1633 Weergaven
44 Downloads
Lees verder
Over de aanpak en preventie van eenzaamheid is al heel wat gezegd en geschreven. Vele interventies trachten iets te doen tegen gevoelens van eenzaamheid. Maar deze interventies zijn vaak wat smal ingestoken. Hoe kunnen we onze blik verbreden?

Inleiding

Er bestaan vandaag tal van interventies die iets willen doen aan eenzaamheid bij ouderen. Vaak gaan deze interventies echter uit van een individuele benadering van eenzaamheid en focussen ze voornamelijk op het vergroten van het sociaal netwerk van ouderen die zich eenzaam voelen. In deze bijdrage verkennen we hoe we doelgerichter kunnen inzetten op de aanpak van eenzaamheid bij ouderen door op twee fronten een bredere blik te hanteren.

Eenzaamheid bij ouderen: een enge kijk

Eenzaamheid wordt omschreven als een onaangename ervaring, een subjectief gevoel van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis van (de kwaliteit van) bepaalde sociale relaties (vrij vertaald, De Jong-Gierveld, 1984). Het kan zowel gaan over een gemis in de hoeveelheid contacten als de persoonlijke beoordeling van de kwaliteit van deze contacten. We kunnen verschillende types onderscheiden: emotionele eenzaamheid gaat over het gemis aan een hechte, affectieve band, zoals een beste vriend of een partner. Bij sociale eenzaamheid ervaar je een gemis in je sociale relatiekring, namelijk je vrienden en familiekring. Collectieve eenzaamheid gaat dan weer over je deel voelen van één of meerdere grotere groepen waarmee je op een bepaald vlak gelijkenissen vertoont, zoals bijvoorbeeld je dorp, school, vereniging of land.

Eenzaamheid wordt vaak als iets negatiefs gezien in onze samenleving, dat vermeden en weggewerkt moet worden. Het wordt als een individueel probleem gekaderd, dat met de juiste (professionele) expertise kan aangepakt en opgelost worden. Deze ‘zieligheidsframing’ maakt een opdeling tussen zij die zich eenzaam voelen en zij die zich niet eenzaam voelen, waarbij de eerste doelgroep zelf geen actieve rol opneemt en geholpen moet worden.

Ook de beeldvorming rond ouderen in de samenleving is vaak nog erg eenzijdig: ouderen zijn eenzaam en kwetsbaar. Cijfers tonen echter aan dat, wat eenzaamheid betreft, dit op alle leeftijden en doorheen de levensloop voorkomt. Uit een recente studie bij 65-plussers uit Groot-Brittannië blijkt dat 71% van de bevraagden zich doorheen het leven al eens eenzaam voelde. Eenzaamheid is dus van alle leeftijden en bovendien niet noodzakelijk een ‘nieuwe’ ervaring bij het ouder worden: veel mensen maken doorheen hun leven periodes van eenzaamheid mee. Wel worden ouderen geconfronteerd met enkele specifieke risicofactoren voor eenzaamheid, zoals verweduwing, pensionering, verlieservaringen, alleen wonen (Fried, 2020) of de vermindering van de fysieke mobiliteit.

Eenzaamheidsinterventies: wat ‘werkt’?

Over de aanpak en preventie van eenzaamheid bij ouderen is al heel wat gezegd, geschreven, ontwikkeld en uitgetest. Interventies kunnen we omschrijven als alle systematische manieren van handelen die worden ingezet om een bepaald doel te bereiken. Dit kan heel breed zijn. Het kan gaan over initiatieven, acties, strategieën, programma’s, enz. Ze kunnen variëren in doelgroep, looptijd, type organisatoren, betrokken actoren, beoogde doelstelling, omkadering, context of setting waarbinnen ze plaatsvinden, et cetera. Het is interessant om niet alleen te kijken naar de werkzaamheid van een bepaalde interventie, maar ook naar de dieperliggende werkzame elementen die inzicht geven in waarom bepaalde interventies goed of minder goed werken.

Wanneer we kijken naar ‘wat werkt’, dan zien we dat Bouwman & van Tilburg (2020) stellen dat eenzaamheidsinterventies vier subdoelen dienen: (1) het verbeteren van het sociaal netwerk, (2) het vergroten van het gevoel erbij te horen, (3) het vergroten van intimiteit en (4) het vergroten van het gevoel betekenis te hebben. Hoewel ze onderling samenhangen, beogen de eerste twee subdoelen vooral een vermindering van sociale eenzaamheid, en dragen de laatste twee subdoelen bij aan de vermindering van emotionele eenzaamheid.

