1487 Weergaven
18 Downloads
Lees verder
De meeste ouderen wonen het liefst zelfstandig thuis. Veelal is ondersteuning vanuit de directe omgeving gewenst. Het is echter niet vanzelfsprekend dat deze omgeving actief en vitaal genoeg is. Met behulp van een quick-scan kan in kaart gebracht worden hoe actief de omgeving is en aan welke aandachtspunten gewerkt dient te worden.

De vitale gemeenschap als oplossing

90-95% van de ouderen woont zelfstandig in Nederland (Actiz, 2022) en de meerderheid van die ouderen ervaart dit als wenselijk (Wiles et al., 2012). De vraag naar (informele) zorg en ondersteuning zal stijgen doordat zelfstandig wonende ouderen te maken krijgen met steeds complexere problemen. Tegelijkertijd nemen de tekorten aan (zorg) professionals toe en het aantal potentiële mantelzorgers af (Klerk et al., 2019). Europese verzorgingsstaten met een vergrijzende bevolking, waaronder ook Nederland, stimuleren de vervanging van dure intramurale vormen van zorg naar goedkopere vormen, zoals zelfstandig wonen met aanvullende ondersteuning thuis (World Health Organization, 2021).

Aanvullende ondersteuning kan verleend worden door vitale gemeenschappen (Peak, 2021). Ouderen die hebben deelgenomen aan een onderzoek in een living lab in Limburg, geven aan dat een vitale gemeenschap kan bijdragen aan de kwaliteit van leven, het meedoen, zingeving en bieden van ondersteuning in het dagelijks functioneren. Deze informatie is verzameld door het organiseren van bijeenkomsten met zelfstandig wonende ouderen in de directe omgeving van het living lab. In een creatieve ruimte hebben ouderen in kleine groepen, onder begeleiding van de onderzoeker en studenten, gesprekken gevoerd en samen moodboards gemaakt over de belangrijkste bijdragen van een vitale gemeenschap aan het zelfstandig wonen.

In tabel 1 wordt weergegeven op welke wijze vitale gemeenschappen volgens ouderen een bijdrage kunnen leveren aan zelfstandig wonen. Daarbij is gekeken naar de betekenis van een vitale gemeenschap voor het dagelijks functioneren, de kwaliteit van leven, het kunnen meedoen in een gemeenschap en zingeving. Het is echter niet vanzelfsprekend dat gemeenschappen actief en vitaal genoeg zijn om bovenstaande ondersteuning te bieden. Gemeenschappen kennen namelijk diverse ontwikkelfasen (Webber & Dunbar, 2020; Wenger et al., 2002): de initiatieffase, de vormingsfase, de groeifase en de bloeifase. Deze ontwikkelfasen onderscheiden zich door de mate van ondersteuning en leiderschap door initiatiefnemer(s) en de binding tussen de leden onderling. In de initiatieffase is er bijvoorbeeld sprake van weinig binding tussen de leden en is een hoge mate van ondersteuning nodig van de initiatiefnemers(s). In de groeifase is er sprake van meer binding tussen de leden en minder benodigde ondersteuning van de initiatiefnemer(s) (Wenger et al., 2002). Echter het activeren van gemeenschappen in de praktijk, is een complexe uitdaging en wordt door veel actoren beïnvloed. Een kompas met informatie over de te nemen stappen, strategieën en acties zou initiatiefnemers kunnen ondersteunen in dit proces.

Tabel 1. Bijdrage van vitale gemeenschappen volgens zelfstandig wonende ouderen

De ontwikkeling van een quick-scan als onderdeel van het kompas

Tijdens een ontwerpgericht onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit Maastricht en Zuyd Hogeschool, hebben 12 ouderen en 22 professionals, samen met de auteurs van dit artikel, in een living lab in Limburg een soort handleiding (kompas) ontwikkeld waarmee gemeenschappen geactiveerd kunnen worden. De deelnemende ouderen hadden een gemiddelde leeftijd tussen 75-80 jaar, woonden zelfstandig in een huurappartement en voornamelijk alleen (zonder partner). De professionals waren werkzaam bij de gemeente (n=5), zorginstellingen (n=2), woningcorporaties (n=2), welzijnsorganisaties (n=6) en vrijwilligersorganisaties (n=7).

