Lees verder
Deze bijdrage handelt over de arbeidsmigranten die 40 tot 60 jaar geleden als jonge arbeidskrachten uit Zuid-Europa, Turkije en Noord-Afrika naar België trokken. De eerste generatie ouderen uit de arbeidsmigratie onderscheidde zich van andere ouderen inzake sociaal profiel alsook in wensen en verwachtingen aangaande de zorg op hun oude dag. We schuiven enkele belangrijke, met elkaar verweven vaststellingen naar voren die kunnen bijdragen tot een beter begrip voor de migratiecontext en de gevolgen ervan op de toegang tot welzijn en zorg voor deze ouderen.

Van gastarbeider naar Belgische ouders met een migratieachtergrond

Lage sociale en financiële positie

Het opleidingsniveau van heel wat ouderen uit de arbeidsmigratie is erg laag, zeker bij voormalige arbeidsmigranten uit Turkije en Noord-Afrika. Velen onder hen hebben helemaal geen schoolgelopen, inzonderheid bij de vrouwen.

Tijdens de jaren ‘70 hadden arbeidsmigranten te kampen met grote onzekerheid en maatschappelijke kwetsbaarheid als gevolg van moeilijke arbeidsomstandigheden, slechte arbeidsvoorwaarden, werkonzekerheid, werkloosheid, bedrijfssluiting, armoede alsook discriminatie en racisme. Hun financiële situatie is dan ook precair. De meerderheid van de ouderen uit arbeidsmigratie heeft een zeer laag pensioen omwille van laaggeschoolde arbeid en een onvolledige loopbaan ten gevolge van de economische crisis.

 

De impact van ouderdom laat zich op een jongere leeftijd voelen

Veel arbeidsmigranten kwamen terecht in jobs en sectoren waar Belgische werkkrachten voor bedankten: zware en ongezonde arbeid. De combinatie met stress, aanpassingsmoeilijkheden, onzekerheid, bepaalde levensstijl en voedingsgewoonten leidden tot een vervroegd verouderingsproces: oudere arbeidsmigranten vertonen rond hun vijftigste al aandoeningen waarmee ouderen van Belgische herkomst pas tien jaar later geconfronteerd worden.

 

Beperkte kennis van de landstaal

Ook al woont men hier sinds vele jaren, toch spreekt de meerderheid van de eerste generatie ouderen alleen de eigen moedertaal. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. Vooreerst het feit dat ze onmiddellijk werden ingeschakeld op de arbeidsmarkt, zonder onthaalbeleid. Taallessen voor laaggeschoolde anderstaligen bestaan pas sinds begin jaren ‘90. Bovendien zijn sommigen zelfs in eigen taal analfabeet. Voor hen is het bijzonder moeilijk om een nieuwe taal te leren. Ze werden aangezien als tijdelijke ‘gast’arbeiders en beschouwden zichzelf zo. Het plan was om geld te verdienen en naar huis terug te keren. Maar het liep anders: ook hun echtgenotes kwamen naar België, er kwamen kinderen en kleinkinderen. Terugkeren wordt dan heel moeilijk, ook op oudere leeftijd, terwijl ze zich nooit echt voorbereid hebben op het oud worden in een vreemd land.

Andere arbeidsmigranten die de landstaal wel leerden, vergaten stilaan deze nieuwe taal bij het ouder worden. Sinds hun pensioen is er weinig gelegenheid om de landstaal te spreken en te onderhouden. Door ouderdom of ziekte gaat de kennis van een tweede taal verder achteruit.

