Lees verder
Er is veel aandacht voor technologische ontwikkelingen in de zorg. In het sociale domein liggen eveneens veel kansen voor toepassingen van technologie. In dit artikel bespreek ik hoe social e-health, naast het faciliteren en ondersteunen van persoonlijk contact en het vergroten van de mogelijkheden voor sociale interactie, een bijdrage kan leveren aan het sociale welbevinden.

E-health en de (on)mogelijkheden in het sociale domein

Bij technologie en ouderen wordt vaak gedacht aan het begrip ‘e-health’. In 2012 kwam Nictiz met een overzicht van e-health toepassingen, waarbij ‘health’ vertaald was naar gezondheid en gezondheidszorg en waarbij één van de gebruikers van deze informatie- en communicatietechnologieën ten minste patiënt of zorgverlener diende te zijn. In de herijkte definitie van e-health: “de toepassing van zowel digitale informatie als communicatie om de gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen en/of te verbeteren” (Van Lettow e.a., 2019, p.11) is de term ‘technologie’ bewust weggelaten in de definitie. Bovendien lijkt de term ‘gezondheid’ in bredere zin te zijn opgepakt: naast patiënten worden ook (zorg-) consumenten beschouwd als potentiële gebruikers van e-health, en preventie en zelfmonitoring worden genoemd als toepassingsgebieden van e-health. Hierdoor kan iedereen die, al dan niet preventief, digitale informatie of communicatie toepast ter bevordering van zijn of haar gezondheid, als een gebruiker van e-health beschouwd worden, en niet louter patiënten (bij wie over het algemeen een relatie met een gezondheidsprofessional noodzakelijk is).

Toch is gezondheid meer dan zelfgemeten bloedwaarden en het aantal gezette stappen op een dag. De definities van gezondheid variërend van een toestand van ‘compleet (fysiek, geestelijk en sociaal) welbevinden’ (WHO, 1948) tot ‘het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’ (Huber e.a., 2011) benadrukken expliciet de relevantie van het sociale aspect binnen gezondheid. Het is dan ook opvallend te noemen dat bij de toepassing van technologie in de ondersteuning van gezondheid vooral de nadruk op de fysieke gezondheid ligt, in minder mate op het mentale aspect, en in de laatste plaats op het sociale aspect.

Het is de verwachting dat investeringen in het sociale domein winst oplevert in de zorg, door substitutie van zorg door welzijn (In voor Zorg!, 2017). Wanneer we de kansen voor technologie binnen het sociale domein willen exploreren, zullen we af moeten stappen van de ‘enge’ (fysieke) associatie van gezondheid, en sociaal welbevinden als een onderdeel van de gezondheid van mensen moeten beschouwen.

Gedrag ondersteunen met technologie in het sociale domein

Het afgelopen decennium is de verschuiving ingezet van de focus van zorg en ziekte naar gedrag en gezondheid. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg roept hierbij expliciet op om óók naar gedrag te kijken als we het algemeen welbevinden van mensen willen vergroten. De nadruk is hiermee bovendien steeds meer komen te liggen op de actieve burger. De huidige participatiesamenleving vraagt dan ook om eigen verantwoordelijkheid en burgerschap als het gaat om gedrag en gedrag dat gezondheid kan beïnvloeden. Mensen voelen zich over het algemeen eigenaar en eindverantwoordelijke van hun gedrag. Vind je bijvoorbeeld dat je te weinig sport, dan is het je eigen verantwoordelijkheid om je aan te melden bij een sportschool of sportvereniging. Als gevolg hiervan wordt van mensen verwacht dat ze ook zelf investeren in hun gezondheid; bijvoorbeeld door het aanschaffen van (technologische) producten die hun (sociaal) welbevinden bevorderen.