De handleiding, oftewel het kompas, bestaat uit een handreiking en een infographic. Met dit kompas kunnen initiatiefnemers, zoals medewerkers van gemeenten, woningcorporaties en zorg- en welzijnsorganisaties, aan de slag om de gemeenschap in het living lab te activeren. Tijdens de diverse ontwikkelsessies in het living lab gaven met name de professionals aan ook behoefte te hebben aan een eenvoudige tool om snel de vitaliteit van de huidige gemeenschap te kunnen meten. Deze tool zou hen in staat kunnen stellen om snel een indicatie te krijgen in welke ontwikkelfase de huidige gemeenschap zich bevindt. Op basis van deze kennis zouden initiatiefnemers gerichtere keuzes kunnen maken voor de te nemen stappen, strategieën en acties. Uitgaande van bestaande literatuur over de ontwikkelfasen en bouwstenen (zie tabel 2) voor een vitale gemeenschap is in co-creatie een quick-scan ontwikkeld. Deze ontwikkelde quick-scan bestond uit een korte vragenlijst van negen vragen gebaseerd op de negen bouwstenen voor een vitale gemeenschap. Per vraag/bouwsteen kan een keuze gemaakt worden tussen vier stellingen. De stellingen worden gewaardeerd met een score en vertegenwoordigen de ontwikkelfase waarin deze bouwsteen zich bevindt:

  • 1 = initiatieffase
  • 2 = vormingsfase
  • 3 = groeifase
  • 4 = bloeifase

Tabel 2. De negen bouwstenen voor een vitale gemeenschap in de eerste versie van de quick-scan

Bruikbaarheid van de quick-scan

Na de ontwikkeling van de quick-scan in het living lab, is de bruikbaarheid van de ontwikkelde quick-scan geëvalueerd met vijftien experts. Deze experts waren werkzaam bij landelijke platforms zoals Platform 31 en Movisie, (overheids-) organisaties zoals Sociaal Cultureel Planbureau en onderzoek op het gebied van wonen, (informele) ouderenzorg, gemeenschapszorg, sociale innovatie, burgerparticipatie en leefbare wijken. De experts zijn gevraagd om een online vragenlijst in te vullen. De vragenlijst bevatte vragen met betrekking tot de relevantie, compleetheid, en begrijpelijkheid (Terwee et al., 2018) van de geformuleerde bouwstenen, stellingen, en fasen in het ontwikkelproces van een vitale gemeenschap. Daarnaast werd in de online vragenlijst gevraagd naar: de relevantie van scoremogelijkheden op de stellingen en de afkappunten van de scores. En met name de vraag of het gebruik van harde afkappunten of juist een continuüm wenselijk is. In totaal hebben 15 van de 21 benaderde experts de online vragenlijst volledig ingevuld. Dit is een response van 71%. De eerste versie van de quick-scan bestond uit negen bouwstenen. Volgens de experts waren acht van de negen bouwstenen relevant voor het activeren van een vitale gemeenschap en de beoogde doelgroep. De bouwsteen ‘veerkracht’ werd gezien als niet-relevante bouwsteen. Veerkracht werd benoemd als resultaat van de vitaliteit van de andere bouwstenen. Experts gaven aan twee bouwstenen te missen: ‘demografische samenstelling’ en ‘capaciteit’. In de toelichting werd de bouwsteen ‘demografische samenstelling’ door de experts geoperationaliseerd als de opbouw van de bevolking zoals: leeftijd, afkomst, inkomen en opleiding. De bouwsteen ‘capaciteit’ werd door de experts omschreven als middelen, financiën, ontmoetingsruimte, menskracht en tijd. Deze twee bouwstenen zijn toegevoegd in de uiteindelijke versie van de quick-scan. In de vragenlijst is ook gevraagd naar de geschiktheid van de stellingen. Een groot deel van de experts (n=8) geeft aan dat de stellingen (grotendeels) geschikt zijn in relatie tot de betreffende bouwsteen, 7 experts geven in de toelichting feedback en advies ter overweging of verbetering van de stellingen. Bijvoorbeeld: de stellingen omvatten niet altijd de volledige omvang van de bouwsteen, sociale cohesie kan uit meer zaken blijken dan geschetst, multidimensionaal is veel meer dan alleen verbinding tussen groepen en sociale contacten. Wat betreft de ontwikkelfasen en scoremogelijkheden, geeft het merendeel van de experts aan de voorkeur te hebben voor een continuüm in plaats van harde afkappunten als scoremogelijkheden. Volgens de experts wordt er door de ontwikkelaars van de quick-scan ten onrechte vanuit gegaan dat vitale gemeenschappen zich enkel in positieve zin ontwikkelen. Sommige vitale gemeenschappen kunnen terugvallen naar een eerdere fase. De ontwikkeling van een vitale gemeenschap is dus geen lineair proces en de optelsom van de scores geeft slechts een indicatie van de ontwikkelfase waarin de community zich bevindt. In de evaluatie is ook gevraagd naar de begrijpelijkheid van de geformuleerde bouwstenen en stellingen voor de beoogde doelgroep (zoals medewerkers van gemeenten, woningcorporaties, zorg- en welzijnsorganisaties). De experts geven aan dat een aantal begrippen multi-dimensioneel en multi-interpretabel zijn. Ook werden de omschrijvingen van de bouwstenen vrij abstract gevonden. Het eerste advies van de experts is om de bouwstenen in de quick-scan te concretiseren door middel van een korte toelichting. Een tweede advies van de experts is om de gebruikers van de quick-scan samen te laten afstemmen wat hun definitie is van de bouwstenen en stellingen en hoe ze die met elkaar willen formuleren. De feedback is verwerkt in een definitieve versie van de quick-scan. Een voorbeeldvraag uit de quick-scan is weergegeven in tabel 3. De gehele quick-scan is gemaakt in MS-Excel en op te vragen bij de auteurs van dit artikel.

