1422 Weergaven
11 Downloads
Lees verder
Boelhouwer, M; Huisman, A. en Wal van der PJ (2020) Horen, zien en verbinden. De betekenis van Geestelijke Verzorging in de context van de ouderenzorg. Uitgever: Peterjan van der Wal (Prijs 12 euro).

Boekbespreking Horen, zien en verbinden-3Dsmall_2

 

Om de waarde van geestelijke verzorging in de ouderenzorg voor het voetlicht te brengen, werd binnen de landelijke Zonnehuisgroep in de periode 2003-2009 onderzoek uitgevoerd onder de ouderen zelf of hun vertegenwoordigers. In ‘Horen, zien en verbinden’ worden de resultaten van de veelheid aan kleinschalige (systematische) onderzoeken op toegankelijke wijze gepresenteerd. Het onderzoek werd in 2003 geïnitieerd vanuit de vereniging Het Zonnehuis (nu het Jo Visser fonds). Zij verzocht geestelijk verzorger Peterjan van der Wal om onderzoek te doen naar geestelijke verzorging in de context van de Nieuwe Ouderenzorg.  Deze nieuwe ouderenzorg heeft de volgende kenmerken: mensen wonen langer thuis; de diversiteit in culturele achtergrond van ouderen wordt groter; de zorgprofessional krijgt een andere opdracht; er wordt meer gebruik gemaakt van e-health; zorg wordt meer persoonsgericht en werkt vanuit een nieuw gezondheidsmodel; de oudere bepaalt, de overheid faciliteert en verbindt.

Het onderzoek van Van der Wal ging uiteindelijk een andere kant op en het verzamelde materiaal lag jaren in de kast. Vanuit de overtuiging dat het materiaal niet aan waarde heeft ingeboet, nu dan toch een publicatie. Veronderstelling is dat ook in de context van landelijke programma’s als ‘Waardigheid en trots’ en ‘Waardig ouder worden’, de gepresenteerde resultaten inzicht kunnen geven in kansen en vormgeving van geestelijke verzorging die passend zouden kunnen zijn in kleinschalige woonvormen en situaties waarin ouderen langer thuis wonen.  Voor de volledigheid zij gezegd dat het landelijk programma ‘Waardigheid en trots’ kwaliteitsverbetering in de verpleeghuiszorg beoogt. ‘Waardig ouder worden’ is gericht op het vanzelfsprekend worden van behoud van waardigheid en het doorbreken van eenzaamheid. Het beoogt met andere woorden een verbetering van zorg en ondersteuning thuis.

De insteek van het boek is om ouderen en/of hun vertegenwoordigers aan het woord te laten om daarmee voor het voetlicht te brengen wat geestelijke verzorging voor hen betekent. Er worden vijf deelonderzoeken gepresenteerd die op de diverse locaties van de landelijke Zonnehuisgroep in samenwerking met aan die locaties verbonden geestelijk verzorgers werden uitgevoerd. De onderzoeken waren divers van opzet (interviews, observaties en registraties en vragenlijsten met open en gesloten vragen) en kenden geen gelijkmatige respons over de diverse vestigingen. De deelonderzoeken richtten zich op behoefte aan- en betekenis van geestelijke verzorging voor a) mensen met ernstige lichamelijke beperkingen; b) mensen met dementie; c) naasten; d) bewoners met geestelijke noden en de onderkenning daarvan door zorgverleners en wat daarop volgt aan eigen handelen en doorverwijzen en e) vrijwilligers: wat hen drijft, wat zij eraan beleven en hoe ze de samenwerking met geestelijk verzorgers waarderen.

Het boek presenteert veel (ongelijksoortig) onderzoeksmateriaal en kan niet gelezen worden als een onderzoeksverslag. Opvallend – maar wel in lijn met het doel stem te geven aan de betekenis die geestelijke verzorging voor ouderen en hun naasten heeft – is dat vrijwel ieder hoofdstuk start met een bespreking van de resultaten en eindigt met een methodische verantwoording. Presentatie van het onderzoeksmateriaal mondt alleen in het hoofdstuk over zorgverleners uit in een conclusie en aanbevelingen. In overige hoofdstukken blijft het bij een weergave van de resultaten. Dit leidt ertoe dat de lezer daarmee wat zoekend door het hoofdstuk dwaalt om uiteindelijk wel met een indruk maar niet met een conclusie achter te blijven.
Ook de aard, status, bron en het doel van de – aan stippen in de kantlijn herkenbare – intermezzo’s laten meer ‘indruk’ achter rond aspecten die met de geestelijke verzorging en geestelijk verzorgers van doen hebben, dan dat zij ondersteunend zijn in een betooglijn.