 

Minder beschikbare mantelzorg

De gangbare gedachte in zuiderse culturen is dat de zorg voor ouderen een zaak is voor de kinderen en de grootfamilie, niet voor professionele zorgverleners. In België, waar hoge eisen worden gesteld aan gezin en werk, is het niet altijd vanzelfsprekend om alle zorgtaken voor de ouders op te nemen. Zeker bij langdurige zorg komt mantelzorg nog meer onder druk te staan. De jongere generaties herdefiniëren de zorg aan hun ouderen. De meesten zullen wel nog veel mantelzorg verlenen, maar zijn steeds minder beschikbaar of bereid om alle zorgtaken op te nemen. Integrale zorg door familieleden is steeds vaker een mythe maar wordt ook door de familie zelf in stand gehouden. Kinderen voelen zich schuldig dat ze niet voor hun ouders kunnen zorgen zoals ze dit wensen en de ouderen schamen zich indien ze niet door hun kinderen worden geholpen. Toch is er de laatste jaren stilaan een kentering merkbaar. Ouderen zijn zich meer bewust van de toenemende druk op hun kinderen en van de mogelijkheden van professionele hulp. Het onderwerp komt stilaan uit de taboesfeer. De verwachting is dat in de toekomst meer een beroep zal worden gedaan op professionele thuis- en woonzorgvoorzieningen.

 

Vooroordelen tegenover professionele zorg- en dienstverlening

Mensen met een migratieachtergrond houden er hardnekkige misvattingen op na. Zij veronderstellen foutief dat kinderen van Belgische afkomst niet meer voor hun ouders zorgen zodra ze het ouderlijk huis verlaten, of dat zorgbehoevende ouderen automatisch in een woonzorgcentrum worden geplaatst. Dit voedt de vooroordelen over de professionele zorg, in het bijzonder over de residentiële voorzieningen. De professionele zorg komt niet in de plaats van mantelzorg, maar wil net een aanvulling zijn. Ook het financiële aspect vormt een belangrijke drempel. Ouderen doen geen beroep op professionele diensten en voorzieningen omdat ze als te duur worden beschouwd. Nog te vaak blijken oudere migranten niet te weten dat de prijzen van veel diensten aangepast worden aan het inkomen van de hulpvrager.

 

Onbekend is onbemind

Ouderen zijn nog te weinig op de hoogte van de mogelijkheden van de dienstverlening en moeilijker bereikbaar via traditionele informatiecampagnes. De gebrekkige taalkennis, de lage scholing, het als “gast” niet voorbereid zijn, speelt hen parten. Ook moeten we voor ogen houden dat deze oudere eerstegerenatie migranten een pioniersrol vervullen: ze staan, samen met hun kinderen, voor een volkomen nieuwe situatie waarbij ze hun weg moeten vinden in een zorgsysteem waarmee ze niet vertrouwd zijn. Ook worden ze geconfronteerd met aandoeningen die in de vorige generatie niet of veel minder voorkwamen zoals diabetes, kanker, dementie of depressie.

 

Tussen afbrokkelende mantelzorg en het onaangepast aanbod

Gegeven bovenstaande vaststellingen doen nog te weinig ouderen uit de arbeidsmigratie een beroep op woonzorgvoorzieningen. De drempel om zich te informeren over, of de stap te zetten naar het aanbod voor ouderen blijft hoog, ook al is de behoefte aan ontmoeting, zorg en ondersteuning ook bij hen groot. In tegenstelling tot de jongeren met een migratieachtergrond, vormen deze senioren bovendien een erg onzichtbare groep: hun mening werd in het verleden nooit gevraagd en ze zullen ook nu niet met de vuist op de tafel kloppen om hun wensen kenbaar te maken. Juist dit maakt hen extra kwetsbaar.

Gelukkig zien we in de sector een groeiende aandacht voor een meer ‘divers sensitief ’ werken, die ook de oudere met migratieachtergrond ten goede moet komen. Toch moeten we ons blijven behoeden voor cultuurkloofdenken of het overculturaliseren in de zorgverlening waarbij een kenmerk, probleem of vraag van een individu enkel vanuit zijn vermeende cultuur wordt verklaard. Er mag niet voorbijgegaan worden aan het persoonlijk levensverhaal van mensen, aan alle componenten en de sociale context die zijn identiteit bepalen. Door te veel de klemtoon te leggen op het verschil in culturen, denkt men ten onrechte vaak dat er voor ouderen met een migratiegrond andere oplossingen of aanpak nodig zijn. Dit vergroot de afstand tussen de hulpverlener en de oudere met een migratieachtergrond. Deze drempelvrees draagt er in sommige gevallen toe bij dat welzijns- en zorgvoorzieningen hun aanbod niet proactief kenbaar maken bij of afstemmen op de doelgroep van deze ouderen. Ondanks geleverde inspanningen blijft er voor deze senioren een grote kloof tussen de afbrokkelende mantelzorg en het onaangepast aanbod.

