Geluksgevoel
Einde 2022 vroeg de Koning Boudewijnstichting 2400 niet-zorgbehoevende mensen tussen 60 en 85 jaar naar hun geluksgevoel en hun houding tegenover ouder worden. Een gelijkaardige bevraging werd al eens uitgevoerd in 2017 en in 2020.
Over dit onderzoek
De bevraging werd uitgevoerd door Indiville tussen 23 november en 25 december 2022.
De doelgroep van deze studie was de Belgische, niet-hulpbehoevende bevolking ouder dan 60 jaar. 2062 personen werden online (n = 1762) en telefonisch (n=300) bevraagd. Om de culturele diversiteit te vergroten werden ook 339 personen bevraagd via straatinterviews. De data van de online en telefonische bevraging werden gewogen om representatief te zijn voor geslacht, leeftijd, opleiding en gewest. Voor de analyses van de vragen die ook tijdens de straatinterviews werden gesteld, werd bijkomend de origine van de respondent meegenomen (Belg met Belgische achtergrond, Belg met buitenlandse achtergrond en niet-Belg), waarbij de respondenten uit de face-to-face bevraging een neutraal gewicht kregen op de andere socio-demografische variabelen. Naast een herneming van de basisthema’s van de bevragingen in 2017 en 2020 (geluk en gezondheid, kijk en voorbereiding op latere levensjaren, geven en krijgen van zorg en sociaal weefsel) werd in de meting van 2022-2023 bijzondere aandacht besteed aan wonen in de latere levensjaren en aan de attitudes tegenover woonzorgcentra.
Goed nieuws: de 60-plussers geven zichzelf gemiddeld een 7,3 op de gelukscore en zijn tevreden met wat zij in het leven hebben bereikt, eenzelfde cijfers als in vorige bevragingen. De belangrijkste factoren die de geluksscore beïnvloeden zijn: emotionele verbinding met anderen, gezondheid en hoe men kijkt naar ouder worden. Leeftijd, kans op hulpbehoevendheid en het al dan niet hebben van een partner, speelden minder een rol. Ongeveer 40% van de ondervraagden kijkt uit naar de volgende levensfasen en hoopt 90 jaar of ouder te worden. Maar er is ook minder goed nieuws: het aantal 60-plussers in België dat negatief of zelfs zeer negatief staat tegen ouder worden, groeit gestaag. In 2017 keek 32% van de ondervraagden (zeer) negatief naar de toekomst, in 2020 was dat al 35% en in 2022 steeg dit tot 41%. Bij niet-Belgen en bij mensen met een hoog risico op gezondheidsproblemen ligt dat percentage nog hoger. Als we één ding onthouden uit deze brede bevraging, is dat het voor 60-plussers loont om in te zetten op een sociaal netwerk. Zo heeft vrijwilligerswerk of betrokkenheid bij een vereniging een duidelijk positief effect op het geluksgevoel. Wie zich eenzaam en sociaal geïsoleerd voelt, is minder gelukkig en heeft een negatiever beeld van de toekomst én van het leven in een woonzorgcentrum.
Gedeelde bezorgdheden
De ondervraagde 60-plussers delen een aantal bezorgdheden. Het verlies van zelfstandigheid staat daarbij op nummer 1, gevolgd door financiële zorgen met vooral twijfels over betaalbare medische zorg, en tot slot vereenzaming.
De angst voor het verlies van zelfstandigheid is het grootst bij mensen die kampen met gezondheidsproblemen en mensen die een beperkt sociaal netwerk hebben. Meer dan de helft van de 60-plussers kan maar aan een beperkt aantal mensen hulp vragen bij ziekte of medische zorgen. Voor 43% gaat het om één of twee mensen en 9% heeft helemaal niemand om een beroep op te doen.
Geldgebrek is voor drie op tien 60-plussers een realiteit. Ze komen moeilijk rond en maken zich zorgen over de inflatie en de medische kosten. Amper 36% van hen denkt voldoende financieel sterk te staan om een lang leven te kunnen leiden.
Ook eenzaamheid is heel wat ouderen niet vreemd. Één op vijf 60-plussers zegt zijn zorgen met niemand te kunnen delen.
Geen plan voor morgen
Veel mensen maken zich zorgen over hun oude dag, maar weinigen hebben een plan om mogelijke problemen op te vangen. Slechts 18% ondernam al concrete stappen, terwijl 70% zegt niet actief bezig te zijn met de toekomst. Amper één op de vijf heeft een financieel toekomstplan met aandacht voor medische kosten. Echter, naarmate mensen ouder worden, gaan ze zich wél beter voorbereiden. Zo heeft één op drie 80-plussers wél een plan. Hoe meer hulpbehoevende mensen men om zich heen ziet, hoe meer men gemotiveerd is om zelf ook maatregelen te nemen.
