2110 Weergaven
1 Downloads
Lees verder
Dat grootouder worden een speciale en – voor de meeste mensen – heuglijke gebeurtenis is, hoeven we niet te vertellen. Pas de laatste jaren krijgen ook onderzoekers interesse in deze doelgroep. Daarom organiseert de Gezinsbond zelf af en toe bevragingen bij haar achterban om meer te weten te komen over de bijzondere relatie tussen grootouders en kleinkinderen.

De bijzondere relatie tussen grootouders en kleinkinderen

Zeker wanneer grootouders voor het eerst grootouder worden, is dat een belangrijke mijlpaal in de levensloop. Met het groot­ouder­schap breekt een nieuwe levensfase aan. Vanaf dat moment maken ze deel uit van het netwerk rondom het nieuwe gezin van hun kind.

Grootouders zijn niet alleen heel trots bij de geboorte van hun eerste kleinkind, ze zitten op dat moment ook met heel wat vragen. Welke rol willen ze opnemen in dat netwerk, zo­wel op emotioneel als op praktisch vlak? Bovendien is er een grote diversiteit van groot­ouders waardoor de grootouderrol geen vaststaande invulling heeft, maar meer en meer individueel bepaald is. Sommige grootouders willen dag en nacht klaar staan voor hun (klein)kinderen, andere grootouders bewaken sterk hun grenzen.  Maaike Jappens (VUB, 2017) wijst erop dat er in onze Westerse samenleving verschillende verwachtingen bestaan ten aanzien van grootouders. Enerzijds is er de norm van niet-interferentie waarbij grootouders de autonomie van hun kinderen moeten respecteren. Anderzijds is er de norm van aanwezig zijn waarbij grootouders indien nodig steun moeten bieden. Wanneer beide normen elkaar in evenwicht houden, is het resultaat dat grootouders een ambivalente positie innemen waarbij ze tegelijkertijd dichtbij moeten zijn én afstand moeten houden. Ze staan als het ware langs de zijlijn klaar om in te springen.

Komt wat de grootouders willen overeen met wat hun kinderen verwachten? De mate waarin de ene dan wel de andere norm de bovenhand krijgt, kan immers verschillen van individu tot individu. Een grootouder kan het bijvoorbeeld heel belangrijk vinden om steun te bieden, terwijl zijn of haar volwassen (schoon)kind vooral de autonomie benadrukt.

En kan wat grootouders en hun kinderen willen daadwerkelijk in de praktijk gerealiseerd worden? Er zijn immers ook heel wat externe factoren die stoorzender kunnen spelen, zoals de afstand tussen groot­ouders en kleinkinderen of de beroepsactiviteit van de grootouders. Relationele moeilijkheden kunnen ook een rol spelen, bijvoorbeeld een moeilijke relatie met de ouders van het kleinkind.

Begin 2017 vroeg de Gezinsbond, met projectfinanciering van de Vlaamse overheid, aan de leden van de Gezinsbond ouder dan 50 jaar om mee te werken aan een online bevraging over hun ervaringen met “de eerste keer”, het moment dat ze voor het eerst een kleinkind kregen. De Gezinsbond werkte niet met een wetenschappelijke steekproef. De resultaten leveren ons dan ook geen representatief beeld op, maar we krijgen wel zicht op hoe de achterban, in al zijn diversiteit, hun grootouderschap beleeft. 430 grootouders die de voorbije twee jaar hun eerste kleinkind kregen, vulden de bevraging in. 80% van hen waren vrouwen, de gemiddelde leeftijd was 58 jaar, twee derde heeft een betaalde job. Na afloop van de bevraging organiseerden we 5 focusgroepgesprekken met grootouders die recent een kleinkind kregen om meer diepgang te verlenen aan de resultaten.