De meeste bestudeerde interventies hebben slechts een klein effect op eenzaamheid. Wel zijn interventies met meerdere componenten, technologische interventies en therapie (zoals therapie met dieren en psychotherapie), werkzaam (Hoang et al., 2022). Meer specifiek blijken interventies die inzetten op het aanpakken van onaangepaste sociale cognitie – waarbij de denkprocessen omtrent het begrijpen van sociale situaties en andere mensen niet goed aangepast zijn – effectiever dan interventies die inzetten op het verbeteren van sociale vaardigheden, het verhogen van sociale steun en sociaal contact (Masi et al., 2011).

Naast weten wat werkt, is het ook nuttig om te weten ‘hoe en waarom’ bepaalde interventies werken, namelijk de werkzame elementen. Bouwman & van Tilburg (2020) onderzochten bestaande eenzaamheidsinterventies en onderscheiden zeven (beoogde) werkzame elementen die bijdragen tot het doel van de interventies: ‘bezigheden’, ‘ontmoeten’, ‘praktisch ondersteunen’, ‘betekenisvol contact’, ‘sociale vaardigheden’, ‘realistische verwachtingen’ en ‘betekenisvolle rol’. Bovendien kan een combinatie van verschillende werkzame elementen interventies effectiever maken.

Een recente studie naar eenzaamheidsinterventies op het niveau van Vlaamse lokale besturen leert dat 98,3% van de bevraagde Vlaamse lokale besturen inzet op eenzaamheid bij ouderen. Daarbinnen zijn vooral initiatieven zoals telefonisch contact (88,6%), sociaal contact stimuleren via vrijetijdsactiviteiten (82,5%) en ontmoeting stimuleren in de buurt (76,8%) populair (Switsers et al., 2023). De aanpak van eenzaamheid staat dus wel degelijk op de agenda. De focus ligt daarbij vooral op ‘ontmoeting’; andere werkzame elementen komen minder aan bod.

Verbreden door meer aandacht voor ‘wat kan werken voor wie’

Een eerste manier om de aanpak van eenzaamheid te verbreden, is om meer oog te hebben voor andere werkzame elementen. Helpend daarbij kan zijn om anders naar eenzaamheid te kijken, voorbij het zieligheidsframe: iedereen voelt zich doorheen het leven wel eens eenzaam en eenzaamheid is dan ook deel van het leven. Door deze kijk te hanteren, verbreedt vanzelf ook het scala aan mogelijke interventies. Zo kan bijvoorbeeld het leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid, om te vermijden dat het erger wordt, dan ook al helpend zijn. Eenzaamheid hoeft dan niet ‘opgelost’ te worden (Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 2017).

Voor interventies vloeit uit deze bredere kijk voort dat net gerichter gekeken moet worden naar welk type eenzaamheid voorkomt en op welke fronten interventies, in de brede zin, mogelijk en wenselijk zijn. Er is nood aan beter zicht op welke interventies werkzaam zijn, maar ook hoe, voor wie (zowel gezien de risicofactoren die een verhoogde leeftijd met zich meebrengen als gezien de diversiteit onder ouderen) en onder welke omstandigheden interventies werkzaam zijn.

In dit opzicht is er immers vaak een mismatch tussen de voornaamste doelstelling van eenzaamheidsinterventies en de risicofactoren van ouderen. Bestaande interventies zijn daardoor niet altijd voor iedereen werkend. Het verbeteren van het sociaal netwerk is bijvoorbeeld niet altijd betekenisvol voor ouderen die geconfronteerd worden met bepaalde risicofactoren, zoals verweduwing en de daarmee gepaard gaande sterke gevoelens van emotionele eenzaamheid. Door een bredere blik te hanteren, met enerzijds oog voor specifieke risicofactoren op eenzaamheid bij ouderen en anderzijds een bredere blik op wat werkzaam kan zijn, kan er net doelgerichter te werk gegaan worden.