Ook binnen de gerontechnologie, het interdisciplinair academisch en professioneel domein waarbinnen al lange tijd onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden van technologie om aan te sluiten bij de menselijke behoeften in bredere zin, worden de doelen van technologie niet louter als ondersteuning van fysieke gezondheid beschouwd. Technologische producten en de fysieke omgeving kunnen bijdragen aan het zelfstandig leven en sociaal participeren van oudere mensen, rekening houdend met hun gezondheid, het comfort en de veiligheid. Gerontechnologie kan zodoende de kwaliteit van leven van ouderen verhogen, bijvoorbeeld door het verbeteren of ondersteunen van gezondheid (zie het artikel ‘Een KRACH-Tig project in Rozenburg’ elders in deze editie van Geron), maar ook door meer in te spelen op gedrag dat sociaal welbevinden kan vergroten: zoals activiteiten in het dagelijks leven en wonen (bijvoorbeeld met de BuurtApp), communicatie (via beeldbellen), mobiliteit (dankzij een robotrollator), werk (door via online werken in het arbeidsproces te blijven) en vrije tijd (bijvoorbeeld online spelletjes spelen met anderen). (Zie voor meer voorbeelden het artikel ‘Senioren en technologie: een scala aan mogelijkheden en ontwikkelingen’ elders in deze editie van Geron.)

Verschillende rollen van technologie

Wanneer men technologie inzet om het sociaal welbevinden van ouderen te ondersteunen, kan dit op verschillende manieren gebeuren. Op de eerste plaats heeft technologie vaak een faciliterende rol. Mede dankzij computers en het internet kunnen organisaties binnen het sociale domein hun werk verrichten. De technologische infrastructuur faciliteert de administratie, contacten met het netwerk en het verspreiden van informatie, bijvoorbeeld middels websites. De digitale ondersteuning kan door een verhoogde toegankelijkheid bijdragen bij aan een toename van het aantal vrijwilligers en burenhulp faciliteren, met als uiteindelijke doelen meer burgerinzet, verbondenheid, zorg voor elkaar en zelfredzaamheid (In voor Zorg!, 2017).

Ten tweede kan technologie een essentieel onderdeel van de interventie zelf zijn, bijvoorbeeld wanneer chatbots of robots worden ingezet om direct contact te hebben met een oudere of wanneer techniek een rol vervult in het contact dat ouderen met elkaar onderhouden (bijvoorbeeld door middel van een seniorentelefoon of WhatsApp). Ook het spelen van online spellen en serious games kan een positief effect hebben op sociale en emotionele functies van ouderen en mensen met dementie. Ze kunnen bijvoorbeeld de stemming verbeteren en positief affect en gezelligheid vergroten (McCallum & Boletsis, 2013).

Technologie kan naast een faciliterende rol of als interventie ook een signalerende functie hebben. Door (on)gewenst of (on)gezond gedrag te monitoren, kan de techniek een signaal afgeven of een melding maken wanneer het sociaal welbevinden onder druk lijkt te komen. De toepassing van technologie met een monitorende functie komt in mindere mate voor – denk aan de (anonieme) telefonische en online hulpdiensten – maar biedt kansen voor de toekomst. Hierbij valt te denken aan de opkomst van big data in combinatie met domotica, die in potentie de mogelijkheden creëert om allerlei gedrag van ouderen te meten, inclusief sociaal gedrag. Zo blijken data van smartphones en fitbits een behoorlijke voorspeller te zijn voor het in beeld krijgen van welke mensen eenzaam zijn en welke niet. In een studie onder 160 Amerikaanse studenten, bleken studenten met een hogere mate van eenzaamheid ’s avonds en in de weekenden minder tijd buiten de campus en op plaatsen voor sociale activiteiten door te brengen dan studenten met een lage score op eenzaamheid (Doryab e.a., 2019). Vervolgens kan van dergelijke data ook een signalerende werking uitgaan.

Technologie als onderdeel van een ecosysteem

Technologie en digitale mogelijkheden (email, videobellen, smartphone) kunnen zeker beschouwd worden als middelen om sociaal welzijn te verbeteren, maar moeten niet gezien worden als vervánging van bijvoorbeeld het fysieke contact. In de coronacrisis is echter gebleken dat technologie ook juist dé oplossing kan zijn om contact mogelijk te maken, wanneer het lastig, moeilijk, of zelfs onmogelijk is. Beeldbellen maakte het contact tussen mensen in het verpleeghuis of andere ouderen en kwetsbaren met hun dierbaren weer mogelijk. Daarnaast zijn er diverse technologische innovaties in ontwikkeling om beter in contact te komen met mensen met dementie, zoals SoundscapePillow of de CRDL (crdlt.com), maar ook ontwikkelingen zoals sensorische omgevingen om mensen tot rust te laten komen en weer meer in contact te laten komen met hun mantelzorgers en familie, zoals Sense-Garden (sense-garden.eu).

