Ageism uit doodsangst
Het is 50 jaar geleden dat Robert Butler, een Amerikaanse arts, gerontoloog, psychiater en auteur, de term ’ageism’ introduceerde (Butler 1969). Ageism is het stereotyperen en discrimineren van individuen of groepen uitsluitend op basis van hun leeftijd. Leeftijdsdiscriminatie heeft een diepgaande invloed op het functioneren van de samenleving in het algemeen, en hoe wij ons voelen in het bijzonder (WHO 2021). In tegenstelling tot wat velen denken is leeftijdsdiscriminatie van alle tijden, schiet dit wortel in alle samenlevingen en neemt het sterk toe tijdens economische of andersoortige maatschappelijke problemen. Het is een enigma waarom deze vorm van discriminatie zo wijdverbreid en hardnekkig is, en dit gebrek aan inzicht belemmert een succesvolle aanpak van het probleem.
Het is een feit dat wij allemaal ontvankelijk zijn om anderen op hun leeftijd te discrimineren. De evolutionaire logica is dat onze hersenen, gevoelens, lichaam en gedrag zijn geoptimaliseerd voor seks en de zorg voor ons eigen kroost ten koste van het lange termijn-onderhoud van ons eigen lichaam. Dit alles om het voortbestaan van de menselijke soort te waarborgen (Kirkwood, 2017). Een stijgende leeftijd komt onherroepelijk met disfunctioneren, ziekte en dood. Daarom zou het ons niet moeten verbazen waarom wij kinderen koesteren en voor ouderen ambivalente gevoelens hebben, al was het maar om onze eigen angst voor het komend verval te bagatelliseren en ontkennen.
Angst heeft een stevige genetische basis omdat wij niet zonder kunnen overleven. Doodsangst is de algemene grondslag voor evolutionair psychologisch denken en meer specifiek de ‘terror management theory’ in deze context (Greenberg et. al., 1986). Mensen hechten waarde aan hun eigen leven en identiteit, en investeren om deze te versterken en te behouden. Desgevraagd zal vrijwel geen enkele oudere zich identificeren met ‘oud’ en zullen zij consequent verwijzen naar anderen die meer disfunctioneren, ernstiger ziek zijn of afhankelijker van anderen zijn dan zijzelf (Bodner, 2009, Bodner et al., 2015). Door zich niet als oud te identificeren wordt onbewust een verdedigingswal opgebouwd tegen de eigen angst voor achteruitgang, verval en dood. Onderzoek heeft aangetoond dat de interindividuele verschillen in angst voor de dood ook worden gevormd door culturele omstandigheden, wat de maakbaarheid van deze eigenschap benadrukt en wijst op een potentieel voor psychologische interventie (Taylor et al., 2006).
Wanneer het leven voortschrijdt zijn de tekenen en symptomen van veroudering onmiskenbaar zichtbaar, en onherroepelijk voelbaar. Sociale experimenten hebben aangetoond dat ieder willekeurig onderscheid, de aan- of afwezigheid van rimpels, maar ook de kleur van een overhemd, of de voorkeur voor muziek, de neiging veroorzaakt dat mensen zich met hun ‘eigen’ groep identificeren en die gaan bevoordelen (Frank & Gilovich, 1988). Dit fenomeen is de hoeksteen van de ´social identity theory’ en is een voldoende verklaring voor stereotypering en veroordeling van anderen (Hogg, 2016). Experimenteel onderzoek laat ook zien dat wanneer de maatschappelijke druk toeneemt discriminatie en mishandeling als vanzelf volgen (Tajfel, 1970). De ontnuchterende implicatie is dat de tekenen en symptomen van veroudering een voldoende verklaring is voor collectief gedrag om jongeren te verafgoden ten koste van ouderen en deze discriminatie op basis van leeftijd erg moeilijk is te overwinnen (Westendorp, 2021).
