Lees verder
Bij de zorg voor mensen met dementie thuis zal het informele netwerk van familie, naasten en buren steeds belangrijker worden. Het inzichtelijk maken en versterken van dit informele netwerk ligt veelal bij de zorgprofessionals. In hoeverre beschikken zij over de motivatie en competentie om het informele netwerk inzichtelijk te maken?

Informele netwerken bij ouderen

Het is bekend dat een informeel (sociaal) netwerk voor ouderen een positieve invloed heeft op de kwaliteit van leven en bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn (Schölzel-Dorenbos e.a., 2006). Bij ouderen zijn vijf verschillende soorten informele netwerken te onderscheiden:

  1. Ouderen doen actief mee aan de samenleving, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk. Veelal woont de familie verder weg, maar zij onderhouden actief contact met familie, vrienden en buren.
  2. Anderen hebben een netwerk waarbij men een hechte band heeft met familie, vrienden en buren. Deze ouderen wonen langer op eenzelfde plek en waren voorheen erg maatschappelijk betrokken.
  3. Ook zijn er ouderen met netwerken waarbij voornamelijk gefocust wordt op familie. Er zijn in dit geval weinig vriendschappelijke relaties of burenrelaties. Vaak gaat het over een gezin waarbij de kinderen volwassen zijn.
  4. Er zijn ook ouderen die weinig contact hebben met anderen. Vaak woont één familielid in de buurt, maar het gaat veelal niet om een van de eigen kinderen.
  5. Als laatste zijn er ouderen met een beperkt en gesloten netwerk. Het omvat veelal alleen een partner. Er is geen contact met buren en familieleden en deze ouderen zijn niet betrokken bij de samenleving of de buurt (Rodriguez e.a., 2018).

Hoe het netwerk in elkaar zit, is erg bepalend voor het type zorg waar iemand een beroep op doet wanneer hij/zij afhankelijk wordt van zorg. Ouderen met een breed georiënteerd netwerk (categorie één) zullen meer een beroep doen op het eigen netwerk. Voor zorgprofessionals is het daarom belangrijk dat zij het netwerk van ouderen die zij ondersteunen in kaart brengen. Echter Zwart-Olde e.a. (2013) geven aan dat dit vaak niet wordt gedaan.

Het is daarom de vraag wat beweegredenen zijn om dit netwerk al dan niet in kaart te brengen. De inzichten van deze studie kunnen bijdragen aan het versterken van het informele netwerk om zo mensen met dementie en hun naasten te ondersteunen bij het prettig en langdurig thuiswonen.

Het informele netwerk volgens zorgprofessionals

De zorgprofessionals uit deze studie definiëren het informele netwerk als ‘iedereen die niet onder het professionele netwerk valt’. Zij benoemen partner, kinderen en familieleden. Ook buurtgenoten, leden van een vereniging, winkeliers of mensen uit een dagbesteding werden benoemd. De zorgprofessionals geven aan dat het informele netwerk bij mensen met dementie vaak kleiner wordt. Een van de redenen hiervoor zijn karakterveranderingen die ervoor zorgen dat het gedrag van de persoon met dementie door de omgeving minder goed begrepen wordt, met als gevolg dat mensen afstand nemen. Ook speelt soms mee dat mensen met dementie verhuizen en logistiek verder van de familie af staan en/of zelf minder vaak buiten de deur komen.

“Wanneer iemand dementie krijgt, wordt het voor het informele netwerk vaak ingewikkelder om met diegene om te gaan.”

Motivaties en beweegredenen

Alle zorgprofessionals in deze studie geven aan gemotiveerd te zijn om het informele netwerk inzichtelijk te maken. Het belang van het inzetten van een informeel netwerk ligt verschillend. Grofweg zijn er twee typen zorgprofessionals in deze studie te onderscheiden:
Zorprofessional ‘type één’ brengt één of twee mensen (vaak partner, dochter, zoon) uit het informele netwerk in kaart waarmee zij zelf het meeste contact hebben om zorg te kunnen leveren. Dit netwerk helpt de zorgprofessional om meer te weten te komen over de cliënt, bijvoorbeeld door de zorgprofessional te informeren over de periode voorafgaand aan het moment waarop hij/zij in beeld kwam. Ook heeft het informele netwerk een signalerende rol.

“Mensen kunnen mij meteen iets laten weten als het minder goed gaat, dan ben ik er snel bij, kan ik er meteen op inspelen.”

Zorgprofessional ‘type twee’ brengt het gehele informele netwerk in kaart, zoals dat er op dat moment uitziet, met als uitgangspunt de cliënt in het midden. Deze actie heeft tot doel de cliënt en de mantelzorgers te ondersteunen, zodat de cliënt prettig thuis kan blijven wonen. Zorgprofessionals van dit type zetten het netwerk in voor specifieke vraagstukken. Bijvoorbeeld om de cliënt in contact te brengen met mensen van een dagbesteding, of door te stimuleren dat kennissen/buren langskomen wanneer gezelschap of ondersteuning gewenst is.