Naar een toegankelijk aanbod

Oudere arbeidsmigranten staan nu aan de poorten van de zorg en zijn de voorbode van een steeds diverser wordend publiek. De aandacht voor hun noden en behoeften zou een hefboom kunnen zijn voor een ruimere, kritische reflectie op de eigen zorgpraktijk en organisatiecultuur. Zorgvoorzieningen moeten, in dialoog met de zorgvragers en met respect voor hun vragen en wensen, zoeken naar haalbare en pragmatische antwoorden op de diversiteit aan zorgbehoeften. De 7 B’s van toegankelijkheid – is het aanbod bekend, betaalbaar, bereikbaar, beschikbaar, bruikbaar, begrijpbaar én betrouwbaar? – geldt ook hier als een universele leidraad.

Het moge duidelijk zijn: de behoeften van ouderen met een migratieachtergrond verschillen in wezen weinig van die van andere ouderen. Iedereen is gebaat bij een persoonlijke en respectvolle bejegening, waarbij de individuele zorgbehoeften centraal staan. Toch willen we in deze bijdrage stilstaan bij drie belangrijke benaderingen die een cruciale rol spelen om de situatie van senioren uit de arbeidsmigratie aanzienlijk te verbeteren.

 

Pro-actieve doelgroepgerichte communicatie op maat

Welzijns- en woonzorgvoorzieningen mogen er niet zomaar van uit gaan dat mensen met een zorg- en ondersteuningsnood zelf de weg naar het aanbod vinden. Alle inspanningen zijn nodig om ook ouderen met een migratieachtergrond te bereiken, te informeren en te betrekken. Er is nood aan degelijke informatie op maat, afgestemd op de capaciteiten, gevoeligheden en taalvaardigheden van deze senioren.

Mondelinge communicatie is nog steeds de meest effectieve manier om laaggeletterde en anderstalige ouderen te informeren of te betrekken. Maak hiervoor gebruik van de thuiszorgdiensten, lokale dienstencentra, buurtcomités, doelgroep-organisaties en dergelijke in de wijk en schakel vertrouwenspersonen en sleutelfiguren in om ook de niet-georganiseerde ouderen te bereiken.

Uiteraard blijft ook schriftelijke informatie aan de orde, mits gebruik wordt gemaakt van een mix van communicatiekanalen. Weet wel: hoe moeilijker de doelgroep te bereiken is en hoe lager de capaciteit en de motivatie om een boodschap te verwerken, hoe meer aandacht en zorg een schriftelijk medium vereist. Gebruik eenvoudige taal en breng de boodschap in meerdere talen met zo weinig mogelijk tekst. Goed gekozen beeldmateriaal en een mooie lay-out kunnen de schriftelijke boodschap versterken. Zorg voor herkenbaarheid, besteed aandacht aan de kleuren. Vergeet niet om samen met enkele senioren na te gaan of de taal, de toon en de beelden juist gekozen zijn.

 

Gelijkwaardigheid in de zorgrelatie

Kennis over een bepaalde groep of cultuur brengt niet automatisch respect of begrip voor verschillen met zich mee, evenmin als de vaardigheid om hiermee om te gaan. Het bezitten van kennis over anderen en hun cultuur zonder over vaardigheden te beschikken om deze kennis in de praktijk te brengen is grotendeels nutteloos. Goed kunnen luisteren en de juiste vragen stellen, kunnen onderhandelen, met verschillen kunnen omgaan, een empathisch vermogen hebben, zichzelf in vraag kunnen stellen, zijn minstens even belangrijk. Een respectvolle houding overstijgt doorgaans het culturele aspect en laat toe dat mensen in dialoog treden op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds vertrouwen. Op die manier kan een zorgprofessional inzicht krijgen in de leefwereld van de oudere en kan samen gezocht worden naar oplossingen die voor beide partijen aanvaardbaar zijn.

