1318 Weergaven
30 Downloads
Lees verder
Leven in armoede geeft chronische stress die de lichamelijke en geestelijke gezondheid van ouderen aantast. Stress tast echter ook de cognitieve capaciteit aan, waardoor mensen minder verstandige beslissingen nemen. Zowel armoede- als gezondheidsinterventies bij ouderen moeten hier rekening mee houden.

Armoede en ongezondheid

De WHO benoemt armoede als een van de belangrijkste achterliggende oorzaken van gezondheidsverschillen (WHO, 2019). We denken daarbij vaak aan arme landen, maar ook het rijke Nederland kent een flinke gezondheidskloof tussen mensen met een hoge en mensen met een lage sociaaleconomische positie. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen zijn systematische verschillen in gezondheid en levensverwachting, afhankelijk van iemands positie in de maatschappij. Iemands sociaaleconomische positie wordt bepaald op basis van opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt. De gezondheidskloof zien we terug in de levensverwachting, die bij mensen met alleen basisonderwijs of voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs gemiddeld 6 jaar korter is dan bij mensen met een hbo of universitaire opleiding. Zij leven ook gemiddeld 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid (CBS, Statline 2017). Mensen met financiële problemen (armoede en/of schulden) of een laag inkomen zijn vaker chronisch ziek: Ze lijden relatief vaak aan aandoeningen zoals diabetes, hart- en vaatziekten, obesitas, en chronische longaandoeningen. Maar ook hun mentale gezondheid is slechter: depressie en angststoornissen komen vaker voor bij mensen die in armoede leven, en als zij ouder worden krijgen zij vaker dementie (Pharos factsheet). Zij hebben ook vaker te maken met psychosociale problemen en langdurige stress. Van langdurige stress is inmiddels bekend dat het de lichamelijke en geestelijke gezondheid negatief beïnvloedt. Een stapeling van problemen in meerdere levensdomeinen, die elkaar onderling versterken, kan zorgen voor een negatieve spiraal die moeilijk doorbroken kan worden. We zien ook dat armoede vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven, door verschillende mechanismen die op elkaar inwerken. De gezondheidskloof speelt op alle leeftijden en in alle generaties, maar komt bij oudere volwassenen helder aan de oppervlakte omdat de onderliggende processen over vele jaren spelen. Bovendien is de ouderdom de levensfase waarin we veelal mankementen krijgen of waarin ze verergeren. Dat vormt voldoende aanleiding om in te gaan op de relatie tussen gezondheidsverschillen en armoede bij ouderen in Nederland.

Armoede bij ouderen in Nederland

Ondanks de welvaart in Nederland is er een flinke groep mensen die te maken heeft met armoede: ruim 1 miljoen mensen leven onder de armoedegrens en circa 700.000 huishoudens hebben schulden (CBS, 2018). Dit zijn cijfers van voor de corona-epidemie. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)  definieert armoede als inkomensarmoede: het hebben van onvoldoende geld om een bepaald consumptieniveau te realiseren dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt geacht. De huidige generatie ouderen is gemiddeld genomen niet arm. Misschien is dat in historisch opzicht uniek. Maar er zijn tegelijkertijd grote verschillen tussen groepen ouderen als het gaat om inkomen en vermogen. Het gaat deels om verschillende generaties die in verschillende tijden volwassen en oud zijn geworden. Mensen van 55-67 jaar die in deze periode werkloos of arbeidsongeschikt worden lopen bijvoorbeeld meer risico om arm te worden. Ook onder de oudste ouderen (80 jaar en ouder) komt vaker armoede voor dan onder jongere ouderen. Deze leeftijdsgroep is meestal lager opgeleid en heeft minder aanvullend pensioen opgebouwd. Dat geldt ook voor veel oudere vrouwen. Zij hebben lang niet allemaal betaald werk verricht en een pensioen opgebouwd. Bovendien werkten zij vaak parttime, hetgeen resulteert in een lager pensioen. Ook voor alleenstaande mannen en vrouwen geldt dat zij minder inkomsten hebben die de AOW aanvullen dan (gehuwde) stellen. Ouderen die al jaren van een uitkering leven, nemen hun financiële kwetsbaarheid mee in hun pensionering. Denk aan mensen die in zware beroepen hebben gewerkt met bijvoorbeeld onregelmatige diensten en onzekere contracten. Zij waren vaak jarenlang afhankelijk van uitkeringen en bouwden weinig financiële reserves op.

