Ouder worden als vluchteling
Ondanks dat de gemiddelde leeftijd van vluchtelingen in Nederland relatief laag ligt – driekwart van hen is onder de 35 jaar – is een groeiend aantal in absolute en relatieve zin boven de 60 jaar (CBS, 2021). Zo is het aantal vluchtelingen van 55 jaar en ouder in Nederland verdubbeld; van ongeveer 23.000 naar 49.000 personen tussen 2009 en 2019. De meesten zijn hun herkomstland ontvlucht om politieke en religieuze vervolging en/of oorlog. Sommige vluchtelingen arriveerden in Nederland op latere leeftijd, terwijl anderen ouder worden in Nederland (Dourleijn e.a., 2011; Dagevos e.a., 2018).
Oudere vluchtelingen vinden het vaak lastig om zich de nieuwe omgeving eigen te maken en worden geconfronteerd met een plotselinge breuk in hun levensloop (Bolzman, 2014). Mogelijke, aan ouderdom gerelateerde, gezondheidsproblemen kunnen worden versterkt door hun gedwongen vertrek (Porter en Haslam, 2005). Vergeleken met Nederlandse ouderen, ligt hun zelfervaren gezondheid gemiddeld lager en hebben zij een relatief hoge prevalentie van depressieve symptomen, angststoornissen en PTSS (Gerritsen e.a., 2006). Hierin spelen verlies aan sociaaleconomische status, veranderende familierollen alsook drempels op de arbeidsmarkt en de uitdaging om een nieuwe taal te leren een rol (Knapp en Kremla, 2002). Voor oudere vluchtelingen kan de situatie nog precairder worden, omdat zij gekort worden op hun AOW (Pharos, 2011). Gemiddeld hebben oudere vluchtelingen in Nederland een kleiner sociaal netwerk, vooral bestaande uit huisgenoten (Kosec e.a., 2008) en voelen ze zich vaker sociaal geïsoleerd en eenzaam dan een ouder persoon geboren in Nederland (Dijkstra, 2006; Hagen, 2010).
Dit alles lijkt erop te wijzen dat oudere vluchtelingen in Nederland minder prettig oud worden dan de gemiddelde Nederlandse oudere. Tegelijkertijd zijn oudere vluchtelingen een diverse groep als het gaat om leeftijd, herkomstland, socio-economische bronnen, vluchtredenen, vluchtroute enzovoort. Dit roept de vraag op hoe deze ouderen het ouder worden in Nederland ervaren. We formuleren een eerste antwoord op deze vraag aan de hand van verkennende, semigestructureerde diepte-interviews met oudere vluchtelingen (N=7) en personen die hen ondersteunen (N=3), in de periode mei t/m juli 2019 uitgevoerd door de tweede auteur. De geïnterviewden werden benaderd via project JA statushouders, Vluchtelingen steunpunt Groene Hart, Vluchtelingenwerk Leiden en Diemen en binnen het informele netwerk van de auteurs via snowball sampling. Hun leeftijd lag tussen de 51-68 jaar (zie tabel 1). Gezien het kleine aantal deelnemers richten we ons in dit stuk vooral op het duiden van enkele concepten die zij relateren aan goed ouder worden. Diepgaande analyse van de variatie die door leefomstandigheden, migratiegeschiedenis, burgerlijke status en andere contextuele factoren ontstaat is hierbij grotendeels weggelaten, gezien de lengte van dit artikel en de kleine steekproef. Vier interviews werden in het Nederlands gehouden, één in het Engels en twee met vertalers. De interviews werden, na toestemming, opgenomen en verbatim getranscribeerd en geanalyseerd aan de hand van eerst thematische en daarna grounded theory door de drie auteurs (Glaser en Strauss, 2009).