Art.2 Sense-Garden1+2

De SENSE-GARDEN omgeving in Odda, Noorwegen van Artur Serrano, Aat Vos, Mars Interieurarchitecten en Artisan Tech. Foto’s: Tale Hauso / NRK.

Technologie moeten we echter niet louter zien als een artefact dat in huis gehaald wordt. Om sociale inclusie van ouderen te bewerkstellingen speelt ook de gebouwde omgeving, zowel de wijk als de woning, een cruciale rol, evenals de sociale infrastructuur van diensten en systemen. Technologie als kans en middel in de ondersteuning van sociaal welbevinden zal dus als een onderdeel binnen een totaal ecosysteem gezien moeten worden. Een voorbeeld hiervan is het project ‘Vitaal Thuis in de Wijk’ van VitaValley, waarin men goed verzorgd, sociaal veilig, betekenisvol en vitaal leven in de eigen wijk wil realiseren door middels toekomstbestendig te bouwen, slimme ICT en e-health de eigen regie, zelfredzaamheid en ‘samenredzaamheid’ te verhogen. Het fenomeen van ageing-in-place behelst dan ook niet alleen het toegankelijk maken van de fysieke woning; het betreft ook het ondersteunen van de psychologische en sociale behoeften van burgers in de wijk. De opkomende ontwerpprincipes van design thinking en design challenges kunnen helpen om vraagstukken in het sociale domein op wijkniveau aan te pakken. Door in de ontwerpstappen met de andere partijen in het ‘ecosysteem’ samen te werken in het ontwikkelen van een dienst, is er een grotere kans op een geslaagde implementatie van de technologie in de samenleving.

Uitdagingen voor ontwerpen en ontwikkelen van technologie voor het sociale domein

Hoewel ouderen digitaal steeds vaardiger worden, wordt bij de ontwikkeling van technologie vaak nog onvoldoende rekening gehouden met de oudere gebruiker. De introductie van technologie in het sociale domein is dan ook geen plug-and-play: onderzoeken onderstrepen keer op keer dat het principe one size fits all niet opgaat. Ontwikkelaars dienen rekening te houden met verschillen wat betreft gezondheidsbehoeften, opvattingen, voorkeuren, mogelijkheden, veerkracht en coping mechanismen (Van der Zijpp e.a., 2018). Daarnaast zijn mensen niet statisch maar dynamisch, net als de context waarin ze verkeren. Dat geldt ook voor de rol die technologie kan spelen in het leven van een oudere. De aard en het doel van technologiegebruik en de rol van waaruit de oudere technologie gebruikt, kan drastisch veranderen, afhankelijk van de levensfase waarin iemand verkeert en ‘life events’ die iemand meemaakt. Het kan bijvoorbeeld verschuiven van het gebruik van technologie voor vrijetijdsbesteding en behoud van eigen gezondheid of mantelzorg voor anderen, naar die van zorgvrager die ondersteuning ván anderen ontvangt met technologie.

Eigen regie

Het appel dat wordt gedaan op het vermogen van ouderen om eigen regie te nemen en zelfredzaam te zijn en minder afhankelijk te worden van de verzorgingsstaat, brengt ook risico’s met zich mee. De meer kwetsbare burgers zijn vaak minder in staat – al dan niet met technologie – aan de eigen gezondheid te werken, dat wil zeggen ‘regie’ over zijn of haar eigen leven te hebben en op eigen kracht zelfredzaam te blijven. Het is zelfs mogelijk dat ouderen zich juist meer afhankelijk voelen door technologie of dat ze zich in hun vrijheid beknot voelen en de technologie als opdringerig ervaren (Van der Zijpp e.a., 2018), bijvoorbeeld wanneer ze zich door het gebruik van een monitoringsapp gecontroleerd voelen door hun mantelzorgers.

