ zou het faciliteren van ontmoeting in de woonomgeving mogelijk van meerwaarde kunnen zijn, maar hoogstwaarschijnlijk niet zonder bijpassende begeleiding. Het bevorderen van de fysieke, maar zeker ook de sociale, toegankelijkheid zou hierbij een rol kunnen spelen, waarbij de meer kwetsbare huurders op een passende manier worden ondersteund bij het overwinnen van eventuele ‘drempelvrees’ en het aangaan van sociale interactie met medebewoners. Opgemerkt moet worden dat het hier gaat om een relatief kleine groep huurders. De ‘lone farmers’ daarentegen zijn meer op zichzelf en zijn tevreden met de beperkte hoeveelheid contact. Het lijkt weinig zinvol deze groep bewoners te willen bereiken met eenzaamheidsinterventies. Wel lijken ze maar een (zeer) beperkt sociaal vangnet te hebben. Inzetten op monitoren of het preventief een oogje in het zeil houden kan voorkomen dat huurders in dit profiel buiten het zicht en zonder hulp van anderen met problemen of kwetsbaarheden moeten omgaan. Zeker als er een verandering in hun leefsituatie plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld stoppen met werken of (chronisch) ziek worden. Voor huurders binnen het profiel ‘lonely in a crowd’ lijken interventies om contact te stimuleren grotendeels overbodig, aangezien er wel degelijk sprake is van burencontact. Het bestaande burencontact lijkt echter niet altijd bevredigend, wat blijkt uit het relatief hoge aandeel huurders met negatieve ervaringen in het burencontact en het relatief hoge aandeel dat aangeeft, ondanks het bestaande burencontact, toch meer contact met buren te willen. Bewoners binnen dit profiel zouden mogelijk geholpen kunnen worden met sociale interventies gericht op het verbeteren van sociale vaardigheden en het omgaan met eenzaamheidsgevoelens.​

Concluderend

Inzetten op het faciliteren van ontmoeting in de woonomgeving biedt mooie kansen om banden met buren aan te halen voor huurders die daarvoor kunnen en willen openstaan. Vaak echter is er ook de expliciete verwachting dat het faciliteren van ontmoeting meerwaarde kan hebben voor bewoners die kampen met eenzaamheidsgevoelens en/of een klein sociaal netwerk hebben. Bovenstaande verkenning van huurdersprofielen naar eenzaamheid en sociale isolatie laat zien dat dit niet zo eenvoudig gesteld kan worden. Eenzaamheid en sociale isolatie zijn twee verschillende concepten, welke soms samen voorkomen bij huurders, maar vaker juist apart van elkaar. Mensen met een klein netwerk zijn niet per definitie eenzaam, en mensen die eenzaam zijn kunnen alsnog een relatief groot sociaal netwerk hebben. Als woningcorporaties, maar ook hun samenwerkingspartners, echt iets aan de bestrijding van eenzaamheid onder bewoners bij willen dragen moet vooraf meer bewustzijn en kennis worden gecreëerd over welk type interventie meerwaarde kan hebben voor welk type huurder. In dit kader kan het ook verstandig zijn na te denken over vaardigheden die professionals in het werkveld nodig hebben voor het herkennen van de diverse profielen huurders in hun werkpraktijk. Dit artikel is daarvoor een eerste aanzet.

Met dank aan alle betrokken medewerkers en huurders van Woonzorg Nederland voor hun bijdrage aan dit onderzoek.

Literatuurlijst

  1. Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg en Aedes. (2018). Bouwen aan sociale netwerken. 9 inpirerende voorbeelden. Den Haag.
  2. Bles, R., van Loon, M., Maathuis, I., & Mohammadi, M. (2020). Eenzaamheidsinterventies voor ouderen: Waar staan wij nu?. TPO-De Praktijk, 15, 20-23.
  3. De Jong Gierveld, J., & Havens, B. (2004). Cross-national comparisons of social isolation and loneliness: introduction and overview. Canadian Journal on Aging/La Revue canadienne du vieillissement, 23(2), 109-113.
  4. De Jong Gierveld, J., & Van Tilburg, T. (2008). De ingekorte schaal voor algemene, emotionele en sociale eenzaamheid. Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie, 39(1), 4-15.
  5. Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen van GGD’en, CBS en RIVM (2022). Statistieken beschikbaar op de website van VZinfo.nl: https://www.vzinfo.nl/eenzaamheid/leeftijd-en-geslacht#eenzaam-volwassenen (bezocht op 6 september 2023).
  6. Newall, N. E., & Menec, V. H. (2019). Loneliness and social isolation of older adults: Why it is important to examine these social aspects together. Journal of Social and Personal Relationships, 36(3), 925-939.