Tabel 3. Voorbeeldvragen uit de quick-scan voor de bouwsteen ‘openheid en vertrouwen’

De toekomst

Op basis van deze evaluatie kan geconcludeerd worden dat de vitaliteit van een gemeenschap in kaart kan worden gebracht met behulp van deze ontwikkelde quick-scan. De quick-scan kan gezien worden als een soort signaleringsinstrument, waarmee initiatiefnemers snel afwijkingen in de vitaliteit van de bouwstenen van een concrete gemeenschap in kaart kunnen brengen. Daarmee wordt een bruikbare basis gecreëerd voor de verdere activering van de gemeenschap om zelfstandig wonende ouderen te ondersteunen in het dagelijks functioneren, kwaliteit van leven, meedoen en zingeving. De gebruikte ontwikkelfasen, bouwstenen en stellingen zijn volgens de experts relevant, geschikt en compleet voor het meten van de vitaliteit van een gemeenschap. Ook zijn, volgens de experts, de bouwstenen en stellingen begrijpelijk voor de toekomstige gebruikers (medewerkers van gemeenten, woningcorporaties, zorg- en welzijnsorganisaties) van de quick-scan. De resultaten van deze evaluatie hebben verschillende implicaties voor de toekomstige praktijk en onderzoek. Namelijk, of de quick-scan ook in de praktijk werkt is afhankelijk van een aantal mogelijke factoren. Bijvoorbeeld: de specifieke context van een gemeenschap, de samenstelling en de bereidheid van initiatiefnemers en andere deelnemers om een gemeenschap te activeren en de kennis en kunde van de toekomstige gebruikers. Maar ook de mate van beschikbaarheid van informatie over de bouwstenen, die nodig is om de quick-scan in te vullen. De implicaties voor onderzoek hebben betrekking op de mogelijke uitkomsten van de quick-scan. Worden de beoogde uitkomsten ook behaald? Zeggen de resultaten van de quick-scan daadwerkelijk iets over de vitaliteit van de gemeenschap? Het zou nuttig zijn voor zowel de praktijk als onderzoek om een procesevaluatie uit te voeren om de quick-scan uit te proberen en te optimaliseren. Verder onderzoek, in deze, is ook gepland in een aantal proeftuinen in Limburg.

Literatuurlijst

  1. Actiz. (2022). Investeringsopgave langer thuis wonen Nederland. Retrieved 30-09-2-22 from Https://www.actiz.nl/sites/default/files/2020-12/ActiZ-Anbo-Infographic-Investeringsopgave-langer-thuis-wonen.pdf
  2. Klerk, M. d., Verbeek-Oudijk, D., Plaisier, I., & Draak, M. d. (2019). Zorgen voor thuiswonende ouderen.
  3. Peak, J. (2021). Communities within Communities–An Ecosystem to Support Ageing in Place.
  4. Terwee, C. B., Prinsen, C. A., Chiarotto, A., Westerman, M. J., Patrick, D. L., Alonso, J., Bouter, L. M., De Vet, H. C., & Mokkink, L. B. (2018). COSMIN methodology for evaluating the content validity of patient-reported outcome measures: a Delphi study. Quality of Life Research, 27(5), 1159-1170.
  5. Webber, E., & Dunbar, R. (2020). The fractal structure of communities of practice: Implications for business organization. PLoS ONE, 15(4), e0232204.
  6. Wenger, E., McDermott, R. A., & Snyder, W. (2002). Cultivating communities of practice: A guide to managing knowledge. Harvard business press.
  7. Wiles, J. L., Leibing, A., Guberman, N., Reeve, J., & Allen, R. E. (2012). The meaning of “aging in place” to older people. The Gerontologist, 52(3), 357-366.
  8. World Health Organization. (2021). Key Facts on ageing and health. World Health Organization.