Rol in de opvang

Uit de resultaten blijkt dat grootouders een belangrijke rol spelen in het netwerk van jonge gezinnen. Zeker op het vlak van opvang en oppas zijn ze ook vandaag nog van onschatbare waarde. Van de grootouders wiens kleinkind opvang nodig heeft, zegt 78% dat ze zelf in meerdere of mindere mate daarin een rol spelen, dikwijls in combinatie met professionele opvang door een onthaalouder of crèche en/of in combinatie met opvang door de andere grootouders. Iets meer dan één op de tien grootouders speelt een heel intensieve rol in de opvang en past verschillende keren per week op zijn eerste kleinkind terwijl de ouders werken; 42% doet dit één dag per week. Het kleinkind brengen of ophalen in de professionele opvang – de onthaalouder of de crèche – gebeurt minder frequent: 16% doet dit één of meerdere keren per week, 68% doet dit heel af en toe of nooit. Brengen of ophalen van het kleinkind in de professionele opvang gebeurt even vaak door grootouders die nog werken als door grootouders die niet (meer) beroepsactief zijn. Zelf het kleinkind opvangen gebeurt frequenter door grootouders die niet (meer) werken. Ook voor een avondje uit of om de ouders wat rust of een nacht doorslapen te gunnen, staan grootouders regelmatig paraat.

Grootouders doen heel erg hun best, toch denkt één op de vier respondenten dat de ouders van hun eerste kleinkind niet tevreden zijn over de manier waarop zij hun rol als grootouder invullen. Dat gaat dan vooral om grootouders die vinden dat ze te weinig ondersteuning kunnen bieden. Omdat ze ervoor kiezen of omdat het niet kan door omstandigheden. Of de jonge ouders inderdaad ontevreden zijn, is nog de vraag. Het kan ook te maken hebben met de onzekerheid van grootouders zelf.

Druk op de schouders

Grootouders hechten veel waarde aan de contacten tussen de generaties. Veel grootouders spelen daarom erg graag een rol in de opvang, ook al moeten ze de zorg voor hun kleinkind met verschillende andere rollen combineren: met de zorg voor de eigen ouders en/of een betaalde job. Ook al doen ze het graag, toch voelen veel grootouders zich overbevraagd. Sommige grootouders dekken wat zij ervaren als een overbevraging met de mantel der liefde toe. De liefde voor het kleinkind en de wil om de ouders verder te helpen krijgen de bovenhand en maken dat men meer doet dan men idealiter zou willen. De maatschappelijke druk op de huidige generatie vijftigers en prille zestigers is groot. De mogelijkheden voor vervroegd pensioen worden afgebouwd en de pensioenleeftijd zelf wordt verhoogd, tegelijkertijd is er de druk om mantelzorg op te nemen voor hulpbehoevende overgrootouders.

Ondersteunen maar niet moeien

Het is voor grootouders niet altijd gemakkelijk. Ze opereren immers in het spanningsveld tussen aanwezigheid en autonomie. Ze willen graag hun kinderen voorthelpen, maar ze willen zich ook niet opdringen en hebben verschillende rollen te vervullen. Het is dan niet abnormaal dat ze zich soms onzeker voelen en niet goed weten of ze het wel goed doen. De norm van aanwezigheid geldt sterk ten aanzien van de opvang van de kleinkinderen, de norm van autonomie speelt sterk ten aanzien van de opvoeding van de kleinkinderen. Het zijn de ouders die de kinderen moeten opvoeden en niet de grootouders. Er is een grote betrokkenheid, maar tegelijk ook een afstand. Dat is voor veel opa’s en oma’s net het aantrekkelijke van het grootouderschap. Het “niet moeten opvoeden” laat ruimte voor een ander soort beleving waarbij het genieten en samen spelen centraal staat. De tijd met het kleinkind staat vaak synoniem voor kwaliteitsvolle tijd: onvoorwaardelijk met het kindje bezig zijn, zonder huishoudelijke beslommeringen.