De toekomst is thuis
Één ding staat centraal bij zowat alle 60-plussers: de wens om thuis of op zijn minst in de eigen buurt te blijven wonen. En dat doen ze graag zo zelfstandig mogelijk, zo nodig met wat hulp van buitenaf.
Hoe ouder mensen worden, hoe sterker ze opzien tegen een verhuis. Maar liefst 82% van de 80-plussers ziet verhuizen helemaal niet zitten. Ook wie hulpbehoevend wordt, blijft het liefst op zijn eigen stek, al geldt dat iets minder voor mensen die huren of mensen met ernstige gezondheidsproblemen. Wat geldt voor het huis, geldt ook voor de buurt. De meeste 60-plussers wonen graag in hun buurt en willen daar blijven. De grote meerderheid vindt zijn buurt daar ook best geschikt voor, al geeft iets meer dan de helft aan dat er problemen zijn met toegankelijkheid voor rolstoelen of rollators. De meeste ondervraagden kunnen bij een van de buren terecht als er een probleem is.
Hoe kijken mensen met een migratieachtergrond naar ouder worden?
Niet-Belgen en Belgen met een recente migratieachtergrond kijken heel anders naar ouder worden dan Belgen. Zo gaan ze er veel minder van uit dat ze in een woonzorgcentrum kunnen terechtkomen en rekenen veel meer op hun kinderen en kleinkinderen om voor hen te zorgen. 83% van hen heeft er vertrouwen in dat ze genoeg hulp zullen krijgen en thuis zullen kunnen blijven in geval van gezondheidsproblemen. Bovendien vindt 90% van hen dat ook de plicht van hun kinderen – bij Belgen was dat maar de helft. Tegelijk baart hen dat zorgen, omdat ze vrezen hun familie tot last te zijn. 89% van hen geeft aan bang te zijn om hulpbehoevend te worden. Het idee te moeten verhuizen, beoordeelden bijna alle niet-Belgen als ‘heel erg’.
De angst voor het woonzorgcentrum
Bijna vier op de tien bevraagde 60-plussers staan negatief tegenover een verhuis naar een woonzorgcentrum en 71% hoopt er nooit te belanden. Niet-Belgen en mensen die weinig sociale contacten hebben of eenzaam leven, zijn het meest uitgesproken negatief. 80-plussers én mensen die iemand kennen in een woonzorgcentrum, hebben een iets positiever beeld. Opvallend daarbij is dat bijna de helft van de bevraagde 60-plussers geen duidelijk beeld heeft van het leven in een woonzorgcentrum. Ze weten bijvoorbeeld niet hoe de contacten met andere bewoners geregeld zijn, en of er een zekere mate van vrijheid en zelfstandigheid mogelijk is. Wanneer hen wordt gevraagd wat belangrijke criteria zijn voor een aangenaam verblijf in een woonzorgcentrum, staan de volgende punten bovenaan:
- Maximale zelfstandigheid (57%),
- Thuisgevoel (46%),
- Toegang tot het internet (38%),
- Privacy op de kamer met bijvoorbeeld deurbel en eigen telefoon (36%).
Tubbe: een woonzorgmodel voor en door bewoners
Een initiatief dat tegemoet wil komen aan de wensen van ouderen voor wat betreft het leven in een woonzorgcentrum, is ‘Tubbe’. Dit initiatief is gebaseerd op ervaringen in Scandinavië en is gestoeld op één uitgangspunt: bewoners van woonzorgcentra medezeggenschap geven over hun dagelijkse leven en de plek waar ze wonen. Door hen de regie maximaal in eigen handen te geven, ontwikkelen bewoners sterkere banden met medewerkers, medebewoners, met hun familie en met de buurt. Ze hebben meer sociaal contact, en ook de kwaliteit van de zorg én de veiligheid vaart er wel bij.
Bewoners betrekken kan op allerlei manieren. Ze kunnen bijvoorbeeld de menu’s voor het eten helpen opstellen, of hun eigen recepten delen met de kok, die het eten op hun favoriete manier klaarmaakt. Bewoners kiezen zelf hoe laat ze ontbijten, wanneer ze tv kijken en wanneer ze gaan slapen. Ze beslissen mee over de inrichting van het interieur, het terras en de tuin. Ze kunnen ook deelnemen aan de raad van bestuur van het centrum, worden betrokken bij evaluatiegesprekken en aanwervingen of participeren aan werkgroepen over pakweg activiteiten en aankopen. Om zich thuis te voelen, kunnen de kleinste details soms belangrijk zijn voor een bewoner.
Een principe als Tubbe wordt niet van de ene dag op de andere in alle lagen van een woonzorgcentrum ingevoerd, doorgaans gaat dit geleidelijk. Sommige woonzorgcentra implementeren het principe meteen organisatie-breed, andere proberen het eerst uit op één of enkele afdelingen, bijvoorbeeld bij de bewoners van de serviceflats. Elk woonzorgcentrum zoekt zijn eigen weg, maar het is wel de bedoeling dat het centrum evolueert van een piramidaal management naar een horizontaal gecoachte organisatie.
