2898 Weergaven
163 Downloads
Lees verder
Niet alleen Europa vergrijst. Vroeger of later zullen alle landen volgen. Alleen het tempo van vergrijzing verschilt van land tot land. Terwijl in Europa de meeste landen een relatief lange tijd hebben gehad om zich op de gevolgen van de vergrijzing voor te bereiden, lopen veel landen in Azië het risico eerder oud dan rijk te zijn. Ook in Afrika, waar de vergrijzing op dit moment nog ver weg is, zal het aantal ouderen de komende decennia in rap tempo gaan stijgen. Als dit echter samengaat met een forse daling van het kindertal en verbetering van de economie zijn er op termijn voor Afrika wellicht nog kansen om eerder rijk dan oud te zijn.

Demografische veroudering

De veroudering van de bevolking is een onvermijdelijk gevolg van de demografische transitie van hoge naar lage vruchtbaarheid en van korte naar langere levensduur (figuur 1). Door verschillen in vruchtbaarheid en sterfte verschilt niet alleen de mate waarin landen vergrijzen, maar ook de start en het tempo ervan. In 1950 lag in Europa het gemiddeld kindertal onder de drie kinderen per vrouw terwijl de levensverwachting bij geboorte hoger was dan 60 jaar. In Afrika was het gemiddeld kindertal toen 6,5 kinderen per vrouw en de levensverwachting slechts 37,5 jaar. In Azië en Latijns-Amerika lag het kindertal iets lager dan in Afrika en de levensverwachting hoger, maar nog duidelijk lager dan in Europa. Een generatie later is het kindertal in Azië en Latijns-Amerika fors gedaald, maar dit geldt niet voor Afrika. Daar zette de daling pas in na de jaren 80 en zal naar verwachting het tempo van de daling ook de komende decennia relatief laag zijn. Sinds 1950 is de levensverwachting in alle delen van de wereld systematisch gestegen, maar de verschillen in levensduur tussen landen zijn groot. Ondanks dat tussen 1950 en 2040 het verschil in levensduur tussen Europa en Afrika volgens de meest recente prognose van de Verenigde Naties (VN) zal halveren, zal Afrika tegen die tijd nog altijd meer dan twee generaties achterlopen op Europa.

Van beginnende naar gevorderde vergrijzing

In het algemeen geldt dat de stijging van de levensverwachting en de daling van het kindertal het verst gevorderd zijn in de rijkere landen. Het aandeel ouderen in de armere landen zal echter in een veel sneller tempo gaan stijgen dan in Europa het geval was. Voor een vergelijking van de start en het tempo van vergrijzing tussen landen nemen we het percentage 65-plussers als verouderingsmaat. Hierbij markeren we als start van het verouderingsproces het jaar waarin tien procent van de bevolking 65 jaar of ouder is. Dit noemen we beginnende vergrijzing. Het moment waarop een op de vijf inwoners 65 jaar of ouder is, noemen we gevorderde vergrijzing. Het tempo van vergrijzing geven we aan door het aantal jaren tussen beginnende en gevorderde vergrijzing. Dit noemen we ook wel de verdubbeltijd. Voor het onderscheid tussen arme en rijke landen maken we gebruik van de inkomensclassificatie van de Wereldbank, waarbij vier categorieën worden onderscheiden: landen met een laag, lager-midden, hoger-midden of hoog inkomensniveau. Zie ook:

https://datahelpdesk.worldbank.org/knowledgebase/articles/906519-world-bank-country-and-lending-groups

Meeste ouderen wonen niet in de rijke landen

Wereldwijd is het percentage 65-plussers gestegen van vijf procent halverwege de vorige eeuw tot negen procent nu. Volgens de meest recente schatting van de Verenigde Naties zal in 2024 een op de tien wereldburgers 65 jaar of ouder zijn en in 2079 een op de vijf. Ondanks dat de vergrijzing het verst gevorderd is in de rijkere landen woont momenteel 64 procent van alle 65-plussers in een midden-inkomen land. Dit betreft 451 miljoen ouderen. Slechts 3,5 procent woont in een van de armste landen. China en India zijn de landen met de meeste 65-plussers (figuur 2). Maar ook in sommige landen met een nog jonge bevolking wonen grote aantallen ouderen. Zo is het aantal 65-plussers in Ethiopië en Pakistan bijvoorbeeld groter dan het aantal in Nederland.

