Collectieve woonvormen, waar hebben we het dan over?
Collectief -of gemeenschappelijk- wonen is een overkoepelende term voor alle vormen van wonen waarbij mensen bewust -intentioneel- kiezen voor wonen in een gebouw, complex of omgeving. Met aandacht voor elkaar en met het oog op gemeenschappelijk gebruik van voorzieningen en ruimtes met de intentie daar gezamenlijk eigenaarschap/regie op te voeren (Westenend & Duren, 2024).
In het boek Together noemt Darinke Czischke (Czischke, 2023) vijf kenmerken van collectief wonen:
- Intentionaliteit: bewuste en vrijwillige keuze voor gemeenschappelijkheid en verantwoordelijkheid
- Collectieve Besluitvorming: samen beslissen over investeringen en activiteiten/beheer/onderhoud
- Grote betrokkenheid van bewoners: gezamenlijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid
- Gemeenschappelijke ruimtes, praktische taken en (sociale) activiteiten: samen delen en doen
- Gedeelde visie: samen wonen op basis van gemeenschappelijke waarden.
Er zijn in Nederland al enkele duizenden collectieve woonvormen gerealiseerd. De verschijningsvormen zijn heel divers: van eco-dorpen, tot getransformeerde kantoor- of winkelpanden. Van grootschalige nieuwbouw tot kleinschalige hofjes. Soms heeft een woningcorporatie geïnvesteerd en huren bewoners. Soms hebben bewoners collectief een lening afgesloten, beheren ze het complex zelf en huren bewoners van de wooncoöperatie die ze hebben opgericht.

Figuur 1. Woongemeenschap
Wat we in de praktijk zien, is dat bewoners er bewust voor kiezen in nauw(er) contact met anderen te wonen, faciliteiten te delen en samen verantwoordelijkheid te nemen.
Waarom staan collectieve woonvormen zo in de belangstelling?
Vergeleken met de traditionele wooneenheden zoals flatwoningen, appartementen en (eengezins-) woningen, vragen collectieve woonvormen minder ruimte- en materiaalgebruik; er worden immers faciliteiten, middelen en ruimtes (denk aan logeerkamers, wasserette, gemeenschappelijke sport/ontspanningsruimtes) gedeeld. Vaak komt dit overigens ook de betaalbaarheid van wonen ten goede. Dat komt door de hiervoor genoemde besparingen op ruimte en materiaal, maar ook is er geen winstoogmerk (ingeval van een wooncoöperatie) en kan zelfwerkzaamheid kostenverlagend werken. Als we dit vergelijk doortrekken naar de sociale aspecten (meer ontmoetingen, gezamenlijke activiteiten en gedeelde verantwoordelijkheden), dan valt deze vergelijking ook uit in het voordeel van collectieve woonvormen. Kortgezegd: collectieve woonvormen zijn in beginsel duurzamer, goedkoper en bevorderen cohesie, ontmoeting en naar elkaar omzien. Samenredzaamheid kan in zo’n woonvorm beter gedijen.
Wat leren we van gerealiseerde collectieve woonvormen?
Woningcorporaties kunnen echte ‘mogelijk- makers’ zijn
We zien in de praktijk dat woningcorporaties een belangrijke rol spelen in het faciliteren en stimuleren van collectief wonen. Doelen en ambities van woningcorporaties lijken goed aan te sluiten op de veronderstelde voordelen en opbrengsten van -meer- gemeenschappelijk wonen.
Kijkend naar de taken van een woningcorporatie, en de extra ruimte die de woningwet 2015 corporaties biedt om collectieve initiatieven te steunen, hebben corporaties de kennis, de mogelijkheden en de power om ‘het verschil te (helpen) maken’ (Cooplink, 2024). Met gerichte interventies en investeringen in wijk, buurt, straat of complex kan een klimaat ontstaan dat bijdraagt aan meer ontmoeten en omzien naar elkaar, met minder eenzaamheid en meer woongenot tot gevolg.

Figuur 2. Sleutel
5 + 1 G’s
Of initiatieven om te komen tot een collectieve woonvorm wel of niet, meer of minder succesvol zijn hangt af van veel verschillende factoren waaronder de 5 + 1 G’s: Groep, Geld, Gebouw, Grond, Gemeente en… Geduld (Westenend & Duren, 2024). Hieronder volgen enkele lessons learned vanuit gerealiseerde collectieven.
Groep
Voorwaarde en voornaamste struikelblok bij het realiseren van een woondroom samen met anderen is een groep deelnemers die stabiel genoeg is om van alle individuele wensen en eisen een samenhangend geheel te maken. Financiering te regelen en met een gemeente en/of woning(bouw)corporatie te overleggen en onderhandelen. Samenwonen met anderen klinkt idyllisch en biedt veel voordelen -sociaal, financieel en qua duurzaamheid- maar vraagt ook om een duidelijke structuur, goede afspraken, bereidheid te delen en rekening te houden met anderen en middelen om -met name de eerste fase van- de bouwplannen te financieren.