“Mij motiveert dat de mensen met dementie zelf een waardevoller leven hebben, want ze hebben contacten. En het ondersteunt de mantelzorger natuurlijk.”

De meeste zorgprofessionals uit deze studie vallen onder de categorie type één, waarbij sommige van deze zorgprofessionals opmerken dat het ‘hele’ netwerk in kaart brengen niet nodig is om de juiste zorg te kunnen leveren.

“Ik denk wel eens: stel dat ik dat bij elke cliënt had gedaan, zou dat dan meer in beeld komen? Misschien bij een enkeling. Maar ik denk niet dat het beter was gegaan als ik dat zo had gedaan.”

De zorgprofessional type twee geeft aan dat het netwerk hen helpt bij het ondersteunen van de cliënt. Het gaat hierbij niet alleen over zorgvragen zoals bij type één.

“Ik stel de klant centraal en probeer van daaruit te kijken wat er al ligt en wat er nodig is. En als er iets nodig is dan gaan we dit binnen de familie vragen.”

Competenties

De ‘type één’ zorgprofessional beschrijft het informele netwerk tekstueel in de rapportering. De ‘type twee’ zorgprofessional gebruikt verschillende methodieken bij het in kaart brengen van het informele netwerk. Beide typen geven aan dat zij zich er vrij in voelen hoe zij het informele netwerk in kaart brengen. Opvallend is wel dat ze aangeven over onvoldoende kennis en ervaring te beschikken om dit netwerk inzichtelijk te maken.

Bevorderende en belemmerende factoren

De zorgprofessionals geven aan dat voor het inzichtelijk maken van het informele netwerk het belangrijkste is om een goede relatie en vertrouwensband met de cliënt op te bouwen.Verder wordt aangegeven dat de cliënt moet openstaan om over het informele netwerk te praten. Indien dit niet het geval is, wordt dit als een belemmering gezien. Een andere belemmering die zorgprofessionals opmerken bij het inzichtelijk maken van het informele netwerk is de complexiteit van een informeel netwerk. In een complex netwerk spelen ruzies een rol of is er een beïnvloedend verleden. Als laatste benoemen de zorgprofessionals de beschikbare tijd (te weinig) die zij hebben en de ontwikkelingen binnen hun werkveld (bijvoorbeeld inhoudelijk vormgeven van de functie casemanager) als een belemmering.

Sterk informeel netwerk begint met type 2 zorgprofessionals

Zorgprofessionals spelen een belangrijke rol bij het ondersteunen van mensen met dementie in een thuissituatie en zijn hiertoe gemotiveerd. Een belangrijk onderdeel hierbij is inzicht en de inzet van het informele netwerk. Uit dit onderzoek blijkt dat de meeste zorgprofessionals zich beperken tot één à twee personen in het informele netwerk. Risico hierbij is dat deze personen snel overbelast kunnen raken. Dit onderzoek pleit voor meer aandacht voor type twee zorgprofessionals. Deze zorgprofessionals zijn de sleutel: ze kunnen objectief inzichtelijk maken welke steun de ouderen momenteel van hun netwerk ontvangen en waar nieuwe netwerkmogelijkheden liggen. Zij maken onderscheid in specifieke vraagstukken. Bijvoorbeeld, bij zorgvragen is persoon A de beste, bij signaleren van onveilige situaties persoon B en voor activiteiten persoon C. Als de zorgprofessional samenwerkt met het informele netwerk is dit ook voor de ouderen bevordelijk. Wel hebben deze zorgprofessionals meer kennis en ervaring nodig over inzet van verschillende methodieken.

Literatuurlijst

  1. Rodriguez, F., Pabst, A., Luck, T., König, H., Angermeyer, M., Witte, A., Villringer, A. &  Riedel-Heller, S. (2018). Social Network Types in Old Age and Incident Dementia. Journal of Geriatric Psychiatry and Neurology, 31 (4). doi: 10.1177/0891988718781041
  2. Schölzel-Dorenbos, C.J., Ettema, T.P., Bos, J., Boelens-Knoop, E. van der, Gerritsen, D.L., Hoogeveen, F. & Dröes, R.M. (2006). Evaluating the outcome of interventions on quality of life in dementia: selection of the appropriate scale. International Journal of Geriatric Psychiatry, 22(6). doi:10.1002/gps.1719
  3. Zwart-Olde, I., Jacobs, M., Broese van Groenou, M. & Wieringen, M. van (2013). Samen zorgen voor thuiswonende ouderen. Onderzoeksrapportage over de samenwerking tussen mantelzorgers, professionals en vrijwilligers in de thuiszorg. Geron, 16 (1), 23. doi: 10.1007/s40718-014-0008-9