Kortom, kennis, vaardigheden en respect zijn drie basiswaarden in een zorgrelatie en evenwaardige componenten van goed (cultuursensitief) competent handelen. De drie kunnen en mogen niet los van elkaar worden gezien.

Dit alles komt niet vanzelf maar betekent dat er binnen de welzijns- en zorgvoorzieningen ondersteuningsmogelijkheden moeten zijn voor medewerkers. Er is nood aan ruimte voor reflectie, supervisie en intervisie waarbij ervaringen worden uitgewisseld en relevante thema’s bespreekbaar zijn.

Figuur 1. Kennis, vaardigheden, attitude

 

Welzijn voorkomt zorg – komt voor zorg

Spreken over betere zorg en ondersteuning voor oudere arbeidsmigranten kan niet zonder aandacht te hebben voor meer welzijn: welzijn staat voor zich goed voelen en voor welbevinden. Hoe meer welzijn, hoe minder zorgbehoeften. Daarom komt welzijn op de eerste plaats, vóór zorg. Welzijn vertrekt vanuit de eigen kracht van mensen: het hebben van sociale contacten, een zinvolle dagbesteding, de kans om anderen te ontmoeten, betekenisvol te zijn voor anderen, deel te nemen aan de samenleving maar ook kunnen rekenen op hulp en steun als het moeilijk gaat.

Het behoeftenonderzoek bij ouderen (Vanmechelen e.a., 2012) en het project ‘Ouder worden in je Buurt’ maakten duidelijk dat er ook bij ouderen met een migratieachtergrond nood is aan het doorbreken van sociaal isolement. Er is behoefte aan vrijetijdsbesteding. Een activiteit, daguitstap of zelfs vakantie zijn geen overbodige luxe, maar een basisrecht. Het draagt bij tot meer weerbaarheid en bandbreedte en kan een hefboom zijn om problemen op andere levensdomeinen aan te pakken. Welzijns- en zorgvoorzieningen staan nog te weinig stil bij het belang van vrije tijd. Toch is het de meest directe ervaring dat je erbij hoort. Initiatieven zoals ‘Rap op Stapkantoren’ kunnen de drempel mee verlagen. Ze helpen mensen met een beperkt budget aan een betaalbare daguitstap, activiteit of vakantie. Meer hierover lees je op www.iedereenverdientvakantie.be.

Literatuurlijst

  1. Talloen, D. (2012). Allochtone ouderen en de uitdaging voor de dienst- en zorgverlening. In: Ethiek en zorg in de hulpverlening. Over taboes gesproken.
  2. Talloen, D. (2007). Zorg voor allochtone ouderen. Mechelen: Kluwer.
  3. Talloen, D. (2017). Oost-Vlaams evaluatierapport project Ouder worden in je buurt: 2014-2017.
  4. Vanmechelen, O., Verté D., Teugels, H. e.a. (2012). Zorgnoden en behoeften: de kijk van de Brusselaar. Kenniscentrum Woonzorg Brussel.
  5. Vermeulen S. (2017). Bouwen aan een Actief Zorgzame Buurt. Vernieuwende projecten in de ouderenzorg in Brussel. Kenniscentrum Woonzorg Brussel.
  6. Dedry, A. (2017). Mantelzorg met kleur. Hoe zorgtaken van mensen met een migratieachtergrond verlichten? Tielt: Lannoo Campus.
  7. Taspinar B. (2017). Cultuursensitieve zorg voor ouderen in thuiszorgdiensten. In: Je weet niet wat je mist. Innovatief wijkzorgmodel op maat van een kwetsbare buurt. EVA vzw, Brussel.
  8. Berdai, S. (2013). Interculturele benadering in de zorg: context, rol van de hulpverlener en succesfactoren, Cahier Welzijnsgids, Professioneel omgaan met diversiteit. Wolters Kluwer Belgium, p. 73-86.