1317 Weergaven
44 Downloads
Lees verder
Het aantal kwetsbare ouderen zal de komende jaren flink toenemen, maar niet alle ouderen worden kwetsbaar. Een substantieel deel van de ouderen blijft relatief vitaal. Deze groep blijft echter vaak onderbelicht in onderzoek. Met behulp van data van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) onderzochten wij: wat zijn de voorspellers van kwetsbaarheid en vitaliteit? En wat zijn de uitkomsten van vitaliteit op korte en lange termijn?

Kwetsbaarheid en vitaliteit: de begrippen

In de komende jaren groeit het aantal ouderen in Nederland sterk, in 2040 zal de groep van 75-plussers meer dan verdubbeld zijn (Statline CBS, 2019, http://statline.cbs.nl/Statweb). Er wordt dan ook een sterke toename in het aantal kwetsbare ouderen verwacht (Hoogendijk e.a., 2019). In de wetenschappelijke literatuur is een van de gangbare definities van kwetsbaarheid: “afnemende lichamelijke reserves in meerdere orgaansystemen, hetgeen kan leiden tot nadelige uitkomsten” (o.a. een verhoogde kans op vallen, afnemende mobiliteit en overlijden) (Clegg, Young, Iliffe, Rikkert, & Rockwood, 2013). Kwetsbare ouderen hebben bovendien een grotere kans op slechte uitkomsten bij stressvolle situaties, zoals ziekenhuisopnames (Hoogendijk e.a., 2019).

Hoewel de kans op kwetsbaarheid wel groter wordt naarmate de leeftijd stijgt, zijn zeker niet alle ouderen kwetsbaar. Er is ook een groep ouderen die (relatief) vitaal blijft (Minicuci e.a., 2005; Rockwood e.a., 2004; Rockwood, Song, & Mitnitski, 2011). Met vitaliteit bedoelen we in ons onderzoek: het hebben van een laag aantal beperkingen op fysiek, emotioneel en cognitief gebied (een score van ≤0.15 op de LASA Frailty Index). Het is dus een groep die niet alleen niet-kwetsbaar is (een score van <0.25 op de LASA Frailty Index), maar zich helemaal aan de andere kant van het continuüm bevindt. Deze groep bleef tot op heden onderbelicht in wetenschappelijk onderzoek.

Mogelijke voorspellers van kwetsbaarheid en vitaliteit

Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat risicofactoren van kwetsbaarheid te vinden zijn binnen alle gebieden van functioneren: sociaal-demografisch (bijv. geslacht en opleidingsniveau), psychologisch (bijv. ervaren regie en depressie), fysiek (bijv. BMI en polyfarmacie) en leefstijl (bijv. fysieke activiteit en roken) (De Breij et al., 2020). Onderzoek naar predictiemodellen, waarbij wordt nagegaan welke factoren tezamen het beste kwetsbaarheid kunnen voorspellen, is echter schaars. Het vaststellen van zo’n set van voorspellers is van belang om een risicogroep in een vroeg stadium te kunnen identificeren en gericht (preventieve) interventies in te kunnen zetten. Over de risicofactoren en voorspellers van vitaliteit is nauwelijks iets bekend.

Mogelijke uitkomsten van kwetsbaarheid en vitaliteit

Uit eerdere onderzoeken weten we dat kwetsbare ouderen t.o.v. niet-kwetsbare ouderen een verhoogd risico hebben op nadelige uitkomsten, zoals ziekenhuisopname, fracturen, eenzaamheid en overlijden (Hoogendijk e.a., 2019). Of vitale ouderen ook minder risico lopen op deze negatieve uitkomsten dan niet-vitale ouderen, is nog niet onderzocht. Ook is er tot op heden nauwelijks aandacht besteed aan mogelijke positieve uitkomsten, zoals sociale participatie en tevredenheid met het leven.

Het doel van dit onderzoek was ‘inzicht krijgen in de kwetsbaarheid en vitaliteit van de oudste ouderen (75 jaar en ouder) in Nederland’. Hiervoor zijn de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

1)         Welke factoren voorspellen kwetsbaarheid en vitaliteit?

