‘Wettelijke devolutie’ en ‘reserve’, wat houdt dat in?
Overlijden zonder testament: ordes en graden in de wettelijke devolutie
Wanneer iemand zonder testament of andere wilsbeschikking (intestaat) komt te overlijden, wordt de nalatenschap verdeeld volgens de regels van de wettelijke devolutie. Het Burgerlijk Wetboek schrijft voor wie de wettelijke erfgenamen zijn, die aangeduid worden op basis van hun bloedverwantschap met de erflater. De bloedverwanten worden door de wetgever ingedeeld in vier ordes, waarbij de meest verwante orde de ‘lagere’ ordes uitsluit: zo krijgen afstammelingen (de eerste orde) altijd voorrang op ouders, broers en zussen (de tweede orde), die op hun beurt de verdere ascendenten (de derde orde) en de verwanten in de zijlijn, zoals tantes, nonkels, neven en nichten (de vierde orde), uitsluiten. Binnen elke orde bepaalt de graad van verwantschap wie effectief tot de nalatenschap geroepen wordt: zo zal het kind van de overledene (eerste graad) eerder tot de nalatenschap geroepen worden dan een kleinkind (tweede graad), hoewel zij beiden tot de eerste orde van erfgenamen behoren.
De wettelijke reserve
Binnen de categorie van de wettelijke erfgenamen is er een kleine groep van personen die een bijzondere bescherming geniet, en voor wie de wetgever een minimaal erfdeel of een reserve voorbehouden heeft: de reservataire erfgenamen. Sinds de hervorming van het erfrecht in 2018, zijn dit de langstlevende echtgenoot en de afstammelingen van de overledene (Verbeke, 2018). De reserve van de langstlevende betreft een reserve in vruchtgebruik. De reserve van de afstammelingen is concreter en strekt zich uit over de helft van het vermogen van de erflater, dat daarom voor hen “gereserveerd” wordt.
Als de reserve aangetast wordt (bijvoorbeeld doordat de erflater te veel van zijn vermogen weggeschonken heeft) kunnen de erfgenamen een vordering tot inkorting instellen, die tot gevolg heeft dat het ‘aangetaste’ deel van de reserve, teruggegeven dient te worden. Vóór de hervorming van het erfrecht in 2018 betrof dit een inkorting in natura, waardoor er een echte teruggave van de desbetreffende gelden of goederen diende te gebeuren; een regeling die, zeker bij onroerende schenkingen, vervelende tot catastrofale gevolgen kon hebben. In 2018 werd dit omgevormd naar een inkorting in waarde, zodat er enkel een teruggave in geld dient te gebeuren.
De autonomie van de erflater: vrijheid, binnen een wettelijk kader
Ondanks het duidelijke kader en de beperkingen van de reserve die de wetgever oplegt, bestaan er toch voldoende manieren waarop een erflater zijn nalatenschap kan vormgeven.
Het huwelijkscontract
Gehuwde Belgen vinden een eerste mogelijkheid tot successieplanning in het huwelijksvermogensrecht. Aangezien het huwelijksstelsel vereffend wordt vóór de nalatenschap, kunnen echtgenoten de vererving van hun gemeenschappelijk vermogen in belangrijke mate regelen in hun huwelijkscontract. Een veelvoorkomende toevoeging aan het huwelijkscontract is het keuzebeding, dat de langstlevende echtgenoot toelaat om bepaalde bestanddelen, dan wel de totaliteit van het gemeenschappelijk vermogen, naar zich toe te trekken na het overlijden van de eerst-stervende echtgenoot. Voor de gemeenschappelijke kinderen, betekent dit dat de vererving van dit vermogen uitgesteld wordt tot het overlijden van de laatste ouder.
Het testament
De meest gangbare manier om een nalatenschap vorm te geven, is het testament. In dit document geeft de testator (erflater) zijn laatste wil te kennen, inclusief de wijze waarop hij zijn nalatenschap wenst te verdelen. Zo kan hij concrete, dan wel abstracte bestanddelen van zijn nalatenschap legateren aan vrienden en familieleden, goede doelen of zorginstellingen, maar ook bepaalde personen uitsluiten van zijn nalatenschap.