Ook oudere migranten lopen een relatief groot risico op armoede (SCP, 2019). Het Netwerk Organisaties Oudere Migranten (NOOM) zette de cijfers over armoede onder oudere migranten op een rij: 40% van hen leeft langdurig en structureel onder het bestaansminimum (NOOM, 2019). Onder ouderen die geen migratieachtergrond hebben is dit percentage 2,5%. De grotere armoede onder oudere migranten is o.a. het gevolg van:

  • een onvolledige AOW-opbouw, samen met geen of een heel laag aanvullend pensioen;
  • het hebben van een jongere partner zonder inkomen;
  • het niet of minder vaak aanvragen van inkomensvoorzieningen zoals huur- en/of zorgtoeslag en Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO);
  • kortingen op de AIO vanwege de kostendelersnorm.

Migranten vormen bijna de helft van de volwassen armen. Van alle arme volwassenen in 2017 (iets meer dan 666.000 personen volgens het ‘niet-veel-maar-toereikend’ criterium) had ongeveer de helft een migratieachtergrond (49%, 326.000 personen). Van alle volwassen migranten in Nederland was 12% arm, terwijl van alle autochtone Nederlanders slechts 3% arm was. Migranten van de eerste generatie hebben een groter risico op armoede dan migranten van de tweede generatie. Door het jarenlange, zware werk in ongezonde omstandigheden en hun vaak beperkte opleiding, zijn zij relatief vaak en langdurig afhankelijk van een uitkering. Het grotere risico op armoede onder migranten van de eerste generatie hangt samen met deze grotere uitkeringsafhankelijkheid. Vooral een arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering ontvangen zij vaker dan de tweede generatie. Ook speelt een vluchtelingenachtergrond (16%) een negatieve rol bij het inkomen.

De hierboven beschreven ouderen verdienen meer aandacht. Tegelijkertijd is het armoederisico onder ouderen relatief klein: van de ongeveer 3 miljoen AOW-gerechtigden is 3% arm. Dat heeft alles te maken met diezelfde AOW. Omdat vrijwel elke oudere inwoner recht heeft op AOW, werkt de AOW nivellerend: elke oudere heeft in principe een basisinkomen op basis van opgebouwde werkjaren. Daarnaast zijn steeds meer oudere generaties hoger opgeleid en hebben zij in hun werkzame leven een pensioen opgebouwd. Onder hen is ook een groeiende groep vrouwen die betaald werk heeft verricht. Ten slotte beschikken steeds meer ouderen over een woning met een (grotendeels) afbetaalde hypotheek. Dit maakt oudere Nederlanders tot de leeftijdsgroep met het grootste vermogen. Maar de cijfers laten ook zien dat ouderen die geen recht hebben op een volledige AOW, of die geen pensioen hebben opgebouwd of hypotheek hebben afgelost, een serieus armoederisico lopen.

