1247 Weergaven
19 Downloads
Lees verder
‘Vroeger’ verhuisde je op je 65e naar het verzorgingshuis. Vandaag begin je op je 65e aan een nieuwe relatie. De woonbehoefte van ouderen verandert. Dat is niet omdat de financiering verandert, ouderen veranderen vooral zélf. Maar hoe organiseer je het wonen een beetje fatsoenlijk als het leven vertraagt? In een tijdperk waarin we steeds individualistischer zijn geworden maar waar we inclusiviteit nastreven?

Verandering van tijdperk

De overheid regelde alles voor ons in een tijd dat er geld was. We werden klant. We hoefden zelf niets meer te doen. Nu het geld schaars wordt, laat de overheid heel veel los. Op het moment dat het verzorgingshuis werd gesloten, en ouderen langer zelfstandig moesten blijven wonen, verhoogde diezelfde overheid de belastingdruk voor woningcorporaties. Als gevolg hiervan holde de investeringscapaciteit van corporaties achteruit. Sommige sociale huisvesters stootten zelfs hun portefeuille met geschikt vastgoed voor ouderen af. Te riskant. Oplossingen moest de samenleving zelf maar zien te vinden. Maar hoe zorg je voor voldoende passende huisvesting voor ouderen in de wetenschap dat dit vastgoed vijf generaties ouderen moet huisvesten en er in dezelfde tijd minimaal vijftien nieuwe kabinetten aantreden?

Dit verhaal gaat over de weerbarstige praktijk van een bestuurder van een woningcorporatie die betaalbare huisvesting voor ouderen en voor mensen met een beperking tot haar kerntaak rekent. Het is opgetekend door deze bestuurder zelf: Bert Moorman.

Een voorbeeld uit de praktijk

Mijn vrouw was tot een jaar of tien geleden werkzaam als notaris. Vanuit haar rol voerde ze het bewind over een mevrouw die niet in staat was om zelf belangrijke besluiten te nemen. Haar man was overleden. Het brein van mevrouw haperde af en toe. Mevrouw woonde in een verzorgingshuis en stond op de drempel van het verpleeghuis. Mevrouw was eenzaam. Haar huisgenoten waren allemaal mensen uit Zuidoost Drenthe. Mevrouw kwam uit de stad, uit Den Haag. Haar huisgenoten waren allemaal gewone mensen. Huisvrouwen, bouwvakkers, grondwerkers en fabrieksarbeiders. Een enkeling was ondernemer geweest of had een kantoorbaan gehad. Er werd volop gekaart, bingo gespeeld en op dinsdagmiddag was er koersbal in de recreatieruimte. Af en toe kwam er een koor op bezoek met smartlappen, piratenmuziek of Duitse schlagers op het repertoire. Het was een gezellige boel als je ervan hield. Als je dezelfde smaak had.

Mevrouw had gestudeerd. Geschiedenis. Na haar studie was ze getrouwd en kreeg ze samen met haar man twee kinderen. Het gezin verhuisde naar Drenthe. Ze werkte binnenshuis en had haar leven lang geen betaalde baan. Mevrouw voelde zich eenzaam. Ondanks alle lieve buren, de georganiseerde en spontane activiteiten en de liefdevolle aandacht van het personeel. Ze at op haar kamer terwijl er een restaurant in het gebouw aanwezig was. Mevrouw hield van literatuur en klassieke muziek. Ze was de enige. Mevrouw kon het prima vinden met haar buren maar miste de gesprekken van vroeger. Mevrouw stompte af door haar zelfverkozen isolement. Het leek wel of haar brein haar hierdoor nog vaker in de steek liet.” De reden zegt veel over de huidige ontwikkelingen in de ouderenhuisvesting. Over het gedrag van ouderen. Over de rol van een woongemeenschap in het welbevinden van ouderen. Over je gezien en gehoord voelen en uitgedaagd blijven. Over de wijze waarop je het individu blijft zien door inclusie na te streven.

Wonen voor mensen met hun specifieke leefstijlen

Op dit moment is er bij onze corporatie een investeringsvoorstel in voorbereiding. We hebben een plan gemaakt voor het huisvesten van honderd huishoudens, voor ouderen. Een zorgaanbieder is onze partner omdat een deel van de mensen in het gebouw een zorgvraag heeft. Met name mensen met beginnende en gevorderde geheugenproblemen. We geloven zelf heel erg in kleinschalige woonvormen waar ouderen enige mate van beschutting voelen. We openden recentelijk een hofje in één van de gemeenten waar we werken. Met allemaal huizen met een eigen tuin en een gezamenlijke binnentuin.

De zorg, aan de andere kant, heeft schaalgrootte nodig voor een rendabele bedrijfsvoering en om voldoende kwaliteit te kunnen leveren. De uitdaging van de samenwerkingspartners bestaat eruit om gebouwen te bedenken waar mensen zich thuis voelen, geen patiënt zijn en waar de zorg haar doelen kan behalen.

Mooi, maar hoe dan?