Geld
Ondanks dat er al 2.000 collectieve woonvormen zijn gefinancierd, hebben initiatiefnemers toch last van het ‘onbekend maakt onbemind’ fenomeen. Een hypotheek voor een grondgebonden woning of appartement voor een traditioneel gezin, is vele malen simpeler dan een collectief dat om financiering komt vragen voor deels private en deels gemeenschappelijke ruimtes. Veel banken zijn daarom terughoudend.
Voor de financiering van een collectieve woonvorm kan een woningcorporatie woonruimte ter beschikking stellen of onder voorwaarden bijdragen aan de financiering. Een voorbeeld hiervan is Boschgaard (’s Hertogenbosch) waar woningcorporatie Zayaz eigenaar is en blijft van het gebouw waarvan de bewonersgroep zelf de exploitatie regelt. De huurders vormen samen een beheercoöperatie en zorgen voor de selectie van nieuwe bewoners, het innen van de huur en het onderhoud aan het gebouw. Door zelfbouw (transformatie van een buurthuis naar een duurzaam woongebouw) van de bewoners, met veel hergebruik van bouwmateriaal, zijn de kosten beperkt gebleven. Zo bleef er meer budget over voor gemeenschappelijke voorzieningen.
Gebouw
Een geschikt gebouw vinden is lastig. Makelaars en procesbegeleiders kunnen hierbij helpen. Maatwerk en creativiteit blijken vaak nodig. Projectontwikkeling, vergunningverlening en bouwregelgeving is doorgaans afgestemd op sociale huisvesting (door corporaties) of op commerciële projecten van ontwikkelaars. Realisme over kosten en planning om teleurstelling en vertraging te voorkomen blijkt ook broodnodig te zijn, evenals rekening houden met de tijd die gemoeid is met vergunningverlening en bezwaar- en beroepsprocedures.
Er is her en der leegstand en incourant vastgoed. Denk aan boerderijen, winkelpanden, scholen, kloosters, kerken, kantoren. En ook aan renovatiewoningen en verzorgings- of bejaardenhuizen die niet meer in gebruik zijn. Met het oog op duurzaamheid is afbreken een kostbare en ecologisch onverantwoorde zaak. Met aanpassingen zijn sommige gebouwen geschikt te maken voor een tweede leven.
Grond
Het vinden en verwerven van een geschikte bouwlocatie is een lastige zaak. Als er al bouwgrond is wordt deze vaak tegen hoge prijzen aangeboden. Tegenwoordig mogen gemeenten via een voorkeursregeling wooncollectieven meer kans geven op bouwlocaties.

Figuur 3. Moestuin
Gemeente
Uiteraard maakt elk initiatief veel meer kans als een gemeente het ondersteunt. Met meedenken over beschikbare locaties (grond en/of gebouw), wet- en regelgeving (omgevingswet, bestemmingsplan en bouwvergunning), contacten met woningcorporaties en andere partijen, eventuele subsidies of hulp met financiering en vertrouwen. En last but not least morele steun: de bevestiging dat je als groep betekenisvol bezig bent.
… Geduld
Het is niet ongebruikelijk dat de doorlooptijd van eerste idee tot en met realisatie 10 jaar in beslag neemt. Er moeten dus volhouders en doorzetters in de groep zitten; mensen van de lange adem! En mensen die de groep bij elkaar weten te houden en het initiatief met, inderdaad, veel geduld, tot wasdom kunnen brengen (Cooplink, 2024). Initiatiefgroepen zijn van alle leeftijden; 20’ers en 30’ers maar ook senioren nemen initiatieven om het (samen)wonen zelf vorm te geven.
Maar als het lukt… dan heb je ook wat!
Wat we in onze praktijkverkenning veel optekenen: percepties als meer kwaliteit van leven en een verminderde zorgvraag!
Harde cijfers over rendement en resultaat van collectieve woonvormen zijn er helaas (nog) niet. Er zullen longitudinale studies nodig zijn om effecten wetenschappelijk verantwoord aan te kunnen tonen. Wat we in de praktijk zien is dat ‘iedereen’ overtuigd lijkt te zijn van de positieve effecten van samenwonen en omzien naar elkaar, op welbevinden en gezondheid.
Sociaal contact en langer zelfstandig en zelfredzaam leven, elkaar steunen en helpen, samen eten/koken en leuke activiteiten met elkaar ondernemen. Dat zijn de grootste voordelen van een woongemeenschap, volgens de deelnemers (50+ers) aan een onderzoek van de LVGO[1] (Landelijke Vereniging van Groepswonen voor Ouderen) uit 2019. Elkaar zo nodig zorg geven scoort ook hoog. Burenhulp -zoals boodschappen doen, koken en samen eten, vervoer naar ziekenhuis- is bevorderend voor zelfstandig (blijven) wonen. Emotionele steun en elkaar in noodgevallen tijdelijk opvangen wordt min of meer als vanzelfsprekend gezien door de respondenten. Maar er is een duidelijke grens aan wat bewoners in collectieve woonvormen voor elkaar kunnen en willen betekenen. Burenhulp is geen vervanging van mantelzorg door het eigen sociale netwerk en zeker niet van professionele zorg. Uitgangspunt is dat eenieder zijn of haar eigen zorg organiseert.
Uit het leven gegrepen citaten:
“Een onsje aandacht scheelt een kilo zorg” – Cees van Boven van Woonzorg Nederland
“Nu ik weet dat er mensen zijn die voor me kunnen zorgen als dat nodig is, heb ik minder zorgen” – uitspraak van een bewoonster van een woongroep
Ouderen en collectieve woonvormen in de praktijk
In de praktijk leidt ‘zo lang mogelijk thuis blijven wonen’ soms tot meer eenzaamheid en vormt het organiseren van passende ondersteuning en zorg regelmatig een uitdaging. Om deze redenen organiseren steeds meer ouderen zich met gelijkgestemden in collectieve woonvormen en binnen (voor)zorgcirkels en zorgkringen. Woning(bouw)corporaties en zorgorganisaties spelen hierop in door het ontwikkelen van nieuwe woonvormen met zorg- en verpleegplekken zoals de Thuisplusflats in Rotterdam en de Lang Leven Thuisflats in Amsterdam en Het Andere Wonen voor mensen met een zorgvraag. Denk ook aan nieuwe ‘hofjes’ voor ouderen; daar woont men letterlijk met ‘zicht’ op elkaar (Groot & Potjer, 2024).
Gezondheidseconoom Marcel Canoy ziet ‘zorgzame buurten’ als remedie voor de vergrijzende samenleving (Canoy, 2023). Volgens hem gaat het vaak niet om zorg maar om aandacht en hulp bij het organiseren van het dagelijks leven. Volgens Canoy valt zonder meer te verwachten dat zorgzame gemeenschappen leiden tot een daling van zorgkosten. “Ga maar na, ouderen die door de gemeenschap worden opgevangen gaan minder snel onnodig naar de huisarts en ontwikkelen ook minder (vage) somatische klachten. En als huisartsen ontlast kunnen worden doordat de buurt problemen opvangt, komt tijd vrij voor andere patiënten”. De baten van zorgzame gemeenschappen zijn volgens hem te vinden in zorg, arbeidsmarkt en woningmarkt.

Figuur 4. Woongemeenschap Boschgaard
Ondertussen schieten collectieve oplossingen voor individuele woonbehoeften als paddenstoelen uit de grond. In allerlei gemeenschappen regelen bewoners steeds meer zelf. Zoals in het dorp Austerlitz (in de gemeente Zeist) waar bewoners toestemming vroegen aan de gemeente om zorgwoningen te bouwen. In zes jaar tijd ontstond een gigantisch dorpshuis met vijfentwintig woningen (zeventien voor ouderen en acht voor starters). Bijna niemand hoeft meer naar een verpleeghuis in Zeist of elders; ouderen kunnen dankzij dit initiatief in hun vertrouwde omgeving blijven leven en wonen. Austerlitz Zorgt bespaart de gemeente Zeist veel geld en tijd. Wat het oplevert is meer levensgeluk en tevredenheid door mensen in een liefdevolle gemeenschap op te nemen.
In het wooncomplex Wij zijn Zuiderschans in Den Bosch wonen ouderen, mensen met dementie en jongeren samen. Zuiderschans is een initiatief van een woning(bouw)corporatie en een zorgorganisatie en telt 83 zelfstandige appartementen in de sociale huur voor 65-plussers en 44 studio’s voor ouderen met dementie. Ook wonen er twaalf buurtverbinders: huurders die zich twee dagen per week inzetten voor de gemeenschap. Zij organiseren sociale activiteiten zodat bewoners gemakkelijk met elkaar in contact komen. Denk aan soep maken en eten en wandelen.
Conclusie
De onderzochte praktijkcasussen onderschrijven de vooronderstelde positieve implicaties van collectief wonen. Er blijkt ‘winst’ te zijn als het gaat om duurzaamheid, samenredzaamheid en de gedeelde ruimtes, verantwoordelijkheden en voorzieningen bevorderen het omzien naar elkaar. Alhoewel het aantal onderzochte praktijkcasussen gering is, indiceren ze wel dat dit door ouderen als een duidelijke pré wordt ervaren.
Noten
- De LVGO en het platform ZorgsaamWonen ondersteunen woongemeenschappen met tips en suggesties over redzaamheid en zorgen voor elkaar.