Alledaagse en ‘hedendaagse’ reminiscentie
Hoewel het ophalen van herinneringen, oftewel reminiscentie, regelmatig wordt toegepast in interventies voor ouderen met cognitieve of psychosociale problemen (Alqam, 2018), is weinig bekend over hoe vitale ouderen herinneringen ophalen in het dagelijks leven. Steeds meer biedt Informatie en Communicatietechnologie (ICT) mogelijkheden om het sociaal en emotioneel welbevinden te bevorderen, ook voor ouderen (Blok e.a., 2020). Daarom besteedde ons onderzoeksteam in een door ZonMw gesubsidieerde kwalitatieve studie naar het ophalen van herinneringen door ouderen specifiek aandacht aan de rol van ICT.
Dagboekstudie naar herinneringen
We voerden twee semigestructureerde kwalitatieve interviews uit bij twintig deelnemers (75+, zelfstandig wonend), geworven binnen het netwerk van het Nationaal Ouderenfonds, partner in het project. In het eerste interview introduceerden we het begrip reminiscentie met enkele vragen over recente herinneringen. Daarnaast vroegen we deelnemers in hoeverre en op welke manieren zij ICT gebruikten in het dagelijks leven. We definieerden ICT daarbij als ‘communicatietechnologie, variërend van apparaten (smartphones, pc’s) tot kanalen (internet, kabel) en locaties op die kanalen (sociale netwerksites, apps) die mogelijkheden bieden om te interacteren met deze media en met andere gebruikers’ (Sundar & Limperos, 2013). Tot slot gaven we deelnemers een dagboek om herinneringen in bij te houden. Na drie weken bespraken we deze met hen in een tweede interview. Daarbij stond het proces en niet de inhoud van de herinneringen centraal; we richtten ons bijvoorbeeld op hoe de herinnering begon, of deze alleen of met anderen werd opgehaald, en wie het initiatief nam (Thornton & Brotchie, 1987).
Vier fasen
Op basis van de interviews onderscheidden we vier fasen in het proces van reminiscentie: prikkels, persoonlijke motivaties, aan de slag met de herinnering en vervolgstappen.
Fase 1: Prikkels
Herinneringen begonnen met verschillende soorten prikkels. Ten eerste zintuiglijke prikkels, waarbij visuele prikkels het vaakst werden genoemd. Denk aan foto’s in een persoonlijke verzameling, of in de krant. Voor sommigen was alleen al de gedachte aan een foto voldoende om een herinnering op te roepen. Een meneer ging uitvoerig in op de reizen die hij in het verleden bij de marine had gemaakt, gebaseerd op een specifieke foto die hij in gedachten had. Anderen vonden de aanwezigheid van foto’s noodzakelijk voor het ophalen van herinneringen. Zoals de mevrouw die na haar scheiding haar foto’s kwijtraakte:
‘Ik heb wel wát foto’s, maar niet veel. Toen ik ging scheiden, kreeg hij ze allemaal. Al mijn foto’s, alle herinneringen zijn weg. Dat vond ik heel erg.’
Naast afgedrukte foto’s, beschreven deelnemers ook het gebruik van digitale (oude) beelden, waarbij zij apparaten als smartphones, tablets, computers, VHS- of Dvd-spelers gebruikten – afhankelijk van wat zij gewend waren. Op sociale media, zoals Facebookpagina’s van buurten, vonden deelnemers oude beelden die herinneringen opriepen. Op televisie waren het vaak juist actuele (nieuws)items die persoonlijke herinneringen los maakten. Een mevrouw vertelde bijvoorbeeld hoe het journaal over de brand in de Nôtre Dame haar deed denken aan een vroegere vakantie in Parijs. Ook auditieve prikkels, variërend van zwembadgeluiden of draaiorgelmelodietjes, tot muziek – vaak beluisterd via radio of CD -, riepen herinneringen op. Zo werd de Mattheus Passion van Bach meermaals genoemd als prikkel voor herinneringen aan vroegere familietradities rond Pasen. Naast zintuiglijke prikkels riepen betekenisvolle momenten herinneringen op. Denk aan verjaardagen, sterfdata van geliefden, huwelijksjubilea, of belangrijke levensgebeurtenissen bij jongere familieleden. Een mevrouw beschreef hoe het huwelijk van haar kleindochter haar herinnerde aan haar eigen huwelijk zestig jaar geleden, waarvoor ze destijds zelf haar trouwjurk maakte. Voor veel deelnemers waren 4 en 5 mei belangrijke momenten om na te denken over hun ervaringen in de oorlog. Feestdagen als Goede Vrijdag, Pasen of Koningsdag herinnerden deelnemers aan hoe zij deze in het verleden invulden:
‘Op Koningsdag denk ik altijd aan mijn moeder. Want vroeger gingen we op deze dag altijd naar mijn moeder. Ik haalde ’s ochtends tompouces bij de HEMA, mijn man haalde oranjebitter en daarna keken we met z’n allen tv’.