Het zevende en laatste hoofdstuk brengt dan, uiteindelijk, alle draden een beetje bij elkaar door in de eerste paragraaf vanuit het onderzoeksmateriaal inzichtelijk te maken welke ‘naasten’ van ouderen een rol spelen in zingeving. Helder wordt dat in de vroege ouderdom familie en vrienden bij de ervaring van zin en betekenis een centrale rol spelen. Gesprekken met- en onder lotgenoten draagt daar ook aan bij. Veelgenoemde afwezige is de geestelijk begeleider (slechts 20% heeft regelmatig contact met de begeleider vanuit een eigen levensbeschouwelijk kader).

In de voortschrijdende ouderdom wordt voor ondersteuning bij zingeving in toenemende mate een beroep gedaan op zorgverleners. Het gaat daarbij met name om mensen die werkzaam zijn in de directe cliëntenzorg (verplegenden, verzorgenden, gastvrouwen en medewerkers van de huishoudelijke dienst). Het in een eerder hoofdstuk gepresenteerde onderzoeksmateriaal maakt inzichtelijk dat spiritualiteit en zingeving als dimensie van mens-zijn onder deze zorgverleners maar beperkt aandacht krijgt. Helaas worden de onderzoeksresultaten gebaseerd op empirisch materiaal uit 2005 en niet verbonden met recentere onderzoeksresultaten (bijvoorbeeld: ‘Betekenisvol leven in de buurt’ https://www.hogeschoolrotterdam.nl/onderzoek/projecten-en-publicaties/zorginnovatie/samenhang-in-zorg/betekenisvol-leven-in-de-buurt/project ) noch met effectmetingen van scholingsmateriaal dat binnen de Zonnehuisgroep zelf is ontwikkeld (verwijzing daarnaar is als handreiking voor de praktijk in het boek opgenomen).  Nader onderzoek naar effect van scholing op gebied van zingeving aan personeel dat direct betrokken is in cliëntenzorg, wordt voorgesteld.

Uit de besproken onderzoeken blijkt dat de ouderen aangeven behoefte te hebben aan gesprekken over zingeving. Deze ouderen veronderstellen daarbij dat vragen op gebied van zingeving ook aan de orde zouden zijn wanneer zij niet in een instelling maar thuis waren blijven wonen. Daarmee komt de vraag naar zingevingsondersteuning onder ouderen en daarmee de noodzaak voor brede beschikbaarheid van begeleiders hierin helder naar voren.

Hoe kan dat worden gerealiseerd? Door verzorgenden gevoelig te maken opdat zij beter kunnen signaleren, handelen en/of doorverwijzen en ook door als geestelijk verzorger beschikbaar te zijn voor gesprek. Met handvatten voor de praktijk, met verwijzingen naar (scholings)materiaal, sluit het boek af.

De Zonnehuizen en het Jo Visser fonds hebben geïnvesteerd in onderzoek naar de betekenis van geestelijke verzorging voor ouderen. Daarbij is de insteek zowel naar doelgroep als naar methode breed geweest. Het oogmerk om ‘het perspectief van de ander’ op de bijdrage van geestelijke verzorging op gebied van individuele gesprekken, groepsgesprekken en vieringen aan het licht te laten komen, was leidend. Het boek kan gelezen worden als een stimulans om praktijk en cliënt-belevings-onderzoek te combineren. Oogmerk hiervan kan zijn de geestelijke verzorging in een nieuwe context mede vanuit onderzoeksresultaten te funderen in zorg en welzijn, intra- en extramuraal. De op de website www.zorggemeenschap.net  beschikbare onderzoeksprotocollen dragen daar op een heel eigen manier aan bij. De teksten van de bijdragen die op het symposium waarmee de boekpresentatie werd opgeluisterd werden uitgesproken zijn eveneens op de website van de zorggemeenschap te vinden.