Singapore snelste vergrijzer

Figuur 2 geeft voor alle landen uit de Wereldbank inkomensclassificatie aan in welk jaar een land de grens van beginnende vergrijzing passeert en hoe lang het daarna duurt voordat het stadium van gevorderde vergrijzing wordt bereikt. Tot nu toe zijn uitsluitend rijke landen de grens van gevorderde vergrijzing gepasseerd (de landen links van de linker diagonaal in figuur 2). Duitsland is hierbij een voorbeeld van een vroege en gestage vergrijzer. De vergrijzing startte in de jaren 50 van de vorige eeuw en het duurde minimaal twee generaties voordat het stadium van gevorderde vergrijzing werd bereikt. Japan daarentegen heeft een zeer snelle vergrijzing doorgemaakt met een verdubbeltijd van slechts 20 jaar. Naar verwachting volgen tussen 2020 en 2050 veel rijke landen en landen met een hoger-midden inkomen. Voor veel van deze landen is de verdubbeltijd echter veel korter dan voor de Europese landen. In Singapore bijvoorbeeld verdubbelt het aandeel ouderen in slechts elf jaar tijd en zal het aantal ouderen in 2028 gegroeid zijn van 600 duizend nu tot 1,2 miljoen.

Marokko eerste grijze in Afrika

Meer recent heeft ook Marokko een grote inhaalslag gemaakt in de daling van het gemiddelde kindertal (figuur 1). Als gevolg hiervan zal Marokko over 40 jaar, als eerste land in Afrika, het stadium van gevorderde vergrijzing bereiken. Omdat de vruchtbaarheid in Marokko minder snel is gedaald is het tempo van vergrijzing wel lager, maar nog steeds veel hoger dan dat van de vroege vergrijzers in Europa en Noord-Amerika. Als de prognose van de VN bewaarheid wordt, zullen de meeste lager-midden inkomen landen het stadium van gevorderde vergrijzing pas na 2050 bereiken en de meeste arme landen pas na 2100. De snelste vergrijzers onder de laag-inkomen landen zijn Noord-Korea (2052; valt in figuur 2 weg achter China) en Nepal (2062).

De nood het hoogst in Azië

De gevolgen van de vergrijzing zijn op korte termijn het sterkst voelbaar in Azië. Dit geldt vooral voor landen zoals Zuid-Korea die zeer succesvol zijn geweest in het terugdringen van de hoge vruchtbaarheid en het stimuleren van de arbeidsparticipatie van vrouwen, maar er niet in zijn geslaagd om familie-vriendelijke omstandigheden te creëren zodat vrouwen het moederschap kunnen combineren met het hebben van een betaalde baan. De problemen worden nog versterkt doordat ouderen voor hun oudedagsvoorziening vaak nog vrijwel volledig afhankelijk zijn van de steun van familieleden. Bij een forse daling van het kindertal en toename van onderwijs- en arbeidsparticipatie van vrouwen vervalt een deel van het familie netwerk. Als ook veel jongeren het platteland verruilen voor de stad of emigreren, komt de zorg voor de ouderen die achterblijven nog meer onder druk. Ook in Azië is de vraag wie de zorg voor de ouderen gaat invullen dus minstens zo belangrijk als de vraag wie de kosten van de vergrijzing zal dragen. Maar waar in veel Europese landen het probleem is dat er niet genoeg arbeidskrachten in de zorg zijn, komt in veel Aziatische landen het systeem van familiezorg onder druk. Bovendien zal ook de zorgvraag veranderen. Aan leeftijd gerelateerde ziektes zoals dementie en Alzheimer komen nu nog relatief weinig voor maar vereisen wel specialistische zorg. Dus zelfs met een relatief groot familienetwerk is het de vraag of het netwerk de benodigde hulp zal kunnen bieden (Shetty, 2012).

Nog niet te laat voor Afrika?

