Lees verder
In een tijd met veel negatieve berichten over de zorg, mocht ik de afgelopen 5 jaar promotieonderzoek doen naar het welbevinden van zorgmedewerkers en bewoners van woonzorgcentra. Ik nam daarbij een positief psychologisch perspectief waarbij ik vooral keek naar de positieve aspecten van het werken en leven in deze omgeving. Hieronder beschrijf ik uitkomsten van de vijf onderzoeken van mijn proefschrift, gericht op het welbevinden van de medewerkers en de bewoners.

Het welbevinden centraal

Met de opkomst van persoonsgerichte zorg is er naast het lichamelijke welbevinden steeds meer aandacht voor de ervaring van bewoners. De nadruk ligt daarbij echter nog vaak op de negatieve kant van het wonen in het woonzorgcentrum, bijvoorbeeld op eenzaamheid en depressieve gevoelens bij bewoners. Ook bij zorgmedewerkers is vaak een focus op bijvoorbeeld hoge werkdruk, stress en burn-out. De snel groeiende stroming van positieve psychologie houdt zich juist bezig met de andere kant, met optimaal functioneren en met het welbevinden van mensen. Onderwerpen zoals positieve emoties, sterke kanten en zelfcompassie worden hierbij onderzocht. Bij ouderenzorg is de positieve psychologie echter nog maar zeer beperkt doorgedrongen en in mijn onderzoek heb ik daarom onderzocht in hoeverre deze aanpak past binnen een woonzorgcentrum.

Wat welbevinden precies inhoudt, en of dat verandert als je ouder wordt, blijft lastig. In de literatuur komt vooral het begrip kwaliteit van leven vaak voor als het gaat over ouderen. Dat wordt op zeer uiteenlopende manieren uitgelegd en gaat vaak over zowel fysieke aspecten als mentale aspecten van het leven. In de positieve psychologie wordt mentaal welbevinden gedefinieerd als bestaande uit twee aspecten: goed voelen het goed doen. De hedonistische traditie van welbevinden is vooral gericht op het ervaren van maximaal plezier (geluk; emotioneel of subjectief welbevinden; werkplezier). Maar een leven waarin uitsluitend dit wordt nagestreefd, zal waarschijnlijk niet bevredigend zijn. Daarom is de eudaimonische traditie van welbevinden meer gericht op psychologische groei (betrokkenheid; psychologisch welbevinden; sociaal welbevinden; werkbevlogenheid). In mijn proefschrift onderzoek ik beide aspecten van welbevinden.

Welbevinden van medewerkers

Met het oog op de groeiende vergrijzing en groeiende tekorten in de zorg, begin ik mijn proefschrift met het welbevinden van zorgmedewerkers. Hun werk is veeleisend en zij blijken het lastig te vinden om zelf tijd te maken voor hun eigen welbevinden. In mijn onderzoeken rapporteren zorgmedewerkers over het algemeen een vrij hoog welbevinden (combinatie van emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden) en werkbevlogenheid. Dit was vergelijkbaar met de andere beroepsgroepen en ‘de gemiddelde Nederlander’. Dit is een positieve uitkomst, helemaal tegen het licht van de vele onderzoeken die de verhoogde kans op burn-out klachten voor zorgmedewerkers aankaarten. Het zou dus kunnen zijn dat zorgmedewerkers zowel een verhoogde kans hebben op stress-gerelateerde klachten, als ook op een gemiddeld niveau van welbevinden. Eerder onderzoek in de positieve psychologie laat inderdaad zien dat welbevinden en mentale problemen naast elkaar kunnen bestaan en dat er dus aandacht moet zijn voor beiden. Er is echter aanvullend (internationaal) onderzoek nodig naar de positieve ervaring van zorgmedewerkers om dit goed te kunnen vergelijken.

Een innovatieve manier om als zorgorganisatie aandacht te schenken aan het welbevinden van zorgmedewerkers is door middel van een positief psychologische interventie. Er zijn nog maar weinig onderzoeken die de effectiviteit hiervan onderzoeken. In mijn proefschrift beschrijf ik een onderzoek met 128 medewerkers naar de effectiviteit van een intensieve positieve psychologie training ten opzichte van een wachtlijstcontrolegroep (Kloos e.a., 2019). Zorgmedewerkers van twee woonzorgcentra volgden een 8-weekse online positieve psychologie training die in een eerder onderzoek effectief bleek bij mensen met een suboptimaal welbevinden. Er werden verschillende oefeningen gedaan, zoals het in kaart brengen van de eigen sterke kanten, of de ‘drie goede dingen-oefening’, waarbij stil wordt gestaan bij drie positieve ervaringen op een dag (Bohlmeijer & Hulsbergen, 2013). Helaas werd er geen positief effect gevonden van de training op het welbevinden (emotioneel, psychologisch en sociaal), het werkplezier, of de werkbevlogenheid. Een reden daarvoor kan zijn dat er dus al een vrij hoog welbevinden werd gerapporteerd bij de start van de studie. Medewerkers vonden de training over het algemeen wel persoonlijk relevant en nuttig en gaven ook suggesties voor verbetering. Vervolgonderzoek is nodig om te zien of een meer beknopte werkgerichte interventie, waarin medewerkers ook wat keuzevrijheid hebben, wel effectief zal zijn.