Tabel 1. Achtergrond van de geïnterviewden
1 Woont alleen, familie nog in het buitenland
Een onverwachte, maar stabiele oude dag
Centraal in de verhalen van de geïnterviewden stond dat ze niet verwacht hadden ouder te worden in een ander land. Ze hadden veelal een leven en carrière opgebouwd in hun herkomstland en zouden het liefst daar ook zijn gebleven. Eén van de geïnterviewde ondersteuners vertelt:“Ik geloof dat 99% van de oudere groep eigenlijk de hoop heeft om terug te keren waar ze vandaan kwamen en daar te sterven, om het zo te zeggen. En tegelijkertijd weten ze ook vaak dat dit simpelweg niet mogelijk is en dat is erg, erg moeilijk.” (teamleider, man)
Nadenkend over veroudering stelden alle geïnterviewden dat Nederland stabiel en veilig is en, belangrijker nog, dat dit niet alleen voor hen zo is, maar ook voor hun kinderen. Dit maakt dat ze het gevoel hebben dat ze goed ouder kunnen worden. Ze voelen zich financieel zeker, ondanks dat velen niet veel hebben: “Ik weet zeker dat ik geld heb, zelfs als ik niet werk.” (Man, 68 jaar uit Syrië)
Ook stelden ze dat dingen goed georganiseerd zijn, hoewel de regels en richtlijnen hen soms te veel werden. De stabiliteit en het idee dat ze een vangnet hadden was iets dat ze heel belangrijk vonden en dit klonk door in hun gedachten over het latere leven: “In Irak is het anders. Als iemand hulp nodig heeft, dan zal iemand uit de buurt komen en helpen. Er is altijd een buur die komt en helpt […]. Aan de andere kant, oudere mensen in Irak hebben andere problemen. Ze zijn vaak arm en de regering helpt niet. Ik weet niet hoe het nu is […] Hier, als een oudere niet voor zichzelf kan zorgen kunnen ze altijd nog naar een verpleeghuis gaan.” (Vrouw, 51 jaar uit Irak)
Streven naar fysieke en vooral mentale gezondheid
Wat zien oudere vluchtelingen als een goede oude dag? Vrijwel allemaal beschreven ze dat ze het belangrijk vinden te werken aan hun fysieke gezondheid om zo “niet afhankelijk te worden van anderen.” (man, 61 jaar, Syrië). Maar factoren die bijdragen aan gemoedsrust stonden voorop. Zoals bovenstaand al geschetst, gaat het dan allereerst over veiligheid en stabiliteit. Ook werd mentale gezondheid beschreven: “Een gezond persoon is voor mij iemand die mentaal kalm is. Alle andere dingen zijn daarna een feit. Als het rustig is in je hoofd, dan ben je gezond.” (Man ,67 jaar, Afghanistan)
Deze mentale rust kon versterkt worden als zij het gevoel hadden dat de mensen om hen heen en in hun herkomstland het goed hadden: “Ja, dat is erg belangrijk voor mij, dat het stabiel blijft daar en mensen rust hebben, gelukkig kunnen zijn, dat vind ik heel erg belangrijk. In een collectieve cultuur, kun je niet genieten als jij, jouw mensen, de ander niet ook kan genieten. Als zij lijden, lijd jij ook (Man, 65 jaar, Iran).
Ondanks dat dit zo belangrijk was, vonden velen het niet altijd gemakkelijk dit te bereiken. Zo worstelden sommigen met het vinden van rust omdat ze heftige herinneringen hadden: “Opletten met je eten en niet verdrietig zijn over het verleden. Het is niet goed om continu na te denken over het verleden, maar soms gebeurt het toch. Als ik alleen ben, dan voel ik me soms niet goed en dan voel ik me verdrietig. Alles is goed hier in Nederland, maar soms voel ik me verdrietig en denk ik aan dingen in die moeilijke situatie. Soms vind ik het lastig om naar buiten te gaan, omdat ik verdrietig ben en soms wil ik dingen doen, maar lukt het me niet (Vrouw, 51 jaar, Irak).
Zoektocht naar sociaal contact
Daarnaast beschreef het merendeel dat ze sociaal contact zagen als een belangrijk aspect van goed ouder worden, maar het hier moeilijk mee hadden. Voor sommigen was dit gerelateerd aan de taalbarrière: “Ik heb weinig sociaal contact hier, ik zou wel meer willen, maar ik spreek de taal niet” (Vrouw, 61 jaar, Syrië). Daarnaast beschreven sommigen gevoelens van discriminatie. Zo werden ze soms gezien als “Gelukszoeker” (Man, 65 jaar, Iran), terwijl ze alles achter zich hadden moeten laten.