Verbreden door een structurele kijk op eenzaamheid

Naast meer aandacht voor wat werkzaam kan zijn voor wie, is het van belang om onze blik te verbreden van een individuele naar een structurele en ruimtelijke kijk op eenzaamheid. Niet alleen achtergrondkenmerken of levensloopgebeurtenissen maken mogelijk het verschil. Ook meer structurele, maatschappelijke oorzaken spelen mee. Denk aan sociale uitsluitingsmechanismen binnen de samenleving, zoals ageism (nl. stereotypen, vooroordelen en discriminatie op basis van leeftijd). Maar ook de plaats waar je woont kan ertoe doen, zeker voor ouderen. De nabije woonomgeving wordt immers belangrijker naarmate je ouder wordt. Bovendien, de ene buurt is de andere niet. Een internationale studie toonde aan dat de sociale netwerken van ouderen die in plattelandsgebieden wonen sterker afnemen dan die van ouderen die in stedelijke gebieden wonen. Een goed aangepaste, uitnodigende en goed voorziene publieke ruimte kan een meerwaarde zijn om de sociale netwerken van ouderen te behouden en kan dus een buffer bieden voor eenzaamheid.

Zogenaamde ‘sociale infrastructuur’ of ‘derde plaatsen’ – zoals lokale handelszaken en plaatsen met publieke functies zoals het postkantoor – kunnen enerzijds verbinding en cohesie mogelijk maken door de bebouwde omgeving als dusdanig te ontwerpen. Ze kunnen sociale interactie, zoals een goedendag of een praatje, faciliteren en op die manier betekenisvol zijn voor het gemeenschapsleven, zeker voor ouderen met beperkte mobiliteit. Die sociale infrastructuur kan zo ontworpen worden dat ouderen niet in de marge geplaatst worden, maar in het centrum van de actie. Anderzijds schept sociale infrastructuur ook mogelijkheden voor het verhogen van sociaal kapitaal en het creëren van engagement (Fried, 2020).

Maar ook plaatsen in je nabije woonomgeving waar je alleen kan zijn, afleiding kan zoeken of kan wandelen, kunnen helpend zijn gevoelens van eenzaamheid te verlichten en om ermee om te gaan. Ook hiervoor zijn opnieuw diverse interventies nodig, die inspelen op de diverse noden van mensen in eenzaamheid (Heu & Brennecke, 2023) en die verder gaan dan het willen oplossen van eenzaamheid. Een voorbeeld hiervan zijn troostplekken. Dit zijn rustige, groene plaatsen in de publieke ruimte waar aandacht is voor verdriet en rouw. Dit kan verschillende vormen aannemen, zoals in Brugge, waar ze naast verschillende troostplekken met zitbanken ook troostwandelingen, wensbomen en een mijmerplek met kunstproject over verlies hebben.

Kortom, eenzaamheid aanpakken gaat over meer dan ontmoeten. Een brede blik op wat werkzaam en betekenisvol kan zijn enerzijds en oog voor structurele en maatschappelijke ongelijkmakers anderzijds, maken net een meer doelgerichte aanpak van eenzaamheid voor ouderen mogelijk.

Deze bijdrage is tot stand gekomen in het kader van het SBO-project ‘A lonely planet’, met steun van FWO.

Literatuurlijst

  1. Bouwman, T., & van Tilburg, T. (2020). Naar een gerichtere aanpak van eenzaamheid: Zeven werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie. Doi:10.36613/tgg.1875-6832/2020.01.01
  2. de Jong-Gierveld, J. (1984). Eenzaamheid: Een meersporig onderzoek. Van Loghum Slaterus.
  3. Fried, L. (2020). Designing a New Social Infrastructure to Combat Loneliness in Aging Adults. Generations Journal, 44(3).
  4. Heu, L., & Brennecke, T. (2023). By yourself, yet not alone: Making space for loneliness. Urban Studies, 1-11. Doi:10.1177/00420980231169669
  5. Hoang, P., King, J., Moore, S., Reich, K., Sidhu, H., Tan, C., Whaley, C., & McMillan, J. (2022). Interventions Associated With Reduced Loneliness and Social Isolation in Older Adults: A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA Netw Open, 5(10):e2236676. doi:10.1001/jamanetworkopen.2022.36676
  6. Masi, C., Chen, H-Y, Hawkley, L., & Cacioppo, J. (2011). A Meta-Analysis of Interventions to Reduce Loneliness. Personality and Social Psychology Review, 15(3), 219–266. Doi:10.1177/1088868310377394
  7. Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. (2017). De vele kanten van eenzaamheid. Verkenning. Geraadpleegd via https://www.raadrvs.nl/documenten/publicaties/2017/07/10/de-vele-kanten-van-eenzaamheid
  8. Switsers, L., Taverniers, B., & Dury, S. (2023). Eenzaamheid op de lokale agenda. Een bevraging van lokale besturen in Vlaanderen naar hun aanpak van eenzaamheid.