2)         Wat zijn de uitkomsten van vitaliteit op fysiek, emotioneel en sociaal vlak?

Voor dit onderzoek maakten we gebruik van gegevens van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). LASA is een langlopende cohortstudie, die gestart is in 1992 in een representatieve steekproef van ouderen in Nederland. Kwetsbaarheid en vitaliteit werden gemeten met de LASA Frailty Index (Hoogendijk e.a., 2017).

Voorspellers van kwetsbaarheid en vitaliteit over periode 2008/2009 – 2011/2012

Om de eerste onderzoeksvraag te beantwoorden hebben wij data gebruikt uit 2008/2009 en 2011/2012. Wij hebben bij 568 75-plussers op tijdstip 1 (2008/2009) 33 factoren onderzocht als mogelijke voorspellers van vitaliteit en kwetsbaarheid drie jaar later, op tijdstip 2 (2011/2012). De factoren omvatten verschillende domeinen: sociaal-demografisch (leeftijd, sekse, opleidingsniveau, het hebben van kinderen, partner status, werk status en inkomen), leefstijl (roken, drinken, fysieke activiteit en slaapproblemen), sociaal (eenzaamheid, grootte van het sociale netwerk, ontvangen instrumentele en emotionele steun, vrijetijdsbesteding, lidmaatschap van een organisatie en vrijwilligerswerk in een organisatie), psychologisch (mastery, zelf-effectiviteit, depressieve symptomen, angstklachten, geheugenklachten en cognitief functioneren) en fysiek (handknijpkracht, hypertensie, BMI, polyfarmacie, gehoorproblemen, visusproblemen, aantal chronische ziekten, ervaren gezondheid en ervaren pijn).

Van alle respondenten categoriseerden we uiteindelijk 49.4% als kwetsbaar en 18.3% als vitaal. Van de 33 mogelijke voorspellers zijn een aantal voorspellers in het uiteindelijke predictiemodel over gebleven. Het doel van een predictiemodel is de kans op een bepaalde uitkomst zo goed mogelijk te schatten. Vitaliteit werd het best voorspeld door een lage leeftijd, vrouw zijn, matig alcoholgebruik, een hoge mate van ontvangen emotionele steun, weinig depressieve klachten, de afwezigheid van gehoorproblemen, weinig chronische ziekten en een goede ervaren gezondheid.

Om kwetsbaarheid te voorspellen, was de volgende set voorspellers het meest geschikt: een hoge leeftijd, depressieve klachten, een slecht cognitief functioneren, veel chronische ziekten, polyfarmacie (gebruik van vijf of meer medicijnen), een slechte ervaren gezondheid en een hoge mate van ervaren pijn.

Uitkomsten van vitaliteit over periode 1995/1996 – 2015/2016

Om te onderzoeken wat de uitkomsten van vitaliteit zijn, hebben we gebruik gemaakt van alle waarnemingen in LASA tussen 1995/1996 en 2015/2016. Vitaliteit werd gemeten op de eerste waarneming waarop iemand minimaal 75 jaar was en de uitkomsten werden zowel drie als zes jaar later gemeten. In totaal bestond de onderzoeksgroep uit 1275 ouderen. Bij de eerste meting was 33.8% van de respondenten als vitaal gecategoriseerd. 

Voor alle effecten werd onderzocht of er een statistisch significant verschil was tussen mannen en vrouwen. Zowel op korte termijn (na drie jaar) als op lange termijn (na zes jaar), hadden vitale ouderen vergeleken met niet-vitale ouderen minder kans op de volgende nadelige uitkomsten: contact met een medisch specialist, eenzaamheid, depressie, angstklachten, een slechte ervaren gezondheid en ziekenhuisopnames. Ook was het risico op overlijden veel lager onder vitale ouderen dan onder niet-vitale ouderen. Dit effect was sterker onder mannen dan onder vrouwen. Als we de positieve uitkomsten beschouwen, dan hadden vitale ouderen meer kans om lid te zijn van een maatschappelijke organisatie en om vrijetijdsactiviteiten te ondernemen en hadden zij meer kans om tevreden te zijn met hun leven.