Ze voelen zich gediscrimineerd of buitenstaander: “Weet je wat er gebeurt? Ik leef tussen twee culturen. Voor mij, mijn kinderen zijn Nederlands opgegroeid. Ik heb me geprobeerd aan te passen aan de maatschappij en dat is me gelukt. Ik heb nauwelijks problemen. Maar soms als ik op stap ga en ik praat met Nederlandse mensen, dan zitten ze naast elkaar en praten in hun eigen dialect. Dat kan ik niet volgen, dus ja ik ben iemand, maar niet 100 procent.” (Man, 67 jaar, Afghanistan)
Voor de betrokken ouderen is het moeilijk om sociale contacten te vinden. Juist in de latere levensfase is dit moeilijk, omdat ouderen zich minder begeven in een omgeving van terloopse ontmoetingen, zoals werk of school, waar nieuwe vriendschappen kunnen ontstaan. Geïnterviewden erkenden dit en ze vergeleken dit met de situatie in hun herkomstland waar contacten op latere leeftijd volgens hen spontaan, terloops ontstaan en niet georganiseerd hoeven te worden: “Hier gebeurt alles kunstmatig. Je moet een activiteit organiseren wil je ouderen bij elkaar krijgen, kunstmatig, daar ga je. Daar [in Iran] zijn ze samen, ze wandelen in het park, ze zien elkaar, praten met elkaar en gaan naar huis. Mensen kunnen uren praten met hun buren, je hoeft geen activiteit te organiseren. Hier is het allemaal erg kunstmatig en dat is erg moeilijk. Ouderen leunen op dat systeem, niet op henzelf. Het systeem is heel erg anders.” (Man, 65 jaar, Iran)
Verlangen naar een betekenisvolle invulling
In de interviews kwam ook naar voren dat oudere vluchtelingen graag van betekenis zouden zijn voor anderen. Dat bleek in deze levensfase voor het merendeel van hen niet vanzelfsprekend. Dit relateerden ze aan het achterlaten van een gevestigd leven die ze in Nederland niet meer konden inzetten of ontwikkelen, maar ook aan het moeilijke proces van erkenning en vestiging: ”Ik ben aan het wachten, sinds dat ik in Nederland ben gekomen [vier jaar geleden], ik heb altijd het gevoel dat ik aan het wachten ben. Eerst duurde het heel lang voordat de procedure van start ging, meer dan zes maanden voordat ik een vluchteling werd, later wachten op familiehereniging, wachten op de gemeente, wachten op een huis.” (Man, 61 jaar, Syrië)
Het continue wachten beschreven sommigen als een constant gevoel dat het leven bijna ging starten. Dit had zijn weerslag op de manier waarop ze dachten over hun doel in het latere leven, die zij vergeleken met hun rol als oudere in hun herkomstland: ”Er wordt echt heel anders naar gekeken. Als je met pensioen bent, dan ben je gepensioneerd. Dan is er een heel ander systeem van waardering. Je voelt je nooit nutteloos, maar hier wel. Oudere mensen voelen zich nutteloos en dat frustreert, vooral onder mensen met een ander herkomstland.” (Man, 65 jaar, Iran)
De geïnterviewden beschreven dat bij goed ouder worden maatschappelijke betrokkenheid hoort. Zo willen ze bijdragen door (on)betaald werk en overdracht van hun ervaringen en kennis. Sommigen probeerden hiertoe ondersteuning te vinden bij gemeenten, maar dit bleek moeilijk. Verzoeken voor taalcursussen duurden lang, werden niet gehonoreerd vanwege leeftijd en het papierwerk eromheen was soms overweldigend. Er wordt ook anders naar hen gekeken dan naar jongere vluchtelingen, zoals een stagiaire bij een vluchtelingenorganisatie beschrijft: “Sommigen hoeven niet meer te werken, in principe hoeven ze niks te doen. Zij [oudere vluchtelingen] zijn veel meer bezig van dag tot dag, ze zijn vooral bezig anderen te vinden en: hoe vind ik betekenis? Dat is… als je op een gegeven moment niks meer hoeft te doen, dan is er eigenlijk ook geen ondersteuning meer, meer ondersteuning van ons om iets te doen gedurende dag, maar niet door de gemeente.” (vrouw, stagiaire)