Mechanismes onder het verband tussen armoede en ongezondheid

Armoede werkt op verschillende manieren door op de lichamelijke en geestelijke gezondheid. In de eerste plaats maakt armoede het moeilijker om te wonen in een gezonde leefomgeving; goedkope woningen hebben vaak meer gebreken die klachten kunnen geven, zoals vocht (schimmel), ongezonde lucht (uitlaatgassen) en geluidsoverlast. Een ongezonde leefomgeving gaat ook over meer onveiligheid in de wijk en minder voorzieningen in de buurt. Vaak zijn mensen met beperkte inkomsten gedwongen om met veel mensen in een kleine woning te wonen. Gezonde voeding en sport(uitrusting) zijn moeilijk te betalen voor armere mensen. Zelfs voor wandelen of hardlopen heb je goede schoenen nodig en dat is niet voor iedereen financieel haalbaar. Sociale activiteiten zijn vaak een sluitpost, als men te weinig geld heeft, wordt er op beknibbeld. Eenmaal ziek hebben mensen met beperkte inkomsten minder mogelijkheden om particulier aanvullende zorg in te kopen. Dit alles beschrijft het directe verband tussen armoede en gezondheid. Er zijn echter ook belangrijke indirecte verbanden tussen armoede en gezondheid. Inzichten hierin kunnen verklaren waarom mensen die in armoede leven ongezonde keuzes maken, ook als geld hierbij geen beperkende factor lijkt te zijn. Denk bijvoorbeeld aan ongezond eten en te weinig bewegen. Voor een deel speelt een gebrek aan kennis over gezond leven hier een rol. Veel mensen die in armoede leven hebben een relatief lage opleiding genoten. Door die lage opleiding zijn ze vaak laaggeletterd en hebben ze beperktere gezondheidsvaardigheden. Kort gezegd zijn dat vaardigheden om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheid gerelateerde beslissingen. Ook ziekte-inzicht en kennis van de werking van het menselijk lichaam hebben mensen met minder opleiding vaak beperkter. Verder is veel informatie over gezond leven voor hen niet goed toegankelijk en begrijpelijk, bijvoorbeeld omdat het vooral via internet beschikbaar is of omdat het ingewikkeld is geformuleerd.

Daarnaast spelen stressgerelateerde processen een rol. Armoede en schuldenproblematiek zijn een belangrijke bron van stress (Pharos, 2021). Schaamte geeft bij armoede extra stress. Mensen willen hun armoede verbergen en trekken zich daarom terug. Onder de mensen met schulden heeft meer dan de helft last van stress, terwijl dit geldt voor 10% van de mensen zonder schulden. Mensen met schulden of een langdurig laag inkomen krijgen die stress door de ervaren (financiële) schaarste. Volgens de psychologie van de schaarste leidt dit tot beperkingen in de cognitieve vermogens van mensen (Madern & Van der Werf, 2015). Volgens onderzoek zou zelfs het IQ met een aantal punten dalen bij mensen die langdurig schaarste ervaren. Het vermogen om langetermijnbeslissingen te nemen gaat achteruit doordat mensen vooral bezig zijn met het oplossen van de schaarste op korte termijn. Dit neemt een deel van de cognitieve capaciteit in beslag, waardoor ze dus minder capaciteit over hebben voor andere dingen. Hierdoor worden vaker onverstandige beslissingen genomen en lukt het minder goed om de financiële problemen op te lossen. Zo koopt iemand overdreven dure schoenen voor zijn zoon, terwijl eigenlijk de huur betaald moet worden.

Armoede en ongezondheid bij ouderen

Ieders levensloop vormt de basis voor het ouder worden. Mensen die langdurig met weinig inkomsten hebben geleefd hebben geen reserves kunnen opbouwen en zijn zo goed als volledig afhankelijk van de AOW. Juist bij deze mensen komen vaker meerdere chronische aandoeningen voor die ze ook al langere tijd hebben. Hun functioneren op latere leeftijd is gemiddeld genomen slechter.  Hun zorggebruik is hoger, waardoor de zorgkosten een groot deel van de (AOW) inkomsten verbruiken. Dat brengt lastige bestedingsdilemma’s met zich mee: er moet bezuinigd worden op kosten rond het sociale leven, zoals verjaardagscadeautjes. Dat vergroot dan weer de kans op eenzaamheid (Witte, 2021).