Andere herinneringen werden geprikkeld door locaties. Denk aan huizen, vakantiebestemmingen, of landen waar iemand enige tijd had gewoond:
‘Als ik in de zon zit koffie te drinken en naar dat huis kijk, dan denk ik: “Als je had gezien hoe het was toen we het kochten. Echt een bouwval.” Die herinneringen aan de verbouwing komen naar boven als ik zie hoe het er nu uitziet‘.
Daarnaast prikkelden voorwerpen herinneringen. Een mevrouw vertelde over de gitaar van haar man. Toen hij overleed, dacht ze deze aanvankelijk niet langer nodig te hebben, maar toen haar zoon deze meenam, werd ze zich bewust van de emotionele waarde ervan voor haar. Een laatste soort prikkel was het gezelschap van anderen. Dit kon zowel gaan om fysiek samenzijn, als op afstand, ondersteund door ICT. Deelnemers noemden bijvoorbeeld digitale platforms als Facebook als een manier om oude kennissen of familieleden te ontmoeten:
‘Op Facebook ontmoette ik opnieuw oude vrienden en familieleden die ik anders nooit meer zou spreken. Ik had al jaren geen contact meer met ze, maar nu weer wel.’
Fase 2: Persoonlijke motivaties
Wanneer een herinnering eenmaal was geprikkeld, hing het van persoonlijke motivaties af of en hoe deze verder werd opgehaald, zo bleek uit de verhalen die deelnemers deelden. We vonden een aantal typen motivaties. Ten eerste werden verschillende deelnemers door heimwee, een nostalgisch terugverlangen naar het verleden, gemotiveerd om herinneringen op te halen:
‘Ik heb een beetje heimwee naar vroeger [glimlacht]. Dan denk ik: “Wat een leuke tijd was dat met die kleine kinderen“’
Ten tweede werd reminiscentie gedreven door nieuwsgierigheid, gericht op het compleet maken van herinneringen. Een deelnemer raakte gefrustreerd toen het bezoek aan een stad haar deed denken aan een eerdere gebeurtenis, maar ze zich de details niet kon herinneren. Ten derde was verbondenheid met anderen een motivatie om aan de slag te gaan met geprikkelde herinneringen. Dit kon met een groepje anderen of één-op-één:
‘Ik bel mijn zus elke dag. Als ze heel verdrietig is, probeer ik me iets te herinneren. Dan zeg ik: “Weet je dat nog?” Dan zegt ze: “Natuurlijk,” en begint ze ook en is ze even uit haar verdriet. Dat doe ik heel bewust”’.
We vonden ook motivaties om het proces van reminiscentie juist af te breken. Verschillende deelnemers met weerstand tegen oud zijn, kapten daarom herinneringen af. Een mevrouw betrapte zichzelf erop dat ze tegen een foto van haar overleden man praatte en probeerde dit ‘bejaardengedrag’ – zoals ze dit zelf noemde – te vermijden. Anderen zagen op tegen negatieve emoties die (vaak verdrietige) herinneringen konden oproepen:
‘Zodra ik iets van de oorlog zie, kijk ik er niet naar, want dan komen al die vreselijke visioenen weer boven. Ik lees er geen boeken over, kijk geen herdenkingen’.
Fase 3: Aan de slag met de herinnering
Wanneer deelnemers gemotiveerd waren een herinnering op te halen, dan gingen ze hier op verschillende manieren mee aan de slag.