Het merendeel beschreef dat ze dachten een dergelijke betekenisvolle rol nooit te kunnen bereiken door een combinatie van taalbarrières, buitensluiting, discriminatie en hun leeftijd. Vooral voor hen die recent gemigreerd waren leek dit lastig, omdat zij zijn vrijgesteld van inburgering en geen taallessen ontvangen. Ook is werken, indien al mogelijk, mede door leeftijdsdiscriminatie lastig. Ook voor vluchtelingen die al tientallen jaren in Nederland woonden speelden ervaringen met discriminatie en buitensluiting een belangrijke rol in hoe zij zich voelden over ouder worden in Nederland. Dit werkt bijvoorbeeld door in hun gevoel van verbondenheid en maatschappelijke betrokkenheid: “Maar het gevoel blijft dat je van buiten bent, dat wat je ervaren hebt, de Nederlanders hebben Nederland mooi gemaakt en ik wil daar graag aan bijdragen […] maar, door mijn leeftijd, heb ik niet veel meer om bij betrokken te zijn of aan deel te nemen. Ik probeer het toch, ik denk erover. Soms vraag ik me af of ik het nog kan doen, maar misschien mijn kinderen wel.” (Man, 61 jaar, Syrië)
Goed ouder worden als anderen het goed hebben
In de interviews gaf een deel aan dat zij zich ook neerlegden bij dit idee van beperkte maatschappelijke betrokkenheid en sociaal contact (zie Hagen, 2010). Bovendien vonden de meeste geïnterviewden dat een nieuw leven opbouwen niet meer op hen van toepassing was vanwege hun leeftijd. Dergelijke ideeën leefden zowel onder geïnterviewden die enkele jaren in Nederland waren als ook onder hen die al enkele decennia in Nederland woonden. Ze beschreven hoe hun leven minder kansrijk was geworden door hun vlucht en dat zij als individu niet meer succesvol zouden kunnen zijn: “Ik ben een oude man.” (Man, 67 jaar, Afghanistan) In plaats daarvan benadrukte het overgrote merendeel van de geïnterviewden dat hun maatstaf voor goed ouder worden was hoe goed hun kinderen het deden, de kansen die zij nu hadden en de mentale rust die dit gaf: “Maar wat ik belangrijk vind, eigenlijk, is dat, ja, je moet een soort rust in je hoofd hebben en dat hangt vooral af van de situatie van je kinderen.” (Man, 65 jaar, Iran) “Eerst was het verleden veel meer in mijn gedachten. Nu denk ik aan de toekomst van mijn kinderen.” (Vrouw, 51 jaar, Irak)
Ook zetten ze zich in om hun kennis, levensgeschiedenis en ervaringen door te geven aan andere generaties. Zodat ze op die manier de kracht van hun herkomst konden overdragen: “Maar voor mij [is er] een behoefte om terug te gaan en terug te kijken op mijn verleden en mijn wortels.” (Man, 65 jaar, Iran)
Kansen op een goede oude dag?
Deze studie moet vooral gezien worden als een verkennende studie die een eerste richting kan geven aan de perspectieven op ouder worden van oudere vluchtelingen in Nederland in navolging van (inter)nationale studies (Bolzman, 2014; Dagevos e.a., 2018, Dourleijn e.a., 2011; Owino & Fuller, 2023; Torres, 2004).
In plaats van persoonlijk succes, zoals veel modellen van goed of succesvol ouder worden (bijvoorbeeld flourishing of succesful ageing) voorop stellen, vonden de meeste van de geïnterviewden goed ouder worden afhankelijk van de mate waarin hun kinderen een zeker en succesvol bestaan hadden weten op te bouwen. Bovendien, en in lijn hiermee, vonden ze het belangrijk hun herinneringen en ervaringen over te dragen aan de volgende generatie en maatschappelijk betrokken te zijn. Desondanks bleek het heel lastig dit te realiseren. Voor deze ouderen is een kansrijkere omgeving om van betekenis te kunnen zijn gewenst. Ze zouden zich uitgenodigd moeten voelen om bij te dragen en de kans moeten krijgen om de taal te leren om maatschappelijke inbedding te versterken. Daarbij moeten we ons nadrukkelijk bewust zijn dat wij als samenleving niet in de valkuil stappen om alleen te kijken naar herkomstland, naar taalvaardigheid en naar een kalenderleeftijd. Veel van hen hebben grote problemen weerstaan en offers gebracht om hier te komen. De kracht, vindingrijkheid en ervaring die spreekt uit hun verhalen horen ook gehoord te worden en verdienen een kans op maatschappelijke inbedding.