Een ongehuwde testator die geen afstammelingen nalaat, geniet absolute testeervrijheid. Bijgevolg kan hij in zijn testament volledig afwijken van de regels van de wettelijke devolutie, en zo alle wettelijke (niet-reservataire) erfgenamen uitsluiten van zijn nalatenschap. Deze kunnen niets inbrengen tegen deze onterving. Een testator die wél reservataire erfgenamen nalaat is iets beperkter in zijn testeervrijheid; hij kan de reserve niet ontnemen, maar kan in principe enkel beschikken over de helft van zijn nalatenschap die niet voorbehouden is: het beschikbare deel. Deze beschikbare helft kan de testator wel vrij verdelen: zo kan hij legaten toekennen aan vrienden en goede doelen, of een extra erfdeel toekennen aan bepaalde wettelijke erfgenamen.
Hoewel de testator zijn reservataire erfgenamen in principe niet kan onterven, kan hij het reservatair erfdeel wel ‘virtueel’ ontnemen in zijn testament, door het bijvoorbeeld aan een andere legataris toe te bedelen. In dat geval dient de ‘onterfde’ reservataire erfgenaam actie te ondernemen om zijn reserve op te eisen, door het instellen van een vordering tot inkorting. Indien de reservataire erfgenaam echter berust in de virtuele onterving (bijvoorbeeld vanwege een verwaterde band met de erflater) en geen vordering tot inkorting instelt, kan het testament wél als dusdanig uitgevoerd worden.
De rol van de zorgvolmacht
Een ander instrument dat in België grote populariteit geniet is de zorgvolmacht, in Nederland gekend onder de noemer ‘levenstestament’. Dit is een document waarin een lastgever één of meer lasthebbers naar keuze machtigt om zijn vermogen en andere persoonlijke kwesties te beheren wanneer hij dit zelf niet meer kan (zie ook het artikel (Geld)zorgen voor later van Ann Peuteman).
In tegenstelling tot het testament, dat pas openvalt na het overlijden van de testator, krijgt de zorgvolmacht uitwerking tijdens het leven van de lastgever. Aangezien de lastgever volledig vrij bepaalt welke bevoegdheden hij toekent aan zijn lasthebber, kan hij deze wél toelaten om handelingen te stellen waarvan de gevolgen de duurtijd van zijn eigen leven overschrijden. Qua vermogensrechtelijke bevoegdheden kan hij zijn lasthebber bijvoorbeeld machtigen om zijn bankrekeningen en effectenportefeuilles te beheren, zijn onroerende goederen te verhuren én zelfs te verkopen (bijvoorbeeld bij definitief verblijf van de lastgever in een woonzorgcentrum), en roerende én onroerende schenkingen te doen; een bevoegdheid die het interessant maakt om aan successieplanning te doen (zie hieronder). Qua persoonsgebonden aangelegenheden kan de lasthebber gemachtigd worden om de patiëntenrechten van de lastgever te behartigen, maar ook om diens huwelijksvermogensstelsel aan te passen en het eerder besproken keuzebeding uit te oefenen bij het overlijden van de eerst-stervende echtgenoot; twee bevoegdheden die ook een belangrijke rol spelen in het kader van vermogens- en successieplanning.
Wijzen van successieplanning
Schenken: arm sterven
Een van de meest voorkomende vormen van successieplanning, is het schenken van vermogensbestanddelen tijdens het leven. Schenken is doorgaans voordeliger dan erven, omdat de schijven van de schenkbelasting groter zijn, en de tarieven aanzienlijk lager zijn dan die van de erfbelasting: in Vlaanderen vallen afstammelingen voor een nalatenschap boven de 50.000 euro (tot 250.000 euro) in de schijf van 9%, terwijl een schenking tot 150.000 euro belast wordt met het laagste tarief van 3%. Bijgevolg krijgt de gemiddelde Belg vaak het advies om ‘zo arm mogelijk te sterven’, met andere woorden: een zo groot mogelijk deel van het vermogen vóór het overlijden door te sluizen naar de volgende generatie.