De geboden zorg sluit bij ouderen die in armoede leven vaak minder goed aan bij hun voorkeuren en behoeftes. Dat hangt samen met hun beperkte gezondheidsvaardigheden. Voor deze ouderen is het bijvoorbeeld moeilijker om mee te doen aan gezamenlijke besluitvorming. Hierdoor sluit de zorg minder goed bij hen aan. Het resultaat is dat de zorg minder doeltreffend is. Ook het hierboven uitgewerkte stressmechanisme beperkt de actieve participatie van deze ouderen in de (besluitvorming over) zorg. Behandeling, zorg en ondersteuning zijn tegelijkertijd steeds complexer geworden. De verzorgingsstaat is verschraald en vraagt om voorbereiding op het ouder worden. Dit veronderstelt echter vaardigheden waarover deze ouderen niet beschikken. Ze hebben weinig kans gekregen om mee te groeien met deze vereisten.

Wat helpt?

Het is belangrijk dat er in beleid en praktijk rekening wordt gehouden met armoede, stress, en gezondheid en gezond gedrag en de mechanismes die hierbij een rol spelen (Madern & Van der Werf, 2015). Landelijk is er steeds meer aandacht voor armoede en schulden, zowel op nationaal als op lokaal niveau. Gemeenten werken aan een integraal armoedebeleid en er ontstaat steeds meer samenwerking tussen het sociaal en medisch domein. Beleidsmatig is het zinnig om op hoger niveau:

  • armoede en zeker langdurige armoede te voorkomen via het inkomstenbeleid;
  • inzicht te krijgen in de profielen van groepen met (risico op) armoede in gemeentes en wijken;
  • chronische stress en de rol van stress bij armoede te signaleren;
  • tijdig en proactief in te grijpen bij signalen van armoede op individueel en groepsniveau;
  • toegankelijke voorlichting te geven over toeslagen en uitkeringen;  
  • ambtenaren en zorgverleners te trainen in stress-sensitief werken;
  • kritisch te kijken of de voorwaarden die bij regelingen gesteld worden hun doel niet voorbij schieten.

Op het niveau van individuen en gezinnen is het goed om:

  • persoonsgericht en stressgevoelig te werken: vraag naar mogelijke  stress en leg uit hoe het werkt;
  • ondersteuning te bieden bij het aanvragen van toeslagen en uitkeringen (invullen van formulieren) en bij het aantekenen van bezwaar. Deze ondersteuning wordt vaak geboden vanuit de ouderenbonden en vrijwilligersorganisaties;
  • er niet te snel vanuit te gaan dat mensen regelingen kennen en in staat zijn om die zelf aan te vragen;
  • rekening te houden met de door stress beperkte cognitieve capaciteit en met de schommelingen daarin: het is bijvoorbeeld beter om financiële planningen te doen in tijden van een wat ruimer inkomen, als er minder stress is;
  • vaardigheden en het geloof in eigen kunnen te versterken; respecteer de pogingen die mensen zelf hebben gedaan om greep op hun financiën te krijgen en bespreek de betekenis ervan op een nieuwe aanpak;
  • rekening te houden met schaamte voor armoede.

Literatuurlijst

  1. World Health Organization. (2019). Healthy, prosperous lives for all: the European health equity status report.
  2. Centraal Bureau voor de Statistiek. Gezonde levensverwachting; onderwijsniveau. Statline 2017. Beschikbaar via: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=83780NED&LA=NL
  3. Pharos factsheet Sociaal Economische Gezondheidsverschillen (SEGV) https://www.pharos.nl/factsheets/sociaaleconomische-gezondheidsverschillen-segv/
  4. Statistics Netherlands. (2018). Armoede en sociale uitsluiting 2018. CBS
  5. Sociaal en Cultureel Planbureau. (2019) De sociale staat van Nederland: 2020. SCP

De volledige literatuurlijst kan worden opgevraagd bij de auteurs