In België lijken dagelijkse gesprekken en gedachtewisselingen met de bewoners beter te werken dan formele vergaderingen. Cruciaal daarbij is natuurlijk dat het personeel de tijd krijgt om echt te luisteren naar de verhalen van bewoners.
Geen idee te gek
Participatie staat centraal in Tubbe-woonzorgcentra. Bewoners beslissen mee hoe het dagelijks leven wordt georganiseerd. “Wij werken in de woning van onze bewoners, het is hún thuis”, zo verwoordt Githa Praet, algemeen directeur bij Zorgband Leie en Schelde, het mooi. “Zo ontstaat een dynamiek van relatiegerichte zorg. Behalve de bewoners worden ook vrijwilligers en medewerkers betrokken. De directie wordt meer een coach dan een baas.”
Neem nu het verhaal van deejay Henri. Op zijn negentigste is hij nog altijd een vaste waarde achter de draaitafel van het woonzorgcentrum Heilig Hart in Oudenaarde. Dat Henri zijn passie voor muziek kan blijven botvieren, dankt hij aan de hulp van een medewerker die zijn liefde voor muziek deelt. “Als je durft loslaten en bewoners en medewerkers aan zet laat, zie je dingen ontstaan en groeien”, zegt Katrien Nelissen, algemeen directeur van het Heilig Hart. “Geen idee is te gek en dat trekken we door op alle vlakken”, beaamt Githa Praet. “We zien vaak dat mensen openbloeien wanneer ze meer bij het dagelijks leven in het centrum worden betrokken”, getuigt een andere directeur.
Positieve evaluatie
De evaluaties van de Tubbe-projecten spreken voor zich. Bij het begin van een project zegt amper 20% van de bewoners zich nuttig te voelen. Na anderhalf jaar Tubbe loopt dat percentage op tot 40%. En wanneer bij het begin gemiddeld amper 35% van de bewoners zich thuis voelt in het woonzorgcentrum, is dat na anderhalf jaar Tubbe al 55%. De bewoners ervaren meer tevredenheid en een hechtere band met het personeel en de andere bewoners.
Bij het personeel ervaren sommigen, vooral in het begin, dat ze meer werk hebben. Maar na een tijdje geven ze aan dat ze zich dankzij Tubbe meer op mensen richten dan op taken. Na anderhalf jaar zegt meer dan de helft van de medewerkers dat de zorg in hun afdeling sterk verbeterd is. Het Tubbe-model biedt daarmee een mogelijke manier om de belangrijkste wensen van ouderen op latere leeftijd – het behoud van autonomie en zeggenschap – te verwezenlijken.
De Koning Boudewijnstichting steunt Tubbe
De Koning Boudewijnstichting startte in 2017 zes Tubbe-proefprojecten op. Na positieve evaluaties werd het Tubbe-verhaal uitgebreid in 2020. Intussen hebben al 197 woonzorgcentra in België de Tubbe-principes geïntegreerd in hun werking. Dit jaar worden opnieuw 47 woonzorgcentra naar een Tubbe-aanpak gecoacht.
De 6 leidende principes van Tubbe zijn:
1. De autonomie en het gevoel van eigenwaarde van elke bewoner aanmoedigen. De capaciteiten en talenten van bewoners identificeren en waarderen. Maximaliseren van hun mogelijkheden om beslissingen te nemen over hun eigen leven en om bepaalde taken zelf uit te voeren.
2. Bewoners en personeel systematisch betrekken bij beslissingen over de organisatie van het dagelijks leven in het centrum. Openstaan voor vragen, wensen en behoeften van bewoners.
3. Ervaringen en verantwoordelijkheden delen door personeel en bewoners en waar mogelijk samen deelnemen aan activiteiten.
4. Banden stimuleren met de familie en met de lokale gemeenschap.
5. Verandering ondersteunen en een gedeelde visie creëren onder personeel en bewoners.
6. Autonomie en besluitvorming van het personeel maximaliseren.
Tubbe is geen pasklaar model, elk centrum bepaalt zelf hoe ze de principes willen toepassen. Dit vergt ook een ander soort leiderschap en werkorganisatie. Een aantal directeuren vervullen daarom een landelijke ambassadeursfunctie. Het is de ambitie van de Koning Boudewijnstichting om deze werkwijze ook ingang te doen vinden in Nederland en in Frankrijk.
Over de Koning Boudewijnstichting
De Koning Boudewijnstichting heeft als opdracht bij te dragen tot een betere samenleving in België, in Europa en elders in de wereld. Ze is een actor van verandering en innovatie ten dienste van het algemeen belang en van de maatschappelijke cohesie. Om een maximale impact te realiseren versterkt de Stichting de competenties van organisaties en individuen. Ze stimuleert doeltreffende filantropie bij personen en ondernemingen. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was.