Welbevinden van bewoners

Ook het welbevinden van bewoners van woonzorgcentra komt aan bod in mijn proefschrift. Als bewoners wordt gevraagd zelf aan te geven in hoeverre zij positieve en negatieve emoties en levenstevredenheid ervaren, is duidelijk dat daar nog vooruitgang in te behalen valt. Uit de literatuur blijkt dat zorgmedewerkers nog relatief weinig rapporteren over welbevinden van bewoners in vergelijking met lichamelijke aspecten van de zorg. Natuurlijk kunnen niet alle bewoners van woonzorgcentra hun eigen welbevinden makkelijk kenbaar maken, daarom heb ik onderzocht in hoeverre zorgmedewerkers het welbevinden van bewoners kunnen inschatten.

artikel Kloos 1 foto

Eerst werd een training gegeven over het observeren en inschatten van welbevinden van bewoners, waarin twee 1-item beoordelingsschalen van geluk en betrokkenheid werden geïntroduceerd. Medewerkers kregen een handleiding met een gedetailleerde omschrijving van indicatoren voor elk van de 5 mogelijke scores van geluk en betrokkenheid. In totaal hebben 49 zorgmedewerkers inschattingen gegeven van het welbevinden van bewoners, maar deze bleken slechts beperkt overeen te komen met het welbevinden dat 49 bewoners zelf rapporteerden. Zorgmedewerkers hadden de neiging om het welbevinden van bewoners te overschatten en verschilden onderling ook veel in deze inschatting. Het blijkt belangrijk om eerst te zorgen dat iedereen de zelfde definitie van geluk en betrokkenheid gebruikt, want ondanks de training en de beschrijving in de handleiding, kwam dit niet altijd goed overeen. Op dit moment kan deze methode dus nog niet gebruikt worden in het zorgleefplan om het welbevinden van bewoners te monitoren.

Psychologische basisbehoeften centraal

Naast de aandacht voor het welbevinden, stonden de drie psychologische basisbehoeften van zorgmedewerkers en bewoners centraal. De zelfdeterminatie theorie stelt namelijk dat de vervulling van deze drie fundamentele psychologische behoeften essentieel is voor welbevinden: de behoefte aan autonomie, verbondenheid en competentie (Ryan & Deci, 2000). Bij autonomie gaat het om een gevoel van keuzevrijheid, bij verbondenheid om het hebben van waardevolle contacten en bij competentie gaat het om het gevoel van effectiviteit en zelf iets te kunnen. Deze theorie is in vele domeinen onderbouwd (zoals in educatie en sport), maar het woonzorgcentrum is tot nu toe grotendeels buiten beschouwing gelaten.

Psychologische basisbehoeften van medewerkers en bewoners

Uit mijn onderzoek komt naar voren dat de vervulling van de drie basisbehoeften ook belangrijk is voor welbevinden in het woonzorgcentrum. Allereerst rapporteerden in totaal 200 zorgmedewerkers in twee vragenlijststudies in hoeverre zij vervulling van de eigen basisbehoeften ervaarden op het werk. Vooral hun behoefte aan competentie werd vervuld en zij vonden deze behoefte ook het meest belangrijk. De vervulling van alle drie de basisbehoeften op het werk leek echter bevorderend voor het welbevinden van alle zorgmedewerkers. De vervulling van autonomie, verbondenheid en competentie op het werk hingen namelijk samen met het welbevinden en werkbevlogenheid, onafhankelijk van het belang dat mensen er zelf aan hechten.

Ook hebben 128 bewoners van woonzorgcentra aangegeven in hoeverre zij de vervulling van hun psychologische basisbehoeften ervaren, 5-8 maanden later hebben 91 bewoners een tweede vragenlijst over hun welbevinden ingevuld (Kloos e.a, 2018). Zij bleken vooral vervulling van hun behoefte aan autonomie en verbondenheid te ervaren en veel minder hun behoefte aan competentie. Ook voor bewoners hing de vervulling van alle drie de basisbehoeften samen met hun welbevinden. Autonomie had de sterkste relatie met welbevinden, maar alle drie de basisbehoeften lijken ook op hun eigen manier een bijdrage te leveren aan welbevinden: een hoge vervulling van de ene behoefte kan niet compenseren voor een lage vervulling van een andere behoefte.