Het toverwoord lijkt kleinschaligheid binnen grootschaligheid. De ouderen wonen in een overzichtelijk deel van een groot gebouw. Ze hebben niet het gevoel dat ze samenwonen met honderd andere huishoudens. Een gebouw dat bestaat uit verschillende woongemeenschappen van acht tot twaalf huishoudens. Woongemeenschappen gemaakt door de mensen met hun specifieke voorkeuren en leefstijlen. Waar de mevrouw uit Den Haag zich niet alleen voelt omdat er meer mensen in haar nabijheid wonen die van klassieke muziek en literatuur houden. Of met mensen die de stad hebben verlaten en ooit in Drenthe zijn neergestreken. Dat schept een band, geeft verbinding. De zorg sluit aan, de mensen houden de regie zo lang mogelijk in eigen hand. Familie, vrienden en verwanten hebben een rol in het ondersteunen van de woongemeenschappen. Ze zorgen voor muziek, lezen voor of vertonen documentaires en foto’s over de historie van de stad of over bekende dirigenten. Op deze wijze onderhouden de bewoners hun externe netwerken en blijven ze in verbinding met de wereld buiten hun eigen woongemeenschap. Dit willen we gaan realiseren.

Maar dat kunnen we niet alleen!

Inclusiviteit willen we ook bereiken door meerdere activiteiten in het gebouw te organiseren. Er zijn afspraken gemaakt met een ROC om leerlingen zorg en welzijn onderwijs te geven in het gebouw. Leerlingen leren zo in de praktijk, onder begeleiding van een professional, het vak van bijvoorbeeld verzorgende of facilitair medewerker. Met een aanbieder van zorg voor jonge mensen met een lichte beperking zijn samenwerkingsafspraken gemaakt voor arbeidsmatige dagbesteding in de facilitaire dienst van de zorg. Deze mensen gaan aan de slag in het restaurant, in de schoonmaak en hebben een rol in het onderhoud van de beweegtuin. Ook een kinderopvang gaat ruimtes delen met de ouderen in het gebouw, omdat de ervaring leert dat deze combinatie voor beide groepen meerwaarde heeft. We bouwen op hetzelfde terrein een appartementencomplex voor 20 stelletjes met een verstandelijke beperking die begeleiding in hun dagelijkse beslommeringen nodig hebben.

Op deze wijze wordt het een levendig geheel en vormt het gebouw met z’n buitenruimten een dynamische woon-, en werkgemeenschap.

Mooi idee, wie gaat dat betalen?

Een mooie gedachte, maar een ingewikkelde business case merken we. Want waar lopen we tegen aan? Ongeveer 70% van de investeringen in het nieuwe gebouw gaat over het wonen. De overige 30% is nodig voor het leveren van behandeling, het restaurant en de gedeelde binnen- en buitenruimtes. Door alleen huizen te realiseren kunnen we niet de meerwaarde bereiken die het leven in een dergelijk gebouw zo prettig maakt. De bewoners zullen vervolgens ‘zwaarder op de zorg gaan leunen’ vanwege het gemis aan interne reuring en omdat de externe netwerken buiten de deur blijven.

Het is al een uitdaging om met de huidige eisen voor betaalbaarheid, duurzaamheid, toegankelijkheid en veiligheid op een rendabele manier huizen voor ouderen te bouwen. Met de huidige prijzen voor nieuwbouw is het eigenlijk niet langer mogelijk om te bouwen voor mensen die een sociale huur kunnen betalen. We moeten dus op zoek naar middelen buiten het wonen om. Denk hierbij aan bijdragen vanuit de WMO, extra huurtoeslag of een subsidieregeling voor het investeren in zorginfrastructuur.

Voor elke portemonnee een huis

Een huis in de woongemeenschap is duurder om te bouwen, te beheren en te onderhouden. Hierdoor is het noodzakelijk dat we naast betaalbare huizen voor mensen met huurtoeslag ook aanbod hebben met een hogere huurprijs. Daarnaast komen er inkomsten vanuit de ruimtes die het onderwijs en de kinderopvang huurt en wordt een deel van de exploitatie gedaan door leerlingen en mensen met een beperking die een vergoeding voor dagbesteding inbrengen. Dekking voor de investeringen in het duurzaam maken van het gebouw zullen komen uit een bijdrage van de huurders van de woningen en van de andere ruimtes. Ook investeert de zorgaanbieder zelf in bijvoorbeeld domotica, gastvrijheid en de aankleding van het gebouw. We streven een gezonde balans na tussen vragende en dragende mensen. Dit bereiken we door in de toewijzing van de woningen goed te kijken welke bewoner op een bepaald moment het beste past. Dit wordt zowel vanuit het perspectief van de zorg als vanuit de samenstelling van de bewoners beoordeeld.

Geen woorden maar daden

Er wordt veel gepraat over de vergrijzing die over ongeveer tien jaar z’n piek bereikt. Taskforces, Zorgtafels, Allianties, Deltaplannen en noem het maar op. We hebben het allemaal voorbij zien komen. De best voorspelbare demografische ontwikkeling stelt ons voor lastige dilemma’s. De overheid probeert met tijdelijk geld iets te laten groeien. Daar hebben we niet zo veel aan. De zorg, onze partners, de mensen en de woningcorporaties streven naar duurzame oplossingen om nieuwe concepten de tijd te geven om tot volle bloei te komen.

Boter bij de vis

Goede huisvesting en deel uitmaken van een gemeenschap draagt bij aan het welbevinden van ouderen. Goede huisvesting kost geld. Geld dat niet elke oudere kan opbrengen. We streven naar een samenleving waar iedereen mee kan doen. We willen de schaarse professionals ontlasten door de netwerken van ouderen meer te betrekken bij het zorgproces. Een ons welzijn scheelt een kilo zorg. Daarom is het van belang om woongemeenschappen te maken die de sociale interactie tussen mensen stimuleren. Waar mensen uitgedaagd blijven. Waar mensen met een zware zorgvraag naast mensen met een beperkte zorgvraag wonen. Waar je op loopafstand aanspraak en vertier vindt.