Mantelzorger en professional – ze ontmoeten elkaar thuis of in een instelling, rondom iemand die min of meer intensieve zorg nodig heeft. Maar hoe verschillend is hun perspectief. De ‘relatiedriehoek’ plaatst elk van hen visueel in een andere hoek en zoekt naar een manier om ze dichter bij elkaar te brengen in de onderlinge afstemming van hun zorg, respectievelijk voor ‘de naaste’ of ‘de cliënt’.
Maar neem alleen die twee woorden al: naaste, cliënt! Ze lijken uit twee totaal verschillende werelden te komen. Die werelden worden vaak tegenover elkaar gezet: de professionele zorg is zakelijk, de mantelzorg is persoonlijk en betrokken. De ene zorg is afstandelijk, de ander is spontaan, de een is deskundig, de ander intuïtief, de een wordt betaald, in de ander heerst de liefde. Twee werelden, twee taalvelden, maar ook, als je niet oppast: twee karikaturen. Het zou de onderlinge afstemming kunnen helpen als ze wat dichterbij elkaar in de (drie)hoek worden gezet.
Johannes Hattinga-Verschure (1914-2006), die in 1977 in zijn boek Het verschijnsel zorg de term ‘mantelzorg’ introduceerde, zou daarbij een steuntje in de rug kunnen bieden. Mantelzorg omschreef hij als niet-professionele zorg in iemands directe omgeving, die direct voortvloeit uit de sociale relatie. Vandaag perken we haar in tot zorg die minstens acht uur per week in een periode van minstens drie maanden wordt gegeven.
Hattinga-Verschure lijkt de kloof tussen de twee soorten zorg alleen maar te bevestigen door vervolgens mantelzorg “emotioneel ‘warm’ van aard” te noemen. “Vaak is er in meerdere of mindere mate liefde in aanwezig, soms op volstrekt unieke wijze.” Toch schrijft deze arts – opgeleid als chemicus en internist en later ziekenhuisbestuurder – niet over zorg als bewogen pastor of invoelende therapeut. Hij analyseert koeltjes, als een gedragswetenschapper.
Hij beschouwt de mens als een sociaal dier. Waarom zorgen mensen voor elkaar? Een bonte mix van soms tegenstrijdige motieven is daarbij in het spel. Bij de mantelzorger blijkt dat niet alleen de liefde regeert, en bij de professional overheerst niet alleen de zakelijke beroepscode. Hattinga-Verschure komt tot een lijstje van wel veertien verschillende zorgmotieven voor mantelzorg, ergens op de schaal tussen altruïstische empathie en zelfzuchtig eigenbelang in.
Ik denk dat ze net zozeer van toepassing zijn op de zorgprofessional als op de mantelzorger. Het is beslist geen: afstandelijke koelte tegenover menselijke warmte, pragmatiek tegenover empathie. Als je die lijst met motieven voor mantelzorg de revue laat passeren met de professional in gedachten, krijg je eenzelfde beeld: gewoonte (ik kom uit een zorgnest), instinct (ik ben als zorgzaam type in de wieg gelegd), ik word ervoor betaald (de mantelzorger krijgt wel een erfenis, maar ik mijn salaris), moreel plichtsbesef (ik zorg omdat ik vind dat het zo hoort), wederkerigheid (ik zorg voor anderen, zodat anderen later voor mij zorgen), onontkoombaarheid (ik ben tot dit werk veroordeeld, en kan niks anders), angst (ik verspeel de erkenning van anderen als ik alleen voor mezelf kies), solidariteit en mensenliefde (ik houd oprecht van mensen) en zingeving (werken in de zorg geeft mijn leven betekenis).
De naaste uit de mantelzorg is een vat vol tegenstrijdigheden, lang niet altijd gevuld met liefdevolle opofferingsgezindheid – dat wil Hattinga-Verschure ons met zijn lijstje motieven duidelijk maken. Maar omgekeerd denk ik dat ook de professional een wonderlijke mix aan drijfveren in zich verenigt, en niet alleen wordt aangestuurd door wat zijn beroepsmatige skills of sociale rollen van hem eisen. Het is natuurlijk waar wat Hattinga-Verschure over de mantelzorg schrijft: “vaak is er in meerdere of mindere mate liefde in aanwezig, soms op volstrekt unieke wijze”. Maar dan nog: ik ken genoeg professionals voor wie dat ook geldt.
Mantelzorger en professional – beide sociale dieren – staan in de relationele zorgdriehoek misschien dichter bij elkaar dan we denken.