Accent op bevorderen van vitaliteit

In een samenleving met een steeds groter wordende groep kwetsbare ouderen is het van belang om te onderzoeken hoe kwetsbaarheid voorspeld kan worden, om zo het ontstaan ervan te vertragen. Maar het is ook belangrijk om te kijken naar de andere kant van het kwetsbaarheidsspectrum, namelijk naar vitaliteit onder ouderen.

Uit ons onderzoek zijn verschillende voorspellers naar voren gekomen voor zowel kwetsbaarheid als vitaliteit onder ouderen. De voorspellers van kwetsbaarheid en vitaliteit overlappen slechts deels. Vitaliteit omvat dus meer dan alleen de afwezigheid van kwetsbaarheid. Met onze predictiemodellen is het mogelijk om al vroeg een groep ouderen te onderscheiden die risico loopt om kwetsbaar te worden. Daarnaast geeft ons predictiemodel voor vitaliteit ook aanknopingspunten voor het bevorderen van vitaliteit onder ouderen. Door het nagaan van deze eenvoudig te meten voorspellers kan een zorgverlener relatief gemakkelijk en snel een inschatting maken of een oudere kwetsbaar of juist vitaal zal zijn in de nabije toekomst. Vitale ouderen hebben, zowel op korte (3 jaar) als op langere (6 jaar) termijn een grotere kans op het uitblijven van nadelige uitkomsten, zoals ziekenhuisopname en depressie, en juist een grotere kans op positieve uitkomsten, zoals sociale participatie en tevredenheid. Het is dus van belang niet alleen in te zetten op het voorkomen en uitstellen van kwetsbaarheid, maar vooral op het bevorderen van vitaliteit onder ouderen. Het inzetten op bijvoorbeeld het bieden van emotionele steun aan ouderen en het verminderen en voorkomen van depressieve klachten zijn hier mogelijk aanknopingspunten voor.   

Dit onderzoeksproject is gefinancierd door het SeW Fonds, te Heemskerk.

Literatuurlijst

  1. Clegg, A., Young, J., Iliffe, S., Rikkert, M. O., & Rockwood, K. (2013). Frailty in elderly people. The Lancet, 381(9868), 752-762. doi:10.1016/s0140-6736(12)62167-9
  2. De Breij, S., van Hout, H.P. J., de Bruin, S. R., Schuster, N. A., Deeg, D. J. H., Huisman, M.
  3. & Hoogendijk, E. O. (2021) Predictors of Frailty and Vitality in Older Adults Aged 75 years and Over: Results from the Longitudinal Aging Study Amsterdam. Gerontology;67:69-77. doi: 10.1159/000512049
  4. Hoogendijk, E., Afilalo, J., Ensrud, K., Kowal, P., Onder, G., & Fried, L. (2019). Frailty: implications for clinical practice and public health. The Lancet, 394(10206), 1365-1375. doi:10.1016/s0140-6736(19)31786-6
  5. Hoogendijk, E. O., Theou, O., Rockwood, K., Onwuteaka-Philipsen, B. D., Deeg, D. J. H., & Huisman, M. (2017). Development and validation of a frailty index in the Longitudinal Aging Study Amsterdam. Aging Clin Exp Res, 29(5), 927-933. Retrieved from https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/27896796. doi:10.1007/s40520-016-0689-0
  6. Minicuci, N., Marzari, C., Maggi, S., Noale, M., Senesi, A., & Crepaldi, G. (2005). Predictors of transitions in vitality: the italian longitudinal study on aging. The Journals of Gerontology. Series A, Biological Sciences and Medical Sciences, 60(5), 566-573. Retrieved from https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15972603. doi:10.1093/gerona/60.5.566
  7. Een complete literatuurlijst is op te vragen bij Sascha de Breij: s.debreij@amsterdamumc.nl