Het is goed mogelijk dat de angst voor verval, die het leeftijd discriminerend gedrag van jongeren aanwakkert, niet wezenlijk verschilt van de doodsangst die het oordelend en discriminatoir gedrag van ouderen zelf uitlokt (Chonody & Teater, 2016). Ouderen voelen zich niet enkel bedreigd door de jongeren, ook binnen hun eigen groep willen zij afstand nemen van hun leeftijdsgenoten en zich onderscheiden van bijvoorbeeld hen die leven met een beperking om daardoor hun eigen- en sociale identiteit hoog te houden.
Leeftijdsdiscriminatie is anders dan de meeste andere vormen van ‘ismen’ omdat iedereen eens jong was en daarna oud wordt naarmate de tijd verstrijkt; mensen met een donkere huid veranderen tijdens hun leven niet in blank. Simpelweg omdat we ouder worden zal bijna iedereen zelf dader en slachtoffer worden, als ware het een rolverwisseling die deel uitmaakt van onze ‘normale’ emotionele ontwikkeling, een ‘rite-de-passage’. Adolescenten zetten zich af tegen hun ouders, maken zich los, gaan het huis uit en beginnen een nieuwe generatie met eigen kroost. Op het moment dat de kinderen uit het nest zijn gevlogen en de ‘derde levensfase’ aanbreekt, raken velen emotioneel op drift omdat eenmaal met het nageslacht op orde ons evolutionaire doel is bereikt en hen het gevoel bekruipt dat zij ‘er niet meer toe doen’ en zich achtergesteld weten. Sommigen van hen beginnen buitensporig te investeren in hun eigen lichaam en gezondheid als een coping strategie om zich emotioneel beter te voelen en de angst voor het verval te beteugelen, maar gezondheid op oudere leeftijd is een onhaalbaar doel met op de achtergrond de dood als lonkend perspectief.
Een confrontatie met oud zijn
Afgelopen jaar ben ik in de badkamer gevallen en heb daarbij mijn schouder beschadigd, waarvoor ik langere tijd ontstekingsremmende tabletten heb gebruikt. Post aut propter ontwikkelde ik gordelroos. Het maakte me heel ziek, intens moe en gaf mij met het gevoel dat ik plots heel oud was geworden. In de nachten had ik helse pijnen, als ware het sissende vuurpijlen die met grote snelheid door mijn lijf schoten om daar diep van binnen met een grote knal uiteen te spatten. Ik wist me geen raad en indachtig mijn oma – ik heb een katholieke opvoeding genoten – ben ik gaan bidden om tot rust te komen. Tot mijn eigen verbazing ben ik niet in paniek geraakt en heb het een en ander uitgeziekt. Het doorleven van dit ziekbed leerde mij wat het betekent om een mankerend lijf te hebben. In de nacht kon ik mij indenken dat mensen het leven durven los te laten om rust te vinden. Overdag realiseerde ik mij dat iedere dag de laatste kan zijn en je zelf iets van het leven moet maken. Die acceptatie van de eindigheid van het leven, die berusting, maar ook de moed om verder te gaan maakt dat je eigen discriminerend gedrag naar jongeren met een gezonder lijf of leeftijdsgenoten met een betere gezondheid wegebt.
Acceptatie van eindigheid
Bovenstaande reflectie op mijn eigen leven leerde me iets anders dan de gebruikelijke insteek ’we moeten voortgang maken’. Kijkend in de spiegel, op de rand van dissociatie, zag ik dat mijn eigen levensloop niet anders is dan is verbeeld in de ‘levenstrap’ die binnen de protestant christelijke cultuur van de 18e – 19e eeuw razend populair werd en in ieder huishouden aan de muur was gespijkerd. Er is een opgang tot aan 50 jaar waarna de neergang onverbiddelijk inzet, voor mannen en vrouwen, en voor boeren en edellieden gelijk. De alomvattende boodschap die hieruit spreekt, dat je de derde en vierde fase van je leven met jezelf moet onderhandelen (Higgs & Gilleard, 2015), heeft niets aan zeggingskracht ingeleverd en wordt rijkelijk geïllustreerd door de vele versies van de levenstrap die heden ten dage op het internet circuleren.