Ondersteunen van de basisbehoeften

Een woonzorgcentrum waarin aandacht wordt gegeven aan autonomie, verbondenheid en competentie kan dus gunstig zijn voor het welbevinden van zowel zorgmedewerkers als bewoners. Het wordt soms wel eens vergeleken met een plant, die voedingsstoffen uit de grond, water en zonlicht nodig heeft om te groeien. Op een zelfde manier hebben mensen autonomie, verbondenheid én competentie nodig.

Op basis van deze studies en de literatuur werd een training ontwikkeld om zorgmedewerkers te helpen met ideeën hoe ze de basisbehoeften van hun bewoners kunnen ondersteunen. Zo kwam het geven van zinvolle keuzes (autonomie) bijvoorbeeld aan bod, evenals het tonen van warme interesse (verbondenheid) en het aanpassen van het tempo en feedback geven (competentie). Samen met zorgmedewerkers werden videofragmenten van verleende zorg in de ochtend bekeken en dagelijkse voorbeelden besproken over het ondersteunen van de psychologische basisbehoeften van bewoners.

artikel Kloos 2 foto

Direct na deze training heb ik 11 interviews gehouden met zorgmedewerkers en hebben 132 zorgmedewerkers een vragenlijst ingevuld (Kloos e.a., 2020). Drie maanden na de training werd nog een tweede vragenlijst ingevuld door 63 medewerkers. Hierin werd medewerkers gevraagd wat zij als faciliterend en belemmerend ervaren bij het aan de slag gaan met deze interventie. In dit onderzoek kwam onder andere naar voren dat het faciliterend is voor zorgmedewerkers dat het ondersteunen van autonomie, verbondenheid en competentie makkelijk toepasbaar is in de dagelijkse praktijk. Daarnaast was de ondersteuning van collega’s een belangrijke factor om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Dit is belangrijke informatie voor verdere implementatie, maar eerst is vervolgonderzoek nodig naar de effectiviteit van deze training op het verhogen van het welbevinden van bewoners.

Iedereen actief betrekken

Al met al onderstrepen de onderzoeken van mijn proefschrift dat welbevinden van zowel bewoners als zorgmedewerkers centraal zouden moeten komen te staan, bijvoorbeeld door een cultuur te creëren waarin er aandacht is voor autonomie, verbondenheid en competentie. Het is wel belangrijk om daarbij niet alleen zorgmedewerkers, maar ook alle andere medewerkers binnen de organisatie te betrekken, zoals medewerkers van de facilitaire dienst, managers, maar zeker ook psychologen. Ook bewoners, hun familie en vrijwilligers zouden zoveel mogelijk actief betrokken moeten worden, zodat het echt breed gedragen wordt. Tot nu toe is de positieve psychologie nog maar heel beperkt doorgedrongen tot het woonzorgcentrum. Er is nog veel vervolgonderzoek nodig om in de toekomst optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die de positieve psychologie biedt om op een zo optimaal mogelijke manier te werken en te wonen in het woonzorgcentrum.

Literatuurlijst

  1. Bohlmeijer, E.T., & Hulsbergen, M. (2013). Dit is jouw leven. Ervaar de effecten van de positieve psychologie (This is your life. Experience the effects of positive psychology). Amsterdam, The Netherlands: Uitgeverij Boom.
  2. Kloos, N., Drossaert, C.H.C., Bohlmeijer, E.T., & Westerhof, G.J. (2019). Online positive psychology intervention for nursing home staff: A cluster-randomized controlled feasibility trial of effectiveness and acceptability. International Journal of Nursing Studies, 98, 48–56. doi:10.1016/j.ijnurstu.2019.06.004
  3. Kloos, N., Drossaert, C.H.C., Trompetter, H.R., Bohlemijer, E.T., & Westerhof, G.J. (2020). Exploring facilitators and barriers to using a Person Centered Care intervention in a nursing home setting. Geriatric Nursing, artikel toegevoegd voor publicatie.
  4. Kloos, N., Trompetter, H. R., Bohlmeijer, E. T., & Westerhof, G. J. (2018). Longitudinal Associations of Autonomy , Relatedness , and Competence with the Well-being of Nursing Home Residents. The Gerontologist, 59(4), 635–643. doi:10.1093/geront/gny005
  5. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and Well-being. American Psychologist, 55(1), 68–78. doi:10.1037/0003-066X.55.1.68