Afrika heeft op dit moment wel andere zorgen dan de vergrijzing. De helft van de Afrikaanse bevolking is jonger dan 20 jaar, slechts drie procent is ouder dan 65 jaar en tegen het eind van deze eeuw is het percentage 65-jarigen vermoedelijk nog steeds lager dan het huidige percentage 65-jarigen in Europa. Toch krijgt ook Afrika te maken met vergrijzing. In 2060 wonen er net zoveel ouderen in Afrika als in Europa (200 miljoen). Terwijl dat aantal in Europa daarna min of meer stabiel blijft tot het einde van de eeuw, verdrievoudigt het in Afrika . De eerste prioriteit van Afrikaanse regeringen is het terugdringen van armoede, jeugdwerkloosheid en corruptie, het zorgen voor voedselzekerheid en scholing, het verbeteren van de gezondheidszorg en het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Het bereiken van deze doelen hangt sterk samen met een daling van het aantal kinderen per vrouw. Economische ontwikkeling en scholing leidt tot kleinere gezinnen en kleinere gezinnen gaan vaak samen met een stijging van het gemiddelde inkomen. Voor Afrika is het dus zaak om de vruchtbaarheid zo snel mogelijk verder te laten dalen. Daarnaast zal via arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid gezorgd moeten worden voor voldoende werk en een goede afstemming van capaciteiten en vaardigheden van de potentiële beroepsbevolking enerzijds en de beschikbare banen anderzijds.

Dat de vruchtbaarheid in Afrika minder snel daalt dan in veel Aziatische of Latijns-Amerikaanse landen in het recente verleden is op zich een probleem, maar heeft wel het voordeel dat op termijn het tempo van de vergrijzing ook lager zal zijn. In landen waar de daling van de vruchtbaarheid heel snel en sterk is geweest heeft men zich onvoldoende kunnen voorbereiden op de snelle vergrijzing. De gedachte dat de vergrijzing van latere zorg zou zijn en dat het probleem zichzelf zou oplossen omdat het land dan rijk genoeg zou zijn, bleek in de praktijk minder rooskleurig. Zo laten in veel Aziatische landen de pensioen- en zorgvoorzieningen nog veel te wensen over. Wanneer de Afrikaanse landen er in slagen om het hoofd te bieden aan de acute uitdagingen rond bevolkingsgroei en zij tegelijkertijd de welvaart en stabiliteit voor hun inwoners weten te vergroten, dan zijn zij wellicht wel in staat om in de tweede helft van deze eeuw het ‘eerder rijk dan oud’ scenario te realiseren.

Toelichting figuur 2

De figuur geeft op de x-as het jaar waarin een land de grens passeert van 10% 65-plussers (beginnende vergrijzing) en op de y-as het aantal jaren waarin het aandeel 65-plussers stijgt van 10% tot 20% (verdubbeltijd, of overgang van beginnende naar gevorderde vergrijzing). De grootte van de bubbels geeft het aantal 65-plussers in 2019 weer; de invulling het huidige inkomensniveau (hoe donkerder de invulling, hoe lager het inkomen). Dit betreft 63 landen met een hoog inkomen, 53 met een hoger-midden inkomen, 46 met een lager-midden inkomen en 31 met een laag inkomen. De diagonalen maken onderscheid tussen landen die voor 2020 het stadium van gevorderde vergrijzing bereiken (links van de linker diagonaal), die dit stadium binnenkort bereiken (tussen de linker en middelste diagonaal), op de lange termijn (tussen de middelste en rechter diagonaal), of pas na 2100 (rechts van de rechter diagonaal; voor deze landen kan geen schatting van de verdubbeltijd gegeven worden). Zo zal Nederland, na in 1970 het stadium van beginnende vergrijzing bereikt te hebben, in 50 jaar het stadium van gevorderde vergrijzing bereiken en bedraagt het huidige aantal 65-plussers in Nederland 3,4 miljoen. In Nigeria, met momenteel 5,5 miljoen 65-plussers, zal de vergrijzing naar verwachting pas in het jaar 2100 beginnen. De verdubbeltijd voor Nigeria is onbekend aangezien het stadium van gevorderde vergrijzing pas na het jaar 2100 bereikt zal worden. Voor Angola, Ivoorkust, Niger en Somalië valt ook de start van de vergrijzing pas na 2100.

Bronnen

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van gegevens van de Verenigde Naties Population Prospects, 2019 revision, medium variant voor aantallen en aandelen 65-plussers, en van de Wereldbank classificatie naar inkomen per hoofd van de bevolking (juni 2019).

Shetty, P. (2012). Grey matter: ageing in developing countries. www.thelancet.com Vol 379, blz. 1285-1287