Willen we techniek een grotere rol laten spelen in het sociale domein, dan moeten we ouderen niet alleen ondersteunen bij het maken van sociaal contact en de mogelijkheid tot ontmoeten, maar zullen we meer in moeten spelen op de eigen regie en deze ook ondersteunen met behulp van technologie. Dit kan bijvoorbeeld door technologie in te zetten voor het verbeteren van het gevoel van eigenwaarde, het zich vertrouwd en veilig voelen en het verminderen van negatieve gedachten (Movisie, 2020). Denk hierbij aan het gebruik van robotdieren waarmee geborgenheid van vroeger wordt opgewekt, waardoor iemand zich meer vertrouwd voelt en meer verbonden is met de huidige omgeving, of een internetcursus waarin iemand aan zijn persoonlijke vaardigheden werkt of door gezamenlijk leren en de mogelijkheid om contacten te onderhouden met mensen op afstand. Ook kan technologie benut worden om ouderen bewust te maken van de situatie en van de keuze die men heeft om al dan niet zijn of haar sociaal welbevinden te verbeteren. Door hierbij gebruik te maken van actieve technologie, zoals een app waarin de oudere zelf een actieve rol heeft in het monitoren van zijn of haar gedrag, in plaats van passieve technologie, zoals sensoren waar een oudere ongemerkt gemonitord wordt, zal een oudere zich meer bewust worden van zijn of haar eigen rol in het proces.

Social e-health

Naast het faciliteren en ondersteunen van contacten en het vergroten van de mogelijkheden tot ontmoeten, liggen er bredere kansen voor de inzet van technologie in het sociale domein. Zo kunnen ouderen door actieve technologie gesteund worden in het nemen van de eigen regie. Dit proces kan beginnen met bewustwording. Er ligt er een groeiende kans dankzij big data en machine learning om hulpverlening en publieke voorlichting te optimaliseren en gerichter in te zetten. Het is de uitdaging om, vanuit de gedachte van dienstontwikkeling in samenwerking met anderen, met social e-health en technologische innovaties, zoals robotica en big data, het sociaal welbevinden van ouderen tot op wijkniveau te versterken.

Literatuurlijst

  1. Doryab, A., Villalba, D. K., Chikersal, P., Dutcher, J. M., Tumminia, M., Liu, X., . . . Creswell, J. D. (2019). Identifying Behavioral Phenotypes of Loneliness and Social Isolation with Passive Sensing: Statistical Analysis, Data Mining and Machine Learning of Smartphone and Fitbit Data. JMIR mHealth uHealth, 7(7), e13209. doi:10.2196/13209
  2. Huber, M., Knottnerus, J. Green, L. e.a.. (2011). How should we define health? BMJ 343, d4163. doi:10.1136/bmj.d4163
  3. McCallum S., Boletsis C. (2013) Dementia Games: A Literature Review of Dementia-Related Serious Games. In: Ma, M., Oliveira, M.F., Petersen, S., Hauge, J.B. (red) Serious Games Development and Applications. SGDA 2013. Lecture Notes in Computer Science, 8101. Berlin, Heidelberg: Springer. https://doi.org/10.1007/978-3-642-40790-1_2
  4. Movisie (2020). Wat werkt bij de aanpak van eenzaamheid.. Geraadpleegd via https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/2020-02/wat-werkt-eenzaamheid-dossier-2020.pdf
  5. De preventieve werking van sociaal werk. (2017). In voor zorg! Geraadpleegd via http://www.invoorzorg.nl/docs/ivz/Nieuws/VIL_IVZ_RAPPORT_DEF_V7.pdf
  6. Van der Zijpp, T., Wouters, J.M. & Sturm, J. (2018). To Use or Not to Use: The Design, Implementation and Acceptance of Technology in the Context of Health Care. Assistive Technologies in Smart Cities. Londen: IntechOpen. doi:10.5772/intechopen.77058
  7. Van Lettow, B., Wouters, M. & Sinnige, J. (2019). E-health, wat is dat? Geraadpleegd via https://www.nictiz.nl/wp-content/uploads/E-health-Wat-is-dat.pdf
  8. WHO (1948). Preamble to the Constitution of the World Health Organization. Geneva: World Health Organization.