Ik denk dat de lessen van het geleefde leven je kunnen leren dat je in de toekomst het leven los zou kunnen laten waardoor je zonder doodsangst, vrij kunt zijn van leeftijdsdiscriminatie. Dat je jongeren tegemoet kunt treden zonder gevoelens van afgunst om hun gezonde lijf. Dat je leeftijdsgenoten met een ziekte kunt ontmoeten zonder je beter te voelen, omdat je weet dat je eenzelfde bestemming hebt. Discriminatie op leeftijd komt immers voort uit het feit dat we ons identificeren met jongeren waarvan wij denken dat zij nog een lang leven tegemoet kunnen zien, terwijl we wegkijken bij het zien van ouderen – en dan vooral ouderen met ziekte en of beperkingen – omdat zij op weg zijn naar het einde. Om de mythe van onze eigen onsterfelijkheid door te prikken, lijkt het een noodzakelijke voorwaarde om het eigen verval te doorleven. Dat je kunt accepteren dat het leven en gezondheid maar beperkt maakbaar zijn, en je de dood zou durven te omarmen wanneer die ten tonele verschijnt. Eerst de angst voor de dood overwinnen, waarmee je je vrijmaakt van de ‘terror’ die onze emoties en gedrag bepaalt, waarna je opnieuw kan gaan werken aan je eigen- en sociale identiteit (Martens et al., 2005).
Acceptatie van de dood bij evolutionair succes
Enkele maanden geleden was ik in gesprek met de tuinman. De druk van corona was alom voelbaar en we reflecteerden hoe we ons met deze nieuwe werkelijkheid moesten verhouden. Het verbaasde mij dat deze 46-jarige man, vader van vier kinderen, niet was gevaccineerd en niet de geringste neiging had om zoiets te doen. “Maar de kans om aan corona dood te gaan is aanzienlijk kleiner wanneer je gevaccineerd bent”, bracht ik in. Het antwoord was prompt en kordaat: “Rudi, mensen zijn tegenwoordig zo angstig voor de dood, dat is niet goed”. Ik kon niet anders dan hem daarin volledig gelijk geven. Ik probeerde het een tweede keer: “Maar je bent toch vader van vier kinderen?” Hij reageerde direct: “Wanneer ik doodga zal er goed voor mijn kinderen worden gezorgd”, en ook dit scenario was geen aanleiding om zich tegen corona te laten vaccineren. Zijn omgang met de dood en zijn vertrouwen in de toekomst verraste mij zeer; wellicht een echo van zijn protestant christelijke geloof. Toen ik hem voor de derde keer vroeg of zijn kinderen niet liever door hem dan door een stiefvader zouden worden opgevoed, was er een spoor van twijfel of hij wel de goede keus had gemaakt.
Het relaas van de tuinman weerspiegelt onze evolutionaire drang om voor ons eigen kroost te zorgen en hij was ervan overtuigd dat die zeker was gesteld. Daarmee is aan de evolutionair gestuurde, innerlijke behoefte aan nageslacht voldaan. Anders dan velen was de tuinman niet angstig voor verval, was bij hem de angst voor de dood vervlogen en voelde hij zich vrij om te besluiten welke (sociale) identiteit hij zou willen aannemen en om zich wel of niet te laten vaccineren (Sargent-Cox, 2017). Het is een onopgeloste vraag waarom in onze hedendaagse cultuur slechts weinigen deze evolutionaire geruststelling kunnen gebruiken als een emotionele bron om aan de ’terror’ te ontsnappen.
De volgende keer dat ik de tuinman spreek zal ik hem vragen hoe hij denkt over ouderen, of over hen die moeten leven met een handicap en/of afhankelijk zijn. Zou hij vrij zijn van leeftijdsdiscriminatie? Zijn ouderen en zieken voor hem gewoon andere mensen waar hij niet meer maar ook niet minder om zou moeten geven? Leven zij hun eigen leven en het is niet aan hem om daar een oordeel over te vellen?