Er bestaan twee vormen van onrechtstreekse roerende schenkingen, die indirect ‘vrijgesteld’ zijn van de schenkbelasting. Een eerste vorm is de handgift, die een fysieke overdracht van roerende goederen (bijvoorbeeld geld, juwelen of kunstwerken) inhoudt. Een tweede vorm is de bankgift, waarbij bijvoorbeeld banktegoeden en effecten niet fysiek overgedragen worden, maar overgemaakt van de rekening van de schenker naar de rekening van de begiftigde. De enige vereiste om deze schenking volledig belastingvrij te verwezenlijken, is dat de schenker na de datum van de schenking minstens drie jaar in leven moet blijven. Zo niet, dan wordt de schenking, vanwege een fiscale fictiebepaling, als een onderdeel van de nalatenschap beschouwd en belast met de – hogere – tarieven van de erfbelasting. Dit kan vermeden worden door een onderhandse erkenning van de schenking op te stellen (een “pacte adjoint”), die de begiftigde in extremis kan laten registeren, als het einde van de schenker plots nabij blijkt.
Voor onroerende goederen is de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik een populaire constructie. Hierbij hevelt de schenker de blote of naakte eigendom van het goed al naar de volgende generatie over, maar behoudt zelf het recht voor om het goed levenslang te bewonen of te verhuren. Aangezien men bij de schenking al schenkbelasting betaalt op de waarde van de volle eigendom van het goed, is men bij het overlijden van de schenker, die de uitdoving van het vruchtgebruik en daarmee de verkrijging van het genot door de begiftigde tot gevolg heeft, geen erfbelasting verschuldigd.
Het verwerpen van de nalatenschap: louter emotioneel of fiscaal doordacht?
Een erfgerechtigde of legataris die zijn aandeel van de nalatenschap niet wenst te ontvangen, kan de nalatenschap verwerpen. Hiervoor dient de persoon in kwestie een verklaring van verwerping af te leggen voor een notaris. Voor kleine nalatenschappen, waarbij het actief minder dan 5.000 euro bedraagt, is dergelijke verklaring zelfs kosteloos.
Het is niet noodzakelijk om een motivering voor de verwerping kenbaar te maken: men mag verwerpen uit emotionele overwegingen (bijvoorbeeld vanwege een verwaterde band met de erflater) maar ook omwille van louter fiscale redenen. Bij wettelijke erfgenamen kan een dergelijke vorm van verwerping gebruikt worden om een generatiesprong van de nalatenschap te verwezenlijken, aangezien er bij wettelijke erfgenamen automatisch plaatsvervulling intreedt. Dit betekent dat het aandeel van de verwerpende erfgerechtigde automatisch toekomt aan diens afstammelingen, zonder dat er hiervoor een testament of enige andere vorm van ‘actieve’ successieplanning vereist is.
Een korte situatieschets: grootvader overlijdt zonder testament. Zijn nalatenschap bestaat uit een woning en een aantal bankrekeningen. Grootvader laat één zoon na, aan wie de volledige nalatenschap toekomt. Deze is inmiddels van middelbare leeftijd, heeft een mooie carrière uitgebouwd, en bezit zelf een woning en voldoende financiële middelen om comfortabel te leven. Hij heeft echter twee kinderen, die net aan hun professionele carrière beginnen, en die hij graag een duwtje in de rug wil geven. In dat geval kan hij ervoor kiezen om de nalatenschap van zijn vader te verwerpen. Op die manier komt de nalatenschap automatisch toe aan zijn twee kinderen, die zo elk een gelijke helft van de nalatenschap van hun grootvader verkrijgen, en als afstammelingen evenzeer van de laagste tarieven erfbelasting genieten. Zo heeft men dus een generatiesprong verwezenlijkt, zonder bijkomende formaliteiten of heffingen.