We spraken met deelnemers die het verleden reconstrueerden; soms individueel, maar meestal met anderen. Gesprekspartners deelden associaties, stelden elkaar vragen en vulden herinneringen, vaak over een ver verleden, aan. Soms droegen alle gesprekspartners gelijkwaardig bij, soms wisten sommige groepsleden meer dan anderen. Een mevrouw vertelde dat haar moeder was overleden toen ze vijftien was en dat zij, oudste van tien kinderen, als enige herinneringen had aan die tijd; haar jongere broers en zussen stelden haar vaak vragen. ICT, zoals de telefoon of pc, bleek nuttig bij het reconstrueren van herinneringen, met name wanneer deze het voor de deelnemers mogelijk maakten om materiaal te ordenen op een manier die bij hen paste. Zo vertelde een meneer dat hij sinds het digitaliseren van zijn fotoarchief veel gemakkelijker foto’s terugvond. Hij voegde bijvoorbeeld digitale foto’s bij zijn e-mails, om een gezamenlijke herinnering te ondersteunen. Daarnaast haalden deelnemers herinneringen op door het verleden aan het heden te relateren– en omgekeerd. Een mevrouw vertelde over een WhatsApp-gesprek met haar kleindochter over de breuk met haar vriend. Omdat dit haar herinnerde aan haar eigen scheiding tientallen jaren geleden, ging het gesprek uiteindelijk zowel over het heden als verleden. Deelnemers gebruikten herinneringen ook om oude ‘wijsheden’ over te brengen aan jongere gesprekspartners. Het ging dan bijvoorbeeld om tafeletiquette of tips voor het opvoeden van kinderen. Ten slotte gingen deelnemers aan de slag met herinneringen in de vorm van herbeleving.Een mevrouw bezocht een botanische tuin om te herbeleven hoe ze vroeger tussen de rotsen wandelde met haar inmiddels overleden echtgenoot. Een andere mevrouw had een reis gemaakt in de voetsporen van haar overleden schoonvader:
‘Mijn schoonvader werd opgepakt om in Duitsland te komen werken. En in de hongerwinter kwam hij terug, met paard en wagen, uit de buurt van München. Hij heeft die reis beschreven in een boekje. Later maakte ik die met mijn man en kinderen in omgekeerde richting. Heel bijzonder.’
Herbeleving kon ook plaatsvinden door symbolisch en bewust stil te staan bij gebeurtenissen, bijvoorbeeld door het leggen van bloemen bij een graf, of het bijwonen van een georganiseerde herdenking.
Fase 4: Vervolgstappen
Vaak leidde het aan de slag gaan met een herinnering tot vervolgstappen. Een vervolgstap was bijvoorbeeld om anderen erbij te betrekken. Zo nodigde een meneer zijn kinderen uit voor een jaarlijkse oorlogsherdenking, die hij normaal alleen bezocht, om met hen te delen wat de gebeurtenissen met hem hadden gedaan. Een andere vervolgstap was het trekken van persoonlijke lessen; een mevrouw vertelde dat de herinneringen haar inzicht gaven in hoe ze was geworden wie ze nu was.
‘Later dacht ik, toen ik mijn man leerde kennen was ik gewoon op zoek naar een tweede vader, ik miste hem zo erg. Hetzelfde type, zorgzaam. Ik was me daar nooit van bewust, maar nu wel. Als je er middenin zit, zie je het niet.‘
ICT: meer dan een prikkel
In het proces van reminiscentie vonden we vier fasen: prikkels, persoonlijke motivaties, aan de slag met de herinnering en vervolgstappen. ICT bleek waardevol om herinneringen te prikkelen, te reconstrueren en om samen met anderen herinneringen op te halen. Wij ontdekten dat dit niet per se toepassingen hoeven te zijn die specifiek voor dit doeleinde of deze doelgroep werden ontwikkeld; juist bekende toepassingen als Dropbox, WhatsApp of Facebook bleken hierin prima te faciliteren.
Veel bestaande interventies richten zich op het bieden van zintuiglijke prikkels zoals (vaak oude) foto’s of muziek. Wij vonden verschillende nieuwe aanknopingspunten. Allereerst blijken zintuiglijke waarnemingen slechts één manier om herinneringen te prikkelen. Sommige ouderen worden juist geprikkeld door betekenisvolle momenten of het gezelschap van anderen. ICT kan zulke momenten ondersteunen en het gezelschap van anderen faciliteren. Ten tweede vonden we dat historisch materiaal niet voor alle ouderen werkt. Ouderen die zich niet ‘oud’ (willen) voelen, zijn meer gemotiveerd herinneringen op te halen als de nadruk ligt op het heden. ICT kan hier een brug slaan. Bijvoorbeeld door oudere en jongere generaties te verbinden. Ten derde kan ICT een rol spelen in het reconstrueren van herinneringen, bijvoorbeeld door het eenvoudig ordenen en terugvinden van (eigen) fotomateriaal.
Nu we het proces van herinneringen ophalen beter begrijpen, kunnen we ouderen gerichter faciliteren en hen ondersteunen het verleden op een betekenisvolle manier in te zetten.
Noot: De interviews werden uitgevoerd in het kader van de projecten MI-Tale en HiStory, gesubsidieerd door ZonMW