Er zijn in de Europese Unie (EU) grote verschillen in hoe open LHBTI’ers zijn over hun genderidentiteit en/of hun seksuele oriëntatie. Vanwege eerdere negatieve ervaringen en angst voor discriminatie zijn LHBTI’ers niet altijd open over hun LHBTI-zijn, zelfs wanneer dit mogelijk leidt tot de verkeerde zorg of uitstel van de juiste zorg. Ook worden de genderidentiteit en seksuele oriëntatie vaak niet gevraagd, bijvoorbeeld omdat deze voor de zorgverlener vanzelfsprekend lijken. Onder 55-plussers kan dit extra problematisch zijn, omdat zij relatief vaak met zorgverleners in aanraking komen.
Het Europees Bureau voor de grondrechten (FRA) verzamelt met regelmaat data onder LHBTI’ers in de EU-lidstaten. In 2019 werd onder andere gevraagd in hoeverre men open is over het LHBTI-zijn naar zorgverleners. Figuur 1 laat de verdelingen van de antwoorden zien onder 55-plussers in zes van de participerende landen, en ook het gemiddelde van de 28 staten die in 2019 lid waren van de EU.

Figuur 1. Openheid over LHBTI-zijn naar zorgverleners onder 55-plussers in 6 EU-lidstaten en het EU-gemiddelde (Bron: FRA LGBTI Survey Data Explorer)
De figuur laat aanzienlijke verschillen zien tussen landen. Van alle EU-lidstaten is in Nederland het grootste aandeel (50%) open over hun LHBTI-zijn tegen alle zorgverleners, en het kleinste aandeel (13%) tegen geen enkele. Het minst open zijn oudere LHBTI’ers in Polen: slechts 2 procent is hier open over hun LHBTI-zijn tegen alle zorgverleners, en 67 procent tegen geen enkele. De resultaten voor Spanje, België, Zweden en Duitsland zijn vergelijkbaar en liggen allemaal vlakbij het EU-gemiddelde: ruim 30 procent is open over hun genderidentiteit en/of seksuele oriëntatie tegenover alle zorgverleners.
LHBTI’ers van 55+ in Nederland zijn in vergelijking met LHBTI’ers in andere EU-landen tegenover zorgverleners dus relatief open over hun genderidentiteit en/of seksuele oriëntatie. De cijfers hebben uitdrukkelijk betrekking op de zorgcontext. Onbekend is in hoeverre zij in bredere zin open zijn over hun LHBTI-zijn. Ook een vergelijking met heteroseksuele cisgender mannen en vrouwen kan niet worden gemaakt met de beschikbare data. In de praktijk zal er voor deze groep waarschijnlijk ook minder aanleiding zijn om hun genderidentiteit en/of seksuele oriëntatie te delen met zorgverleners.