1244 Weergaven
11 Downloads
Lees verder
Frits de Lange (2021). Eindelijk volwassen. De wijsheid van de tweede levenshelft. Utrecht: Ten Have. ISBN 9789025907853. 244 blz., € 20,99.

‘Wijsheid komt met de jaren’: het is een even bekende als problematische gemeenplaats. Enerzijds is er duidelijk een relatie tussen levenservaring (en dus leeftijd) en het ontwikkelen van wijsheid. Anderzijds wist Aristoteles al te vertellen dat ouderen zeker niet automatisch wijs zijn; integendeel zelfs! Toch heeft wijsheid in de eeuwen sindsdien zijn aantrekkingskracht als intrigerend ideaal voor ouder worden nooit verloren. 

Dat bewijst ook Frits de Lange, ethicus en theoloog, in zijn nieuwste boek Eindelijk volwassen. De wijsheid van de tweede levenshelft. De Lange wil een ‘ander script voor de tweede levenshelft’ presenteren, een aantrekkelijk en zingevend perspectief op onze oude dag. Hij is uitgesproken kritisch op het dominante discours over ‘succesvol ouder worden’, waarin het succes vooral wordt afgemeten aan de mate waarin senioren erin slagen om zo lang mogelijk ‘jong’ (dat wil zeggen, fit, actief, productief) te blijven. Wie daarin niet slaagt hoort – in dit door stereotypen bepaalde beeld – bij de verliezers; betreurenswaardige bejaarden die kampen met lichamelijk en mentaal verval, eenzaam en afhankelijk, aangewezen op zorg van gehaaste professionals of overbelaste mantelzorgers. Beide perspectieven op ouder worden – het verval-perspectief en het succes-perspectief – schieten tekort stelt De Lange. In plaats daarvan zoekt De Lange een derde weg, tussen de onrealistische heroïek van oud-worden-als-jong-blijven en de deprimerende doem van oud-worden-als-verval.

De Lange is uiteraard niet de eerste die constateert dat het onze cultuur aan inspirerende narratieven over ouder worden ontbreekt, noch de eerste die daarvan de problematische gevolgen onder de aandacht brengt. Het is óók niet de eerste keer dat hijzelf in zijn oeuvre tracht een alternatief te formuleren; eerder deed hij dat bijvoorbeeld in De mythe van het voltooide leven. Voor de oude dag van morgen (2007), Waardigheid. Voor wie oud wil worden (2010) en het Engelstalige Loving later life. An ethics of aging (2015). Wie deze werken in hun chronologische volgorde leest, valt op dat De Lange’s perspectief in de loop van de tijd een transformatie door heeft gemaakt. Waar hij eerder concepten als zelfverwerkelijking en waardigheid als richtlijn koos, is in dit nieuwe boek wijsheid zijn kompas in de zoektocht naar een inspirerender verhaal over ouder worden, en daarvoor dient het zelf juist te worden gerelativeerd en losgelaten.   

De Lange laat zich inspireren door een rijk palet aan bronnen: gerontologische theorieën, zoals de gerotranscendentietheorie van Tornstam, de levenslooppsychologie van Erikson, en het werk van Baltes over wijsheid. Maar ook diverse filosofen en theologen, zoals Bonhoeffer, Duintjer en Schopenhauer, bieden hem bouwstenen voor het ontwikkelen van zijn visie op wijsheid. Naast academische bronnen maakt De Lange bovendien gebruik van de poëzie van Elisabeth Eybers, het Bijbelboek Job, en diverse mystieke denkers. Wat al deze bronnen gemeen hebben is dat ze oproepen om het belang van het ego te leren relativeren en een meer transcendente bestaansoriëntatie te omarmen. Deze onthechting van het zelf, die gepaard gaat met deugden als nederigheid, compassie en generativiteit, is volgens De Lange de kern van wijsheid.

Een charmante en bij vlagen ontwapenende kant van het boek is dat De Lange – onlangs gepensioneerd als hoogleraar aan de Protestantse Theologische Universiteit – zijn eigen worstelingen met het ouder (en wijzer) worden niet buiten schot laat. Openhartig verweeft hij voorbeelden uit zijn eigen leven met zijn betoog; de ‘vernederende’ ervaring van het moeten dragen van een gehoorapparaat, niet meer mee kunnen komen op de fietsclub, de angst dement te eindigen. Hij lijkt met zijn betoog niet alleen zichzelf, maar zijn hele eigen generatie – de babyboomers – aan te sporen hun overmatige gehechtheid aan autonomie en zelfontplooiing los te laten en in de herfst van hun leven een andere richting in te slaan: de smalle weg die leidt van een opgeblazen, egocentrisch zelf naar een ijler, ‘lichtgewicht’ zelf. Een zelf als dat van Elisabeth Eybers, die in het door De Lange geanalyseerde gedicht ‘Uitsig op die kade’ opmerkt: ‘Ek mis myself steeds minder’ en ‘Ek hoop/om te voldoen aan omgekeerde bloei’. 

Zoals alle boeken van De Lange leest ook Eindelijk volwassen prettig en toegankelijk; hij laat zien goed geïnformeerd te zijn over de verschillende perspectieven op wijsheid, maar vermijdt nodeloos ingewikkelde academische uitleg. Wel zal het boek vermoedelijk vooral mensen aanspreken die een gevoeligheid voor spirituele, religieuze en mystieke perspectieven met De Lange delen. Voor hen biedt zijn boek ongetwijfeld het inspirerende script voor de tweede levenshelft dat het belooft. Het boek lijkt zich echter weinig rekenschap te geven van de heterogeniteit van de ouder wordende bevolking, ondanks dat het belooft een alternatief cultureel script te bieden – dat wil zeggen, een script met relevantie voor de hele samenleving. Mogelijke verschillen in gender, etniciteit en sociaaleconomische achtergrond tussen ouderen, waarvan het voor de hand ligt dat ze het perspectief op ouder worden zullen beïnvloeden, komen amper aan bod. In dat opzicht preekt De Lange wellicht wat voor eigen parochie.

Een andere kanttekening die bij het boek te maken valt betreft de mogelijk nadelige gevolgen van de grote nadruk op zelfverlies en zelfrelativering voor de maatschappelijke bejegening van ouderen. Het is de vraag of een cultureel verhaal waarin het zelf van ouderen, hun opgebouwde identiteit, niet meer zo belangrijk is, en nederigheid een belangrijke deugd, wel zo’n wenselijk script is als we het bezien in het licht van de bestrijding van ageisme en het respecteren van de waardigheid van ouderen. Het kan er immers onbedoeld toe leiden dat we het actorschap van ouderen gaan bagatelliseren of zelfs ontkennen dat het voor hen nog relevant is om zeggenschap of regie over hun eigen leven te hebben. Het beeld dringt zich op van een ‘disengagement-theorie revisited’, waarin ouderen geacht werden zich terug te trekken uit de maatschappij, met als enige overgebleven taak zich voor te bereiden op de dood. Een overtuigend cultureel narratief gebaseerd op wijsheid zou gebaat zijn bij een geloofwaardig actorperspectief, opdat we ouderen, ook in hun kwetsbaarheid, blijven zien als unieke individuen met een door levenservaring gerijpt zelf. Dit is een ‘vol-wassen-heid’ die in De Lange’s taalspel van het zelf als steeds verder ‘leeg’ rakende ruimte onvoldoende aan bod komt. Niettemin biedt zijn boek voldoende stof tot nadenken voor iedereen die bewust met ouder worden bezig wil zijn.