Goede afspraken maken goede vrienden

Slechts een kleine minderheid van de kersverse grootouders zegt dat ze veel nagedacht hebben over de manier waarop ze hun rol als grootouder willen invullen. Wel maakt de overgrote meerderheid op voorhand afspraken over de rol die ze zullen spelen in de opvang. Afspraken zijn nodig omdat er veel meer variatie is, zowel in de voorkeuren van ouders en grootouders als in wat praktisch mogelijk is. De uitbreiding in de voorbije decennia van formele opvang geeft werkende ouders de kans om te kiezen voor de crèche of een onthaalouder als alternatief voor opvang door de grootouders. De beschikbaarheid van de grootouders is verminderd. De stijging van beroepsarbeid door vrouwen en de afbouw van mogelijkheden tot vervroegd pensioen maken dat jonge grootmoeders, net zoals de grootvaders, vaker nog aan het werk zijn bij de geboorte van hun eerste kleinkind. Door de stijging van de levensverwachting dragen jonge grootouders bovendien soms nog zorg voor de overgrootouders. Bovendien gaat het niet alleen over praktische overwegingen, ook de persoonlijke voorkeuren ten aanzien van de rol die grootouders willen opnemen, spelen een rol, zowel bij de grootouders zelf als bij de ouders. Het complexe samenspel tussen voorkeuren en praktische mogelijkheden bij de verschillende betrokkenen (ouders en verschillende grootouderparen) maakt het noodzakelijk dat afspraken gemaakt worden over de rol die de grootouders spelen in de opvang. Ouders en grootouders kunnen er niet van uitgaan dat hun voorkeuren overeenstemmen met de voorkeuren van de andere betrokkenen, ook al zijn ze praktisch realiseerbaar. Bovendien kan de inschatting van wat praktisch haalbaar is verschillen tussen de diverse betrokkenen. Vanaf de start goede afspraken maken over de rol die de grootouders gaan spelen, is heel belangrijk.

De afspraken gaan vaak over de grote lijnen: al dan niet structureel opvang voorzien, inspringen bij ziekte of vaste dagen voor het afhalen uit de crèche en dergelijke. De meeste grootouders ervaren dat het maken van die afspraken vrij vlot verloopt. Maar ook wanneer er afspraken zijn, is er nog marge voor interpretaties. Het is vaak in die interpretatiemarge dat onuitgesproken verwachtingen die niet overeenstemmen tussen de verschillende partijen tot wrevel leiden. Een vraag om een avondje te babysitten of voor oppas bij ziekte bijvoorbeeld, kan in meerdere of mindere mate als dwingend ervaren worden.

Grootouder worden: een unieke ervaring

In de manier waarop grootouders hun rol invullen zien we veel diversiteit. De mate waarin grootouders ondersteuning bieden in het netwerk van het kersverse gezin van hun kleinkind varieert. Ze bieden emotionele ondersteuning – vaak met veel respect voor de autonomie van hun kind en schoonkind. Ze bieden praktische ondersteuning in verschillende gradaties, afhankelijk van hun voorkeuren, de voorkeuren van het gezin van hun kleinkind en de praktische mogelijkheden. Maar hoe ze hun rol ook invullen, voor de meeste oma’s en opa’s is grootouder worden een unieke ervaring. Zeker de eerste keer is het vaak overweldigend.

“Ons kleinkind heeft, volstrekt weerloos en ongewapend, onze volledige wereld veroverd. Haar opa en ik zijn gewillige fans die haar verdere stappen op haar ontdekkingstocht op de voet volgen” (oma uit het onderzoek).

 

Foto cover Geron 2019-1: Claudia Kamergorodski in: ‘100 % leven. Levenslessen van honderdplussers’ (2018) van Yvonne Witter. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Literatuurlijst

  1. Jappens, M. (2017). Grootouders in veranderende families, lezing voor NEOS (Netwerk van Ondernemende Senioren), Brussel, 26 oktober 2017.