Het fiscaal erfrecht
Een gewestelijk doolhof
Zoals eerder aangehaald, zijn de tarieven van de erfbelasting in België een gewestelijke materie. In Vlaanderen wordt de erfbelasting beheerst door de Vlaamse Codex Fiscaliteit (de VCF); voor Brussel en Wallonië – waar men de benaming ‘successierechten’ gebruikt – is dit het Wetboek der Successierechten of La Code des Droits de Succession. Welke successierechten van toepassing zijn op de nalatenschap, wordt bepaald door het gewest waarin de overledene het langst gewoond heeft gedurende de laatste vijf jaar voor zijn overlijden. Deze regeling werd ingevoerd om ‘fiscaal shoppen’ te vermijden, met andere woorden het verhuizen naar een ander gewest om onder voordeligere tarieven te vallen.
Naast de loutere benaming van de belasting, verschillen ook de tarieven en belastingschijven sterk in de drie gewesten, hetgeen niet enkel bij de gemiddelde Belg, maar ook bij experts soms voor verwarring én frustratie zorgt. Zo is een successieplanning in België geen passe partout, maar is deze gebonden aan het gewest waarin de cliënt woonachtig is.
Ondanks de vele verschillen, vertonen de regelingen ook enkele gelijkenissen. Allereerst zijn de belastingtarieven progressief. Dit betekent dat de nalatenschap opgedeeld wordt in schijven, waarbij elke volgende schijf telkens aan een hoger tarief van erfbelasting onderworpen wordt. Hoe groter de nalatenschap, hoe meer belastingschijven ‘opgevuld’ worden, en hoe hoger de verschuldigde erfbelasting. De grootte van deze schijven én de tarieven van erfbelasting die op elke schijf van toepassing zijn, worden bepaald door de verwantschap tussen de erfgenaam en de overledene. Ook de (sub)categorieën van erfgenamen verschillen enigszins tussen de gewesten; hoe dan ook zullen afstammelingen en partners steeds aanspraak kunnen maken op de laagste tarieven, terwijl verdere en niet-verwante erfgenamen (de zogenaamde ‘vreemden’) geconfronteerd worden met de hoogste tarieven: tot 55% in Vlaanderen en tot 80% in Wallonië en Brussel.
Vrijstellingen en gunsttarieven
Wat betreft vrijstellingen en verminderingen zijn er ook enkele gemeenschappelijke regelingen doorheen de drie gewesten. Zo is de vererving van de gezinswoning en de inboedel door de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner,vrijgesteld van erfbelasting. Vlaanderen trekt deze vrijstelling voorwaardelijk door naar de feitelijke samenwoner, terwijl Brussel en Wallonië een vermindering voorzien voor erfgenamen in de rechte lijn. Wat betreft gunsttarieven voorzien de gewesten ook in verschillende abattementen of voetvrijstellingen (die een vermindering van de belastbare grondslag inhouden), onder andere voor gehandicapte erfgenamen en jonge kinderen die beide ouders verliezen. Ten slotte voorzien de drie gewesten ook verlaagde tarieven voor de vererving van een familiebedrijf.
Naast de gelijkenissen zijn er nog enkele regelingen die uniek zijn voor Vlaanderen: zo is de langstlevende partner geen erfbelasting verschuldigd als de totale netto-verkrijging (exclusief de vrijgestelde gezinswoning) minder dan 50.000 euro bedraagt. Ook voerde Vlaanderen recent de ‘vriendenerfenis’ in, die een erflater toelaat om een deel van zijn nalatenschap, ten belope van maximum 15.000 euro, na te laten aan ‘vrienden’, die hiervoor aanspraak kunnen maken op het laagste tarief van 3% (in tegenstelling tot de 25% die niet-verwante erfgenamen anders verschuldigd zijn).
Successieplanners en notarissen: de draad van Ariadne doorheen het labyrint?
Al het voorgaande toont aan dat het Belgisch erfrecht een ingewikkelde kluwen is van burgerrechtelijke, fiscale, federale en gewestelijke bepalingen, waardoor het als burger niet eenvoudig is om hierin de weg te vinden. Experten ter zake kunnen de burger wel handvaten aanreiken en als gids fungeren, om hem zo